Page 49 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
2
3
4
5
67
8
9
19
*
Voorvork
●
Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage.
√√√√
20
*
Schokdemperunit
●
Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage.
√√√√
21
*
Brandstofinjectie
●
Stel het stationair toerental en de
synchronisatie af.
√√√√√√
22
Motorolie
●
Verversen. (Zie pagina’s 3-8 en
6-11.)
√
Wanneer de indicator olieverversing knippert
●
Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielek-
kage.Elke 5000 km (3000 mi)
√
23
Oliefilterpatroon
●
Vervangen.
√√√
24
*
Koelsysteem
●
Controleer het koelvloeistofni-
veau en controleer de machine
op vloeistoflekkage.
√√√√√
●
Verversen. Elke 3 jaar
25
Kettingkastolie
●
Controleer de machine op olie-
lekkage.
●
Verversen.
√√√√
26
*
V-snaar
●
Vervangen. Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert [elke 20000 km (12000 mi)]
27
*
Voor- en achterrem-
schakelaar
●
Controleer de werking.
√√√√√√
28
Bewegende delen en
kabels
●
Smeren.
√√√√√
29
*
Gaskabelhuis en
gaskabel
●
Controleer de werking en speling.
●
Stel indien nodig de speling af.
●
Smeer het gaskabelhuis en de
gaskabel.
√√√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
Page 50 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU38262
OPMERKING
●
Motorluchtfilter en luchtfilters van V-snaarbehuizing
●
Het motorluchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht om beschadiging
te voorkomen.
●
Het motorluchtfilterelement moet vaker worden vervangen en de luchtfilterelementen van de V-snaarbehuizing moeten vaker wor-
den gereinigd bij rijden in zeer stoffige of vochtige gebieden.
●
Hydraulisch remsysteem
●
Ververs na het demonteren van de remhoofdcilinders en remklauwen altijd de remvloeistof. Controleer regelmatig de remvloeistof-
niveaus en vul de reservoirs indien nodig bij.
●
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
●
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
30
*
Lampen, richtingaan-
wijzers en schake-
laars
●
Controleer de werking.
●
Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
Page 51 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
2
3
4
5
67
8
9
DAU18771
Panelen verwijderen en
aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU45012
Paneel A
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder de drukclips.2. Trek de linker- en rechterbovenkant
van het paneel omhoog en verwijder
het paneel. Trek het paneel daarna
naar beneden zoals afgebeeld.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de drukclips aan.
1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
4. Paneel D
5. Paneel E
34
5
12
1. Paneel F
1. Paneel A
2. Drukclip
1
2
1
1. Paneel A
1
Page 52 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Paneel B
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder het paneel A.
2. Trek de rubberen kappen op beide
achteruitkijkspiegels omhoog en ver-
wijder de spiegels door de moeren te
verwijderen.
3. Verwijder de schroeven en trek dan
het paneel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng de achteruitkijkspiegels aan
door de moeren te monteren, breng
vervolgens de rubberen kappen op
beide spiegels weer op hun oude
plaats aan.
3. Breng het paneel A aan.
Paneel C
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek daarna het
paneel omhoog.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Paneel D
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het paneel C.
2. Verwijder de schroeven en trek daarna
het paneel naar achteren en omhoog.
1. Moer
2. Rubberafdekking
3. Achteruitkijkspiegel
1
32
1. Schroef
2. Paneel B
21
1
1. Schroef
2. Paneel C
2
1
Page 53 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
2
3
4
5
67
8
9
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng het paneel C aan.
Paneel E
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Paneel F
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
1. Schroef
2. Paneel D
2
1
1. Schroef1
1. Schroef
1
1
Page 54 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU19642
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door ver-
hitting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet doorhandvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)
Page 55 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
2
3
4
5
67
8
9
DAU1985B
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat hem twee minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
LET OP
DCA11290
Om het olieniveau te controleren moet
de motor koud zijn, anders wordt het ni-
veau verkeerd aangegeven.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder in
het carter.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpa-
troon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.5. Controleer de sluitring en O-ring op
beschadigingen en vervang deze in-
dien nodig.
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau1
32
1. Olievuldop
1. Olieaftapplug
1
1
Page 56 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING
Sla de stappen 6–8 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
6. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
7. Smeer een dun laagje schone motoro-
lie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKING
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
8. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.9. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
1. Olieaftapplug
2. O-ring
3. Ring
12
3
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
2
1
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12.3 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31.1 ft·lbf)
1