Page 169 of 321

59
Rijden met uw auto
E050101AUN
Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden ingetrapt alvorens de
versnellingspook te verplaatsen en moet
daarna weer langzaam worden
losgelaten. Het koppelingspedaal moet
tijdens het rijden altijd geheel zijn
losgelaten. Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal rusten. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Laat de
koppeling ook niet gedeeltelijk in
aangrijping komen om de auto op een
helling op zijn plaats te houden. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Gebruik
de voetrem of de parkeerrem om de autoop een helling op zijn plaats te houden.
Trap het koppelingspedaal nietherhaaldelijk snel achter elkaar in.E050102AUN
Terugschakelen
Schakel in druk verkeer of bij het oprijden
van een steile helling terug voordat de
motor te hard moet werken. Door terug te
schakelen wordt de kans op afslaan
beperkt en kan beter worden
geaccelereerd wanneer u uw snelheid
weer op moet voeren. Als de auto op een
steile helling naar beneden rijdt, kan door
terug te schakelen een veilige snelheid
worden gehandhaafd en wordt
bovendien de levensduur van de
remmen verlengd.
WAARSCHUWING
Trek altijd de parkeerrem stevig aan en zet de motor af alvorens
de auto te verlaten. Zet de
transmissie vervolgens in de 1e
versnelling als de auto op een
vlakke ondergrond of opwaartse
helling staat, of schakel de
achteruitversnelling in als de
auto op een neerwaartse helling
staat. Als deze
voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde transmissie en
niet is voorzien van een
contactslot, kan de auto in
beweging komen en een ernstig
ongeval veroorzaken als de
motor wordt gestart zonder dat
het koppelingspedaal wordt
ingetrapt terwijl de parkeerremvrij is en de selectiehendel niet instand N staat.
Page 170 of 321

Rijden met uw auto
10
5
E050200AUN
Goede rijgewoonten
Laat de auto nooit in zijn vrij een
helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het afrijden
van een helling altijd in een versnellingstaan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Hiermee voorkomt u datde motor met een te hoog toerental
gaat draaien, hetgeen schadelijk kan
zijn voor de motor.
Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind. Dankunt u de auto beter onder controlehouden. Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat de
achteruit wordt ingeschakeld. Als dat
niet het geval is, kan de transmissie
beschadigd raken. Trap het
koppelingspedaal in, zet de
versnellingspook in de vrijstand, wacht
3 seconden en zet daarna de
versnellingspook in de achteruit.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat
geval vooral op bij het remmen,
gasgeven en schakelen. Op een glad
wegdek kan een abrupte
snelheidsverandering leiden tot verlies
van grip van de aangedreven wielen,
waardoor u de controle over uw auto
kunt verliezen.
WAARSCHUWING
Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen een
veel grotere kans op ernstigletsel dan inzittenden die hun
veiligheidsgordel wel dragen.
(Vervolg)
(Vervolg)
Pas uw snelheid aan voordat ueen bocht aansnijdt of gaat keren.
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
Meestal verliest de bestuurder de macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
Gooi het stuur niet om wanneer uw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
Houd u altijd aan de snelheidslimieten.
Page 171 of 321
511
Rijden met uw auto
E060000AENAUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De selectiehendel kan worden verplaatst zonder de vergrendelknop in te drukken.
Schakelaar O/D
Type A
Vergrendelknop, voorkomt bewegen van
de selectiehendel wanneer de knop niet
wordt ingedrukt.Vergrendelknop, voorkomt bewegen van
de selectiehendel wanneer de knop niet
wordt ingedrukt.
Automatische stand Sportstand
Als uw auto is uitgerust met een schakelblokkeersysteem, moet u het rempedaal intrappen
en de vergrendelknop indrukken als u de selectiehendel uit stand P wilt zetten.
Druk de vergrendelknop in om de selectiehendel te bewegen.
OTQ057006G/OTQ057006
Type B
Page 172 of 321

