Page 97 of 123

91
ONDERHOUD
-
NIVEAUS CONTROLEREN
2 merktekens op de peil-
stok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit boven
dit merkteken uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van de be-
drijfszekerheid van de mo-
toren en de emissieregel-
systemen mogen in geen
geval additieven aan de mo-
torolie worden toegevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-
derhoudsboekje.
Opmerking: vermijd langdurig huidcon-
tact met afgewerkte olie. Deponeer af-
gewerkte olie in de daarvoor bestemde
containers bij het PEUGEOT-netwerk. Remvloeistofniveau:
De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschre-
ven intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking:
remvloeistof is een erg
bijtend en schadelijk middel. Vermijd
elk contact met de huid. Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Oliepeilstok
Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen. Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de motorventilateur. Wacht
voor werkzaamheden aan het koel-
systeem ten minste 1 uur nadat de
motor gedraaid heeft, omdat de mo-
torventilateur nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en het koelsysteem onder
druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
los en vul het systeem bij.
Opmerking:
de koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst.
Bij uitvoeringen voorzien van een
r o e t i l t e r k a n d e m o t o r v e n t i l a t e u r
bij afgezet contact nog (gaan) wer-
ken, zelfs bij koude motor. Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
F
Open het reservoir bij koude
motor (omgevingstemperatuur),
het vloeistofniveau dient boven
het MINI en dicht bij het MAXI
merkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door het PEUGEOT-netwerk
aanbevolen producten.
Voor een optimale reiniging en om
bevriezing te voorkomen, mag het
reservoir niet met water worden bij-
gevuld.
Motorolieniveau
F
Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1000 km.)
De controle dient bij koude motor en ho-
rizontaal geplaatste auto te geschieden,
met behulp van de olieniveaumeter in het
instrumentenpaneel of de oliepeilstok.
Page 98 of 123

ONDERHOUD
92 -
CONTROLES
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk. Gebruik uitsluitend de door
PEUGEOT aanbevolen
producten of gelijk
waardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van be-
langrijke organen als de stuurbe-
krachtiging en het remsysteem
te optimaliseren, worden door
P E U G E O T s p e c i i e k e p r o d u c t e n
geselecteerd en aangeboden.
Vermijd het schoonspuiten van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-
tank is het noodzakelijk het brand-
stofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in
de transparante slang onder de
motorkap ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Slijtage remschijven
Raadpleeg voor meer informatie over
de controle van uw remschijven het
PEUGEOT-netwerk. Oliefilter
V e r v a n g h e t o l i e i l t e r e l e m e n t p e r i o d i e k ,
volgens het onderhoudsschema.
Luchtfilter en interieurfilter
L a a t d e i l t e r s p e r i o d i e k v e r v a n g e n .
Als de omgeving daartoe aanlei-
d i n g g e e f t , m o e t e n d e i l t e r s t w e e
keer zo vaak worden vervangen. Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau con-
troleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het on-
derhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van
de belangrijkste niveaus en bepaal-
de onderdelen volgens het onder-
houdsschema van de constructeur.
Accu
Laat uw accu voor de winter contro-
leren door het PEUGEOT-netwerk.
Page 99 of 123

93
PRAKTISCHE INFORMATIE
-
Toegang tot het reservewiel en de
krik
Het reservewiel bevindt zich in een
metalen houder onder de bagage-
ruimte.
- Neem de wielsleutel 1 uit het
rechter zijpaneel van de
bagageruimte .
- Draai de bout van de reservewielhouder aan
de binnenzijde onder de
vloerbedekking met de
wielsleutel 1 los.
- Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren
en laat de reservewielhouder
zakken.
- Neem de doos met de krik 2 uit
het reservewiel.
WIEL VERWISSELEN
Wiel demonteren
- Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover
het te verwisselen wiel met de
doos van de krik.
- Verwijder de wieldop door de wielsleutel in de opening voor
het ventiel te steken en de
wieldop los te trekken.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de krik in één van de 4 daarvoor bestemde
kriksteunen E bij het te
verwisselen wiel onder de auto.
Controleer of het uiteinde van de
krik over het gehele oppervlak
steunt op de grond.
- Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en
verwijder het wiel.
Parkeren van de auto
- Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
- Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit
in (stand P bij een automatische
transmissie).
Page 100 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
94 -
Na het verwisselen van het wiel
- Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel h em met het reservewiel.
- Het noodreservewiel mag slechts tijdelijk worden gebruikt.
- Bandenspanning van het noodreservewiel: 4,2 bar.
- Maximumsnelheid met het noodreservewiel: 80 km/h. Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingen alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
- met aangetrokken handrem.
- de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld.
- blokkeer de auto met de doos van de krik.
- ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik st
eunt (gebruik bokken).
Page 101 of 123

95
PRAKTISCHE INFORMATIE
-
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGENPlaatsen van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een re-
servewiel met stalen velg is het nor-
maal dat bij het monteren de ringen
van de bouten de velg niet raken. Als
de bouten volledig zijn aangedraaid
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel. Antidiefstalbouten
Als de velgen zijn voorzien van anti-
diefstalbouten (één per wiel), dient u
eerst met behulp van het
gele gereed-
schap (in de doos aan de linkerzijde
van de bagageruimte) de chromen dop
en vervolgens de plastic huls te verwij-
deren alvorens de bout los te draaien
met behulp van de dopsleutel (in het
dashboardkastje) en de wielsleutel,
die zich in het rechter zijpaneel van de
bagageruimte bevindt.
Opmerking: noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauw-
keurig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-servicepunt een nieuwe
dopsleutel verkrijgen.
Montage van winterbanden
Indien u uw auto voorziet van win-
terbanden met stalen velgen, is het
noodzakelijk
speciale bouten te ge-
bruiken die verkrijgbaar zijn bij het
PEUGEOT-netwerk.
Sierdoppen
De bouten van de lichtmetalen vel-
gen zijn afgedekt met verchroomde
doppen.
Verwijder deze met de gele sleutel
4
alvorens de bouten los te draaien.
De sleutel 4 bevindt zich in het rech-
ter zijpaneel van de bagageruimte.
Page 102 of 123