Page 41 of 94

5-1
2
3
4
56
7
8
9
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU45310
OPMERKING
Dit model is uitgerust met een hellings-
hoeksensor, waarbij de motor afslaat bij
kanteling. Om de motor na een kanteling
weer te starten zet u het contactslot eerst
op “OFF” en daarna op “ON”. Als u dat niet
doet zal de motor niet starten, ondanks dat
de motor wordt aangezwengeld als u op
de startknop drukt.
DAU36512
Starten van de motor
LET OP
DCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de ma-
chine in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-22 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes,
het volgende controlelampje en de
volgende indicatoren moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
●
Waarschuwingslampje motorstoring
●
ABS-waarschuwingslampje (voor
modellen met ABS)
●
Controlelampje startblokkering
●
Indicator V-snaarvervanging
●
Olieverversingsindicator
LET OP
DCA15022
Als een waarschuwingslampje, contro-
lelampje of indicator niet dooft, zie dan
pagina 3-3, 3-8, 3-9 of 3-6 voor een con-
trole van het circuit van het desbetref-
fende waarschuwingslampje of
Page 42 of 94

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
controlelampje of de desbetreffende in-
dicator.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken terwijl de voor- of achterrem
wordt bekrachtigd.
LET OP:
Trek
voor een maximale levensduur van
de motor nooit hard op als de motor
koud is!
[DCA11041]
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort moge-
lijk duren om de accu te sparen. Laat
de startmotor nooit langer dan tien se-
conden achtereen draaien.
DAU45091
Wegrijden
1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om
langzamer te gaan rijden.
1. Handgreep1
(a)(b)
Page 43 of 94

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
2
3
4
56
7
8
9
DAU16793
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10300
●
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.
●
Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.
●
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
●
Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
Voor
Achter
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
●
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
●
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
●
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
Page 44 of 94

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU16841
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU36531
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 4000
tpm maken.
LET OP:
Na 1000 km (600 mi)
moet de motorolie worden ververst en
moet de oliefilterpatroon of het oliefilte-
relement worden vervangen.
[DCA11282]
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 6000
tpm draaien.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.
LET OP
DCA10310
●
Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone
wijst.
●
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU17213
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10311
●
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
●
Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan de
machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.
●
Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-
den kunnen vatten.
Page 45 of 94

6-1
2
3
4
5
67
8
9
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
DAU17281
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities. Het is echter
mogelijk dat de intervalperioden voor on-
derhoud moeten worden verkort afhankelijk
van het weer, het terrein, de geografische
locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10321
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15121
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.
●
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
●
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-1 voor meer in-
formatie over koolmonoxide.
WAARSCHUWING
DWA10330
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Wan-
neer deze scooter wordt gebruikt in een
abnormaal stoffige, modderige of voch-
tige omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of te
worden vervangen om snelle slijtage
van de motor te voorkomen. Raadpleeg
een Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes.
DAU17391
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden on-
der het zadel. (Zie pagina 3-17.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Voor
de correcte uitvoering van bepaalde onder-
houdswerkzaamheden kan echter het ge-
bruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel vereist zijn.
OPMERKING
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
1. Helmborgkabel
2. Boordgereedschapsset
12
Page 46 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
werkzaamheden vereist zijn.
Page 47 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-3
2
3
4
5
67
8
9
DAU1770A
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING
●
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.
●
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf 10000 km (6000 mi).
●
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-
schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
1*
Brandstofleiding
●
Controleer de brandstofslangen
op scheurtjes of beschadigingen.
√√√√√
2*
Bougies
●
Controleer de conditie.
●
Reinigen en elektrodenafstand
afstellen.
√√
●
Vervangen.
√√
3*
Ventielen
●
Controleer de klepspeling.
●
Afstellen.Elke 40000 km (24000 mi)
4
Luchtfilterelement
●
Vervangen.
√√
5*
Luchtfilterelementen
in v-snaarbehuizing
●
Reinigen.
√√
●
Vervangen.
√√
6*
Voorrem
●
Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√√√√√√
●
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
7*
Achterrem
●
Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√√√√√√
●
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
Page 48 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8
Achterremblokkering
●
Controleer de werking.
●
Afstellen.
√√√√√√
9*
Remslangen
●
Controleer op scheurtjes en
beschadigingen.
√√√√√
●
Vervangen. Elke 4 jaar
10
*
Wielen
●
Controleer de speling en contro-
leer op beschadigingen.
√√√√
11
*
Banden
●
Controleer op slijtage en bescha-
digingen.
●
Vervang indien nodig.
●
Controleer de bandspanning.
●
Corrigeer indien nodig.
√√√√√
12
*
Wiellagers
●
Controleer op speling of bescha-
digingen.
√√√√
13
*
Balhoofdlagers
●
Controleer de lagers op speling
en oppervlakteruwheid.
√√√√√
●
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km (12000 mi)
14
*
Framebevestigingen
●
Controleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastge-
zet.
√√√√√
15
Scharnieras van
voorremhendel
●
Smeren met siliconenvet.
√√√√√
16
Scharnieras van ach-
terremhendel
●
Smeren met siliconenvet.
√√√√√
17
Zijstandaard, mid-
denbok
●
Controleer de werking.
●
Smeren.
√√√√√
18
*
Zijstandaardschake-
laar
●
Controleer de werking.
√√√√√√
NR. ITEMCONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)