Page 161 of 330

160
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Voor de elektrische aansluiting moet ge-
bruik worden gemaakt van een stan-
daard stekker, die op een goedgekeur-
de beugel wordt gemonteerd op de trek-
haak.
De elektrische verbinding moet tot stand
worden gebracht met een 7-polige stek-
ker die wordt voorzien van een 12V-voe-
dingsspanning (CUNA/UNI en ISO/DIN
normen); bij de montage moet rekening
worden gehouden met de aanwijzingen
van de fabrikant van de auto en/of van
de fabrikant van de trekhaak.
Een eventuele elektrische rem of ander
systeem (elektrische lier enz.) moet di-
rect door de accu worden gevoed via
een kabel met een doorsnede van ten
minste 2,5 mm
2. Het is naast de nor-
male elektrische aansluitingen alleen
toegestaan om een kabel voor een
eventuele elektrische rem en een ka-
bel voor een interieurlamp van de aan-
hanger met een vermogen van maxi-
maal 15W op de elektrische installatie
van de auto aan te sluiten.Montageschema fig. 4
De trekhaak moet op de aangegeven
punten
Øworden bevestigd met in taal
2 M10 bouten en 4 M12 bouten.
De bevestigingspunten (1) moeten
voorzien zijn van afstandsstukken van
Ø 25x6 mm.
De verstevigingsplaten (2) moeten ten
minste 4 mm dik zijn.
De verstevigingsplaten (3) moeten ten
minste 6 mm dik zijn.
WAARSCHUWINGTer hoogte van
de kogel van de trekhaak moet goed
zichtbaar een plaatje worden gemon-
teerd, met de voorgeschreven maten en
van het voorgeschreven materiaal met
daarop:
MAXIMALE KOGELDRUK 75 kg
Na de montage moeten de boutgaten
worden afgekit, zodat infiltratie van uit-
laatgas wordt voorkomen.
WAARSCHUWINGDe trekhaak
wordt aan de carrosserie bevestigd, boor
niet in de bumper.
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet aan de carrosserie
worden bevestigd door gespecialiseerd
personeel, die rekening houden met de
eventuele extra en/of aanvullende in-
formatie van de fabrikant van de trek-
haak.
De trekhaak moet aan de huidig gel-
dende normen voldoen onder verwijzing
naar Richtlijn 94/20/EG en de aan-
vullingen.
Bij elke uitvoering moet gebruik worden
gemaakt van een trekhaak die geschikt
is voor het gewicht dat door de auto ge-
trokken mag worden.
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 160
Page 162 of 330
161
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN
EN RIJDEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 4A0E0428m
ASSE POSTERIORE
a carico Sfera a norme
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 161
Page 163 of 330

162
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
normale omstandigheden of als lang op
de snelweg wordt gereden, lager dan
die van de standaard gemonteerde ban-
den. Daarom moeten de banden niet ge-
bruikt worden onder omstandigheden
waarvoor ze niet zijn bestemd.
WAARSCHUWINGAls u winter-
banden gebruikt waarvan de maximum
toegestane snelheid lager is dan de top-
snelheid van de auto (met een marge
van 5%), dan dient u in het interieur van
de auto een voor de bestuurder duide-
lijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te
plaatsen met de maximum toegestane
snelheid wanneer met die winterbanden
wordt gereden (overeenkomstig de EU-
normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden
en remmen en voor een betere be-
stuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde ban-
den.
Het Alfa Romeo Servicenetwerk kan u
adviseren welke band het meest ge-
schikt is voor het doel waarvoor u de-
ze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat en de ban-
denspanning van de winterbanden exact
aan de aanwijzingen die staan aange-
geven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van win-
terbanden verminderen aanzienlijk als
de profieldiepte minder is dan 4 mm. In
dat geval moeten ze worden vervangen.
Demaximumsnelheid
vanwinterbandenmet
deindicatie“Q”is160km/h;
metindicatie“T”is190
km/hh;metindicatie“H”i
s
120km/h;houdtualtijdaan
degeldendeverkeerswetge-
ving.
OPGELET
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 162
Page 164 of 330

