Page 65 of 123
TOEGANG TOT DE AUTO
62 -
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde: trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard.
Buitenzijde: druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
MOTORKAPSTEUN
Plaats de stang in de uitsparing om
de motorkap te ondersteunen.
Druk de stang in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.
BRANDSTOF TANKEN
Het tanken dient met afgezette mo-
tor te geschieden.
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.
Op een label staat de voorgeschre-
ven soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen op-
treden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 50 liter.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen.
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is.
Page 66 of 123

63
ZICHT
-
LICHTSCHAKELAAR
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe. Auto's met mistlampen vóór en
mistachterlicht (ring C)
Parkeerlichten Dim-/grootlichtAutomatisch
inschakelen van de
verlichting Mistachterlicht Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen naar
voren).
Opmerking: draai de ring twee stan-
den naar achteren om achtereen-
volgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Opmerking: wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld of
het dimlicht met de lichtschakelaar
wordt uitgeschakeld, blijven de mist-
lampen vóór, het mistachterlicht en
de parkeerlichten branden (draai de
ring naar achteren om de mistlam-
pen vóór uit te schakelen. De par-
keerlichten worden dan automatisch
uitgeschakeld).
Auto's met mistachterlicht
(ring B)
Het mistachterlicht werkt alleen in
combinatie met dimlicht en grootlicht.
Opmerking: wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld,
blijven het mistachterlicht en het
dimlicht branden (draai de ring naar
achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen. Het dimlicht en de par-
keerlichten worden dan automatisch
uitgeschakeld). De mistlampen vóór werken in com-
binatie met de parkeerlichten en het
dimlicht.
Lichten uit
Mistlampen vóór/mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht
worden ingeschakeld door de ring
naar voren te draaien en uitgeschakeld
door de ring naar achteren te draaien.
Het branden van de mistlampen wordt
aangegeven door een verklikkerlamp-
je op het instrumentenpaneel.
Geluidssignaal vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, het automatisch
inschakelen van de verlichting is uitge-
schakeld en het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal om aan
te geven dat de verlichting nog brandt.
Verlichting vóór en achter
Draai ring
A om de verlichting in te
schakelen.
Page 67 of 123

ZICHT
64 -
Follow me home
De parkeer- en dimlichten kunnen ge-
durende ongeveer 30 seconden blij-
ven branden als u de auto verlaat:
- zet het contact in de stand
STOP .
- zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- geef een lichtsignaal.
- verlaat en vergrendel de auto.AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld. Indien no-
dig moet u het dimlicht handmatig
inschakelen.
B i j d e a l e v e r i n g v a n d e a u t o i s d e z e
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de
sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtschakelaar meer dan
4 seconden ingedrukt.
Dek de lichtsensor, die aan de re-
gensensor is gekoppeld en zich in
het midden van de voorruit, achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting. Controle van werking
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-
kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Richtingaanwijzers Links: omlaag.
Rechts: omhoog. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting hand-
matig bedient, wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld
,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie is
een geluidssignaal te horen en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Page 68 of 123

ZICHT
64 -
Follow me home
De parkeer- en dimlichten kunnen ge-
durende ongeveer 30 seconden blij-
ven branden als u de auto verlaat:
- zet het contact in de stand
STOP .
- zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- geef een lichtsignaal.
- verlaat en vergrendel de auto.AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld. Indien no-
dig moet u het dimlicht handmatig
inschakelen.
B i j d e a l e v e r i n g v a n d e a u t o i s d e z e
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de
sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtschakelaar meer dan
4 seconden ingedrukt.
Dek de lichtsensor, die aan de re-
gensensor is gekoppeld en zich in
het midden van de voorruit, achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting. Controle van werking
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-
kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Richtingaanwijzers Links: omlaag.
Rechts: omhoog. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting hand-
matig bedient, wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld
,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie is
een geluidssignaal te horen en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Page 69 of 123