Rijden met uw auto
12
5
E060100ATQ
Bediening automatische transmissie
De automatische transmissie heeft 5 (of
4) versnellingen vooruit en 1 versnelling
achteruit.
De verschillende versnellingen worden
automatisch ingeschakeld, welke
versnellingen er beschikbaar zijn, is
afhankelijk van de stand van deselectiehendel.
✽✽
AANWIJZING
Het schakelen bij een nieuwe auto kan, als de accukabels losgenomen zijn
geweest, de eerste paar keer watschokkerig verlopen. Dat is een normaal
verschijnsel en na een paar keer
schakelen zal de TCM (Transaxle
Control Module) of de PCM
(Powertrain Control Module) hetschakelgedrag aanpassen.
Trap voor een soepele en veilige bediening het rempedaal in bij het overschakelen van stand N naar een
vooruitversnelling of deachteruitversnelling.
WAARSCHUWING -
Automatische transmissie
Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid
van anderen, in het bijzonder
kinderen, alvorens u detransmissie in stand D (Drive) of
R (Reverse) zet.
Controleer altijd of stand P is ingeschakeld, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit
voordat u de auto verlaat. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
OPMERKING
Geef, om schade aan de
transmissie te voorkomen, geengas wanneer stand R of een vande vooruitversnellingen is
ingeschakeld en het rempedaalingetrapt is.
Houd de auto bij stilstaan op een helling nooit op zijn plaats doorgas te geven. Gebruik de
bedrijfsrem of de parkeerrem.
Schakel niet van stand N of P in stand D of R wanneer hetmotortoerental hoger is dan het
stationaire toerental.
Page 173 of 321

513
Rijden met uw auto
E060101BTQ
Standen selectiehendel
De schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel geeft, als het
contact in stand ON staat, aan in welkestand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand P
wordt ingeschakeld.
In deze stand zijn de transmissie en de
aangedreven wielen geblokkeerd.R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit
te rijden. N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
geblokkeerd. De auto zal zelfs op de
kleinste helling wegrollen tenzij de
parkeerrem wordt aangetrokken of het
rempedaal wordt ingetrapt.Stand D (drive)
Dit is de normale stand voor het rijden in
voorwaartse richting. De transmissie
schakelt automatisch tussen de 5 (of 4)
versnellingen vooruit voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik bij optimale
prestaties.
Druk voor extra vermogen tijdens
inhaalmanoeuvres of het beklimmen van
een steile helling het gaspedaal volledig
in. Hierdoor zal de automatische
transmissie automatisch een lagere
versnelling kiezen.
✽✽
AANWIJZING
Laat de auto helemaal tot stilstand
komen alvorens de selectiehendel in ofstand D te zetten. WAARSCHUWING
Wanneer stand P tijdens het rijden wordt ingeschakeld,
blokkeren de aangedreven wielen
en raakt u de controle over deauto kwijt.
Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem. Zorg er altijd voordat de selectiehendel in stand Pstaat en dat de parkeerrem is
geactiveerd.
Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto.
OPMERKING
De transmissie kan beschadigd
raken wanneer u stand P tijdens het rijden inschakelt.
OPMERKING
Laat de auto helemaal tot stilstand
komen alvorens de selectiehendelin of uit stand R te zetten. Anderszou de transmissie kunnen
beschadigen, behalve onder de omstandigheden uitgelegd onder“Op eigen kracht lostrekken van deauto” in dit hoofdstuk.
Page 174 of 321