163
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN
EN RIJDEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
WAARSCHUWINGOp het reserve-
wiel (waar voorzien) mag geen sneeuw-
ketting worden gemonteerd. Als een voor-
band (aangedreven wiel) lek is en met
sneeuwkettingen moet worden gereden,
dan moet een achterwiel op de plaats van
de lekke band worden gemonteerd (zorg
ervoor dat de voorgeschreven banden-
spanning zo goed mogelijk wordt bena-
derd) en het reservewiel op de plaats van
het achterwiel. Zo heeft u op de twee nor-
male aangedreven wielen waarop
sneeuwkettingen gemonteerd kunnen
worden, waardoor de auto is voorbereid
op een eventuele noodsituatie.SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het
land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen gemonteerd worden
(aangedreven wielen).
Controleer na enkele meters rijden of de
kettingen nog goed gespannen zijn.
Gebruik van dunne sneeuwkettingen:
gebruik voor de bandenmaten 205/55
R16” en 215/55 R16” uitsluitend dun-
ne sneeuwkettingen die maximaal 9
mm boven het profiel van de banden uit-
steken.
Het gebruik van sneeuwkettingen kan
ook verplicht zijn voor vierwielaange-
dreven auto’s.
Bijbandenmaat225/50
R17”kanuitsluitend
gebruikwordenge-
maaktvan“spikespider”
sneeuwkettinggen.
Houdbijgemonteerde
sneeuwkettingeneen
matigesnelheidaan;
rijdnietharderdan40
km/h.Vermijdkuilen,
stoeprand
enenandereobsta-
kelsenrijd,omdeautoenhet
wegdekniettebeschadigen,
geeenlangestukkenop
sneeuwvrijewegen.
OPGELET
Wijradenuaanomhet
ASRuitteschakelenals
sneeuwkettingenzijnge-
monteerd.DrukopdeASR/VD DC-
knop(ziedeparagr
aaf“ASR”in
hethoofdstuk“Dashboardenbe-
diening”).
Bijbandenmaat
235/45R18”kangeen
gebruikwordenge-
maaktvan
sneeuwkettingen
omdatdezehetspatschermra-
ken. Ookbi ijde3.2JTSuit-
voeringenmoetende
kettingenopdeVOOR-
WIE
LENwordengemonteerd.
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 163
Page 165 of 330

164
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de au-
to enkele maanden niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, dro-
ge en goed geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem is aan-
getrokken;
❒maak de minkabel van de accu los
en controleer de acculading. Gedu-
rende het stallen moet deze contro-
le iedere drie maanden worden her-
haald. Laad de accu als de optische
meter (waar voorzien) een donkere
kleur zonder groen midden aangeeft
(zie de paragraaf “Accu” in het
hoofdstuk “Voorzorgsmaatregelen
en onderhoud”);
❒maak de gespoten plaatdelen
schoon en behandel ze met een be-
schermende was;
❒reinig en bescherm de glimmen me-
talen delen met daarvoor geschikte
middelen;
❒smeer de wisserrubbers van de rui-
tenwissers voor en achter in met
talkpoeder en laat ze los van de ruit
staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of
een ademende kunststof hoes. Ge-
bruik geen dichte plastic hoes, om-
dat het in en op de auto aanwezi-
ge vocht dan niet kan verdampen;
❒breng de bandenspanning +0,5 bar
boven de normaal voorgeschreven
spanning en controleer deze regel-
matig;
❒als de accukabels niet worden los-
gekoppeld, controleer dan de accu-
lading elke maand en als de optische
meter een donkere kleur zonder
groen midden aangeeft, moet de ac-
cu worden opgeladen;
❒tap het koelsysteem van de motor
niet af.
WAARSCHUWINGAls de auto is
voorzien van een alarmsysteem, scha-
kel dit dan uit met de afstandsbedie-
ning.
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 164
Page 166 of 330

165
VEILIGHEID
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LL L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
AANGETROKKEN HANDREM................................. 166
REMBLOKSLIJTAGE............................................ 167
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ................. 167
STORING AIRBAG.............................................. 168
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD............. 168
TE HOGE KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUUR.................................................. 169
TE HOGE MOTOROLIETEMPERATUUR..................... 169
TE LAAG MOTOROLIENIVEAU............................... 170
TE LAGE MOTOROLIEDRUK/
ONVOLDOENDE OLIEKWALITEIT ........................... 170
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN ......... 170
PORTIEREN NIET GOED GESLOTEN........................ 171
GEOPENDE MOTORKAP....................................... 171
GEOPENDE BAGAGERUIMTE................................. 171
STORING INSPUITING /
STORING EOBD................................................. 171
STORING BEVEILIGINGSSYSTEEM/
UITSCHAKELING STUURSLOT .............................. 172
STORING ALARM/ INBRAAKPOGING/
ELEKTRONISCHE SLEUTEL NIET HERKEND .............. 172
KANS OP GLADHEID........................................... 173
VOORGLOEIEN/
STORING VOORGLOEISYSTEEM............................ 173
WATER IN BRANDSTOFFILTER .............................. 174
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
GEACTIVEERD.................................................. 174
STORING IN ABS............................................... 175STORING IN EBD............................................... 175
VDC ................................................................ 175
STORING HILL HOLDER....................................... 176
ASR (ANTIDOORSLIPREGELING)........................... 176
STORING BUITENVERLICHTING............................. 176
STORING REMLICHTEN....................................... 177
MISTACHTERLICHT............................................. 177
MISTLAMPEN.................................................... 177
BUITENVERLICHTING/FOLLOW ME HOME............. 177
DIMLICHTEN..................................................... 177
GROOTLICHT..................................................... 177
RICHTINGAANWIJZER LINKS................................ 177
RICHTINGAANWIJZER RECHTS.............................. 177
STORING SCHEMERSENSOR................................. 178
STORING REGENSENSOR..................................... 178
STORING PARKEERSENSOREN.............................. 178
BRANDSTOFRESERVE – BEPERKTE ACTIERADIUS .... 178
CRUISE-CONTROL............................................. 178
VERSTOPT ROETFILTER ...................................... 178
STORING ANTI-BEKLEMMINGSFUNCTIE RUITEN....... 179
TE LAAG RUITENSPROEIERVLOEISTOFNIVEAU ......... 179
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ..................... 179
STORING TPMS................................................. 179
BANDENSPANNING CONTROLEREN....................... 179
TE LAGE BANDENSPANNING ................................ 180
BANDENSPANNING NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID.................................................. 180
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 165
Page 167 of 330

