FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
2
34
5
6
7
8
9
DAU14270
Verstellen van rugsteun
rijderzadel
De rugsteun van het rijderzadel kan worden
versteld naar de drie hier getoonde posities.
Verstel de rugsteun als volgt.
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-17.)
2. Verwijder de rugsteunbouten.3. Schuif de rugsteun naar voren of ach-
teren naar de gewenste positie.
4. Breng de rugsteunbouten aan en zet
ze stevig vast.
5. Breng het zadel aan.
DAU46300
Helmbevestiging
De helmbevestiging bevindt zich onder het
zadel. Naast de boordgereedschapsset is
een helmborgkabel aangebracht waarmee
een helm aan de helmbevestiging kan wor-
den bevestigd.
Om een helm aan de helmbevestiging te
bevestigen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-17.)
2. Haal zoals afgebeeld de helmborgka-
bel door de gesp aan de helmriem en
haak dan de kabellus over de helmbe-
vestiging.
3. Zorg ervoor dat de helmborgkabel het
gearceerde uitsteeksel niet raakt en
1. Rugsteun bestuurder
1
1. Rugsteun bestuurder
2. Bout
2
1
1. Gearceerd uitsteeksel
2. Helmborgkabel
3. Helmbevestiging
12 3
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
●
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
●
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
13. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-8.)
OPMERKING
Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus voor-
dat de intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet de indicator na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdstip voor olieverver-
sing weer correct wordt aangegeven.
DAU19996
Kettingkastolie
De kettingkastolie moet als volgt worden
ververst op de tijdstippen aangegeven in
het periodieke onderhouds- en smeersche-
ma.
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Verwijder het paneel E. (Zie
pagina 6-7.)
3. Zet een olieopvangbak onder de aan-
drijfkettingkast om de gebruikte olie op
te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit de kettingkast af te
tappen.
5. Installeer de aftapbout in de ketting-
kast en draai deze dan vast met het
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van
oliefilterpatroon:
2.80 L (2.96 US qt, 2.46 Imp.qt)
Met vervanging van
oliefilterpatroon:
2.90 L (3.07 US qt, 2.55 Imp.qt)
1. “CD” specificatie
2. “ENERGY CONSERVING II”
1
2
1. Olievuldop kettingkast
2. Aftapbout kettingkastolie
1
2
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU22731
Remvloeistof verversen
Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de oliekeerringen van de
hoofdremcilinders, de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lek of beschadigd
zijn.
●
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
●
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU23111
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
DAU23172
Smeren van voor- en
achterremhendels
Voorremhendel
Achterremhendel
De scharnierpunten van de voor- en achter-
remhendels moeten worden gesmeerd vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven
in het periodieke smeer- en onder-
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
nen beschadigen.
●
Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doe-
ken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.
●
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.
●
Bij scooters met een kuipruit: Ge-
bruik geen bijtende reinigingsmid-
delen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van dekuipruit om zeker te zijn dat geen
sporen achterblijven op de kuipruit.
Als de kuipruit krasjes vertoont,
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik op
kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, een mild rei-
nigingsmiddel en een zachte, schone spons
en spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of flessenborstel
voor moeilijk bereikbare plekken. Hardnek-
kig vastzittend vuil en insectenresten laten
gemakkelijker los als de bewuste plek alvo-
rens te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee wegen in
de winter worden bestrooid hebben in com-
binatie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.OPMERKING
In de winter gestrooid wegenzout kan nog
tot in de lente aanwezig blijven.1. Reinig de scooter met koud water en
zachte zeep nadat de motor is afge-
koeld.
LET OP:
Gebruik geen warm
water, dit versnelt de corrosieve
werking van het zout.
[DCA10791]
2. Breng met een spuitbus een corrosie-
werend middel aan op alle metalen de-
len, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo cor-
rosie te voorkomen.
Na reiniging
1. Droog de scooter met een zeemleren
lap of een vochtabsorberende doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaat-
systemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om nog achterge-
bleven vuil te verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen door
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
2
3
4
5
6
78
9
steenslag e.d. bij.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen alvo-
rens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA10941
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de contro-
le over de machine.
●
Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit. Reinig de
remschijven en remvoeringen in-
dien nodig met een normale rem-
schijfreiniger of aceton en spoel de
banden schoon met lauw water en
een mild reinigingsmiddel.
●
Test voor u de scooter in gebruik
neemt eerst de remwerking en het
weggedrag in bochten.
LET OP
DCA10800
●
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
●
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
●
Vermijd het gebruik van schurendepoetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
OPMERKING
●
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
●
Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van het
vocht.
DAU36551
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en dro-
ge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
LET OP
DCA10820
●
Als de scooter wordt gestald in een
slecht geventileerde ruimte of in
vochtige toestand wordt afgedekt
met een dekzeil, zal water en vocht
kunnen binnendringen en roestvor-
ming veroorzaken.
●
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerdere
maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
bilisatoradditief (indien verkrijgbaar)
toe om roestvorming in de tank en