Rijden met uw auto
14
5
2 (Tweede versnelling, indien van toepassing)
Schakel stand 2 (tweede versnelling) in
voor meer vermogen bij het oprijden van
een helling en voor beter afremmen op
de motor bij het dalen. Als de
selectiehendel in stand 2 (tweede
versnelling) staat, zal de transmissie
automatisch schakelen tussen de 1e en
2e versnelling.
Stand L (Laag, indien van toepassing)
Zet de selectiehendel in deze stand
wanneer een maximale trekkracht nodig
is en bij het op- of afrijden van steilehellingen. O/D OFF-Functie
(indien van toepassing)
De overdrive kan worden in- en
uitgeschakeld door de O/D-knop in te
drukken.Als de overdrive is
uitgeschakeld, brandt het controlelampje
O/D OFF en wordt er geschakeld tussen
de 1e en 3e versnelling. De transmissie
zal pas naar de 4e versnelling schakelen
als de O/D-schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt.Bij het afrijden van een helling met de
transmissie in O/D(4e), kunt u snelheid
verminderen zonder het rempedaal in te
trappen door de knop O/D OFF in te
drukken.
Door nogmaals op deze schakelaar te
drukken wordt de O/D OFF-functie weer
uitgeschakeld.
Controlelampje O/D OFF
Dit lampje gaat branden als de O/D OFF-
functie is ingeschakeld.
OPMERKING
Overschrijd de geadviseerde
maximumsnelheden in 2 (2e versnelling) of L (laag) niet. Het overschrijden van de geadviseerde
maximumsnelheden in 2 (2eversnelling) of L (laag) kan leiden tot een overmatigehitteontwikkeling, waardoor de
automatische transmissiebeschadigd of defect kan raken.
OTQ057007G
Page 175 of 321
515
Rijden met uw auto
E060102BTQ Sportstand (indien van toepassing)
Zowel bij stilstaande als rijdende auto
kan de sportstand worden geselecteerd
door de keuzehandel van de stand "D" in
het handmatige vlak te drukken. Om
terug te keren tot de stand "D", moet de
keuzehandel in de hoofdvlak worden
teruggedrukt.
In de sportstand verloopt het
overschakelen tussen de versnellingen
eenvoudig en snel door de
selectiehendel naar voren en naar
achteren te bewegen. In tegenstelling tot
een handgeschakelde transmissie, kan
in de sportstand geschakeld worden
terwijl het gaspedaal ingetrapt is.OMHOOG(+) : Druk de handel eenmaal
naar voren om één
versnelling op te
schakelen.
OMLAAG (-) : Trek de handel eenmaal naar achteren om één
versnelling terug te
schakelen.
✽✽
AANWIJZING
Page 176 of 321

Rijden met uw auto
16
5
E060200AEN
Goede rijgewoonten
Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als
de selectiehendel van stand P of N in
een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P als de auto nog niet volledig tot
stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand R,
D wordt ingeschakeld.
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het rijden
altijd in een versnelling staan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Anders kan de lagere
versnelling misschien niet worden
ingeschakeld.
Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op stand P van de
transmissie om de auto op zijn plaatste houden. Wees vooral voorzichtig bij het rijden op
een gladde ondergrond. Let in dat geval
vooral op bij het remmen, gasgeven en
schakelen. Op een glad wegdek kan
een abrupte snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de
aangedreven wielen, waardoor u de
controle over uw auto kunt verliezen.
Voor de beste prestaties en een zo
laag mogelijk brandstofverbruik moethet gaspedaal met een gelijkmatige
beweging worden ingetrapt en wordenlosgelaten.
WAARSCHUWING
Als u met u auto vast komt te zitten
in de sneeuw, modder, zand, enz.,
kunt u proberen de auto weer los te
krijgen door afwisselend voor- en
achteruit te rijden. Doe dat echterniet als er mensen of obstakels in
de directe nabijheid van de auto
aanwezig zijn. Tijdens het voor- of
achteruitrijden kan de auto
plotseling naar voren of naar
achteren bewegen als de
aangedreven wielen weer grip
krijgen, waardoor personen letsel
kunnen oplopen of schade kanontstaan.
WAARSCHUWING
Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen een
veel grotere kans op ernstigletsel dan inzittenden die hun
veiligheidsgordel wel dragen.
Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaat keren.
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
Meestal verliest de bestuurder de
macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
Gooi het stuur niet om wanneer uw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
Houd u altijd aan de snelheidslimieten.