166
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Zeer ernstige storingen
Deze worden op het display weergege-
ven gedurende een niet vastgestelde tijd,
waarbij andere weergaven op het display
worden onderbroken. Telkens als de sleu-
tel in het startsysteem wordt geplaatst,
wordt het bericht opnieuw weergegeven,
totdat de storing wordt opgeheven. De
cyclus kan worden onderbroken als de
knopMENUwordt ingedrukt: in dat ge-
val blijft het symbool dat de storing aan-
geeft zichtbaar rechtsonder op het dis-
play, totdat de oorzaak van de storing
is verholpen.
Ernstige storingen
Deze worden op het display weergege-
ven gedurende ongeveer 20 seconden
en verdwijnt vervolgens; het bericht ver-
schijnt telkens als de sleutel in het start-
systeem wordt geplaatst. Na de weer-
gavecyclus van ongeveer 20 seconden of
als de knop MENUwordt ingedrukt,
blijft het symbool dat de storing aangeeft
rechtsonder op het display weergegeven,
totdat de oorzaak van de storing is ver-
holpen.LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
De storingsberichten die op het display
verschijnen, zijn onderverdeeld in twee
categorieën: zeer ernstige storingen en
ernstige storingen.
Als een storingsbericht verschijnt, gaat
ook het lampje op het instrumentenpa-
neel branden (waar voorzien) en ver-
schijnt eventueel ook een waarschu-
wingsbericht
In enkele gevallen wordt de storing ge-
signaleerd en kan ook een (instelbaar)
geluidssignaal worden weergegeven.
Deze berichten zijn samenvattend en
waarschuwend en hebben het doel om
aan te sporen tot snelle actie van de be-
stuurder als er een storing van de auto
optreedt. Deze berichten moeten niet
als compleet en/of een alternatief voor
de informatie in het Instructieboekje
worden gezien; het instructieboekje
moet altijd aandachtig gelezen worden.
Houdt u bij een storing altijd aan de aan-
wijzingen die in dit hoofdstuk beschre-
ven worden.
TE LAAG REM-
VLOEISTOFNIVEAU
(rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het controlelampje (bij enkele uitvoe-
ringen verschijnt ook een bericht op het
display) gaat branden als het remvloei-
stofniveau in het reservoir onder het mi-
nimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de hand-
rem wordt aangetrokken.
Alshetlampjetijdens
deritgaatbranden,
danmoetwordengecontro-
leerdofdehandremnietis
aaangetrokken.Alshetl
ampje
blijftbrandenalsdehandrem
nietisaangetrokken,breng
dandeautoonm middellijktot
stilstandenwendtutothe
t
AlfaRomeoServicenetwerk.
OPGELET
x
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 166
Page 168 of 330

167
VEILIGHEID
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
VEILIG-
HEIDSGORDEL NIET
OMGELEGD (rood)
Bij stilstaande auto gaat het lampje con-
tinu branden als:
❒de bestuurdersgordel niet juist is om-
gelegd;
❒de passagiersgordel niet juist is om-
gelegd en zich een gewicht op de pas-
sagiersstoel bevindt;
❒de bestuurders- of de passagiersgor-
del worden afgedaan.
Bij een rijdende auto gaat het lampje on-
der dezelfde omstandigheden knipperen
en klinkt tegelijkertijd een geluidssignaal
(zoemer) gedurende een korte periode.
Vervolgens blijft het lampje continu bran-
den.
REMBLOKSLIJTAGE
(geel)
Het lampje (waar voorzien)
gaat branden (bij enkele uitvoeringen
wordt ook een bericht op het display
weergegeven) als de remblokken voor
zijn versleten; vervang in dat geval de
remblokken zo snel mogelijk.
WAARSCHUWINGDe auto is uit-
gerust met een slijtagesensor voor de
voorste remblokken; als deze moeten
worden vervangen, moeten ook de rem-
blokken achter worden gecontroleerd.
d<
De zoemer kan tijdelijk op de volgende
wijze worden uitgeschakeld:
❒leg de veiligheidsgordels voor om;
❒plaats de elektronische sleutel in het
startsysteem;
❒wacht langer dan 20 seconden en
korter dan 1 minuut en doe een van
de gordels af.
Hierdoor blijft de zoemer uitgeschakeld,
totdat de motor wordt uitgezet.
Wendt u voor het permanent uitschake-
len van dit systeem tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk. Het “signaleringssys-
teem niet omgelegde veiligheidsgordel”
kan uitsluitend m.b.v. het Setup-menu
van het display opnieuw worden inge-
schakeld (zie de paragraaf “Instelbaar
multifunctioneel display” in het hoofdstuk
“Dashboard en bediening”).
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 167