Page 257 of 321

Onderhoud
30
7
INTERIEURFILTER (INDIEN VAN TOEPASSING)
Vervang het filter overeenkomstig het onderhoudsschema.
Vervang het element vaker dan in het onderhoudsschema is aangegeven als
de auto wordt gebruikt in gebieden metzeer veel stof of zand. (Raadpleeg"Onderhoudsschema bij gebruik onder
zware omstandigheden" in dit hoofdstuk.)
G170100AEN
Controle filter
Het interieurfilter moet elke 15.000 km
(10.000 mijl) vervangen worden. Als er
veelvuldig met de auto gereden wordt in
druk stadsverkeer of een stoffige
omgeving, moet het filter vaker worden
gecontroleerd en indien nodig worden
vervangen. Als u als eigenaar het filter
zelf wilt vervangen, volg danonderstaande procedure en let eropgeen andere onderdelen tebeschadigen. G170200ATQ
Filter vervangen
1. Open het dashboardkastje enverwijder de steun (1).
OPMERKING
Rijd niet met de auto wanneer het
luchtfilter verwijderd is; hierdoor
kan de motor overmatig slijten.
Zorg er om schade aan de motor te voorkomen voor dat bij hetverwijderen van het luchtfilter
geen stof en vuil in de luchtinlaat komt.
Gebruik een origineel HYUNDAI- onderdeel. Door het gebruik vanniet-originele HYUNDAI-
onderdelen kan de luchtmassameter ofturbocompressor beschadigdraken.OTQ077018
Page 258 of 321
731
Onderhoud
2. Verwijder bij een geopenddashboardkastje de nokken aan beide
zijden zodat het dashboardkastje
alleen nog maar aan zijn scharnierenhangt. 3. Verwijder de afdekkap van het
interieurfilter door het borgplaatje (1)
te draaien en vervolgens de luchtfilters
te verwijderen. 4. Verwijder het interieurfilter.
5. Plaats de onderdelen in omgekeerde
volgorde van verwijderen.
✽✽ AANWIJZING
Plaats het nieuwe interieurfilter op de
juiste manier. Als het filter isomgekeerd, zal het systeem veel lawaai
produceren en zal het filter mindereffectief zijn.
OTQ077019OTQ077020OTQ077021
Page 259 of 321

Onderhoud
32
7
RUITENWISSERBLADEN
G180100AUN
Controle bladen
✽✽ AANWIJZING
In de handel verkrijgbare hot wax zoals gebruikt in wasstraten bemoeilijkt het
reinigen van de voorruit.
Verontreiniging van de voorruit of de
ruitenwisserbladen door bepaalde
substanties kan het effect van de
ruitenwissers verminderen. Bekende
vormen van verontreiniging zijn insecten,
sap van bomen en hot wax-
behandelingen gebruikt in sommige
wasstraten. Indien de bladen niet goed
wissen, reinig dan zowel de ruit als de
bladen met een goedschoonmaakmiddel of een zacht
reinigingsmiddel en spoel grondig na met
schoon water. G180200AUN
Vervangen van bladen
Als de ruitenwissers de ruit niet langer
goed schoonmaken, kan het zijn dat ze
versleten of gescheurd zijn en dienen ze
te worden vervangen.
1JBA5122
OPMERKING
Gebruik geen benzine, petroleum,
thinner of andere oplosmiddelen inde buurt van de ruitenwisserbladen om beschadiging te voorkomen.
OPMERKING
Probeer de ruitenwissers nooit met de hand te bewegen om
beschadiging van de ruitenwisserarmen en van andereonderdelen te voorkomen.
OPMERKING
Het gebruik van niet-
voorgeschrevenruitenwisserbladen kan storingen en problemen veroorzaken.
Page 260 of 321
733
Onderhoud
G180201ATQ
Voorruitenwisserblad
1. Trek de ruitenwisserarm omhoog.2. Druk de vergrendeling in en schuif het
wisserblad omlaag. 3. Verwijder het wisserblad van de
ruitenwisserarm.
4. Plaats het ruitenwisserblad in de omgekeerde volgorde van het
verwijderen.
OPMERKING
Laat de ruitenwisserarm niet tegen
de voorruit klappen. Anders kan de voorruit barsten of breken.
1LDA50231JBA70381JBA7037
Page 261 of 321
Onderhoud
34
7
G180202AFD
Achterruitenwisserblad
(indien van toepassing)
1. Trek de ruitenwisserarm omhoog en verwijder het ruitenwisserblad. 2. Plaats het nieuwe ruitenwisserblad
door het middelste deel in de opening
van de ruitenwisserarm te steken tot
het ruitenwisserblad vastklikt.
3. Controleer of het ruitenwisserblad goed vastzit door er lichtjes aan te
trekken.
Laat de ruitenwisserbladen vervangen
door een officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur om schade aan de
ruitenwisserarmen en andere
componenten te voorkomen.
OEN076018OEN076019
Page 262 of 321

735
Onderhoud
G190100AUN
Voor een optimale werking van de accu
Zorg ervoor dat de accu altijd goedvastzit.
Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Houd de accupolen en de accupoolklemmen schoon, zorg ervoor
dat ze goed vastzitten en bescherm ze
met vaseline.
Spoel gemorst elektrolyt direct af met een oplossing van water en
natriumbicarbonaat (dubbel koolzuresoda).
Neem de accukabels los als u de auto gedurende een langere periode niet
gaat gebruiken.
WAARSCHUWING -
Gevaren accu
Lees de volgende
aanwijzingen voor het omgaan met de accu
zorgvuldig door.
Houd brandende sigaretten, vonken en open
vuur uit de buurt van de
accu.
Er bevindt zich altijd wat van het zeer licht
ontvlambare waterstof in
de accucellen. Dit kan
ontploffen.
Houd accu's buiten bereik
van kinderen, aangezien
accu's het zeer agressieve
zwavelzuur bevatten. Laataccuzuur niet in contact
komen met uw huid, uw
ogen, kleding en de lak vande auto.
(Vervolg)(Vervolg)Spoel uw ogen gedurendeten minste 15 minuten en
roep onmiddellijk medische
hulp in wanneer u elektrolyt
in uw ogen krijgt.
Was uw huid grondig
wanneer deze in aanraking
komt met elektrolyt. Roep
onmiddellijk medische hulpin wanneer u pijn of een
brandend gevoel heeft.
Draag een veiligheidsbril tijdens het opladen van en
het werken in de buurt van
accu's. Zorg altijd voorventilatie wanneer in een
afgesloten ruimte wordt
gewerkt.
(Vervolg)
BATTERY
OTQ077022
Page 263 of 321

Onderhoud
36
7
G190200AUN
Accu; laden van
Uw auto is uitgerust met een
onderhoudsvrije accu.
Laad de accu gedurende 10 uur met
behulp van een druppellader wanneer
de accu in een kort tijd leeggeraakt is
(doordat bijv. lampen of
interieurverlichting zijn blijven branden
terwijl de motor uit was).
Wanneer de accu geleidelijk ontlaadt door een hoge elektrische belasting
tijdens het rijden, moet dezegedurende 2 uur met een
stroomsterkte van 20 - 30 A opgeladen
worden.(Vervolg)
Bij het optillen van een accu meteen kunststof behuizing kan door
de druk accuzuur naar buiten
komen, waardoor persoonlijk
letsel optreedt. Houd bij hetoptillen uw handen aan de zijkant
van de accu.
Laad nooit een accu bij terwijl de accukabels nog aangesloten zijn.
Het ontstekingssysteem werkt met hoogspanning. Raak de
onderdelen van de ontstekingniet aan als de motor draait of hetcontact in stand ON staat.
Het niet in acht nemen van
bovenstaande waarschuwingenkan leiden tot ernstig letsel.WAARSCHUWING -
Laden van de accu
Neem bij het laden van de accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
De accu moet uit de auto worden verwijderd en in een goed
geventileerde ruimte geplaatst
worden.
Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt van de accu.
Houd de accu tijdens het laden in de gaten; beëindig het laden of
wijzig de laadstroom wanneer het
elektrolyt in de cellen begint te
borrelen of de temperatuur van
het elektrolyt hoger dan 49°C
(120°F) wordt.
Draag een veiligheidsbril wanneer u de accu tijdens het
opladen controleert.
Neem de acculader in de onderstaande volgorde los.
1. Zet de hoofdschakelaar van de acculader uit.
2. Neem de klem los van de minpool.
3. Neem de klem los van de pluspool.
Page 264 of 321
737
Onderhoud
G190300ATQ
Te resetten onderdelen
Te resetten onderdelen nadat de accu is
ontladen of na het weer aansluiten van
de accukabels.
Verwarmings- en ventilatiesysteem(zie hoofdstuk 4)
Klok (zie hoofdstuk 4)
Audio (zie hoofdstuk 4)
WAARSCHUWING
Schakel vóór het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan
de accu of het laden van de accu
alle elektrische verbruikers uit en
zet de motor af.
Neem de minkabel van de accu altijd eerst los en sluit de
minkabel van de accu altijd alslaatste weer aan.