Page 65 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
2
3
4
5
67
8
9 Het luchtfilterelement in de v-snaar-
behuizing reinigen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel E.
(Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-6.)
3. Verwijder het luchtfilterdeksel op
de V-snaarbehuizing door de
schroeven te verwijderen.
4. Verwijder het luchtfilterelement in
de V-snaarbehuizing door de
schroeven te verwijderen.5. Geef een paar tikjes tegen het
luchtfilterelement in de V-snaarbe-
huizing om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het
nog achtergebleven vuil weg met
perslucht zoals getoond.6. Controleer het luchtfilterelement in
de v-snaarbehuizing op beschadi-
ging en vervang indien dat nodig
is.
7. Monteer het luchtfilterelement in
de V-snaarbehuizing door de
schroeven aan te brengen.
8. Monteer het luchtfilterdeksel van
de V-snaarbehuizing door de
schroeven aan te brengen.
LET OP:
DCA12940
Zorg ervoor dat het V-snaar filterele-
ment correct in de behuizing is ge-
plaatst.
9. Monteer het paneel.
10. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2
11(×5)1
1. Schroef
2. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
2
1
(×4)1
Page 66 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21381
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in) te bedragen
bij de gasgreep. Controleer de vrije
slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen
door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de lucht/
brandstof-verhouding kan veranderen
en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit
te voorkomen moet de klepspeling door
een Yamaha dealer worden afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en accessoi-
res dat voor dit model is vastge-
steld.
1. Vrije slag gaskabel
1
Page 67 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de vei-
ligheid van uw machine. Neem daar-
om de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbe-
laden machine kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig letsel.Zorg dat het totale gewicht van
de bestuurder, de passagier, de
bagage en de gemonteerde ac-
cessoires nooit het voorge-
schreven maximumlaadgewicht
voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spul-
len die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het
gewicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermel-
de limiet heeft bereikt, de band spijkers
of stukjes glas bevat of wanneer de
wang van de band scheurtjes vertoont,
moet de band onmiddellijk door een
Yamaha dealer worden vervangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb) :
Voor:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
90–194 kg (198–428 lb) :
Voor:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
194 kg (428 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1.6 mm (0.06 in)
12
Page 68 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
1
2
3
4
5
6
7
8
9
is voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer vervan-
gen. Rijden op een machine met
versleten banden is niet alleen
verboden, maar dit heeft ook
een averechts effect op de rij-
stabiliteit, waardoor u de machtover het stuur zou kunnen ver-
liezen.
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overge-
laten aan een Yamaha dealer,
die over de nodige vakkundige
kennis en ervaring beschikt.
DAU21990
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw motorfiets.
Voor elke rit moeten de velgran-
den worden gecontroleerd op
scheurtjes, verbuiging, kromheid
of andere schade. Laat ingeval
van schade het wiel door een
Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is.
Vervang een wiel dat vervormd is
of haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitge-
balanceerd. Een niet uitgebalan-
ceerd wiel zal mogelijk slecht
functioneren, of kan een slechte
wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot ge-
volg hebben.
Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het band-
oppervlak dient eerst te zijn
Voorband:
Maat:
120/80-14M/C 58S
Fabrikant/model:
IRC/MB67
DUNLOP/D305FL
Achterband:
Maat:
150/70-13M/C 64S
Fabrikant/model:
IRC/MB67
DUNLOP/D305L
Page 69 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
2
3
4
5
67
8
9
ingereden voordat het zijn optima-
le eigenschappen verkrijgt.
Draai na reparatie of vervanging
van de achterband de ventielmoer
en de borgmoer vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
DAU33451
Vrije slag voor- en
achterremhendel
Voor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels
mag geen vrije slag aanwezig zijn. Als
er toch een vrije slag is, laat dan een
Yamaha dealer het remsysteem in-specteren.
Aanhaalmomenten:
Ventielmoer:
1.5 Nm (0.2 m·kgf, 1.1 ft·lbf)
Borgmoer ventiel:
3.0 Nm (0.3 m·kgf, 2.2 ft·lbf)
Page 70 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU33473
Kabel van
achterremblokkeerhendel
afstellen
Als de achterremblokkeerhendel niet
goed functioneert, moet mogelijkerwijs
de kabel van de achterremblokkeer-
hendel worden afgesteld. Als de ach-
terremblokkeerhendel niet wordt
gebruikt, moet de lengte van de kabel
van de achterremblokkeerhendel bij de
achterremklauw 45 mm tot 47 mm
(1.77 in tot 1.85 in) bedragen. Contro-
leer de lengte van de kabel van de ach-
terremblokkeerhendel regelmatig enstel deze indien nodig als volgt bij.
Om de kabel van de achterremblok-
keerhendel langer te maken draait u de
stelmoer bij de achterremklauw in de
richting (a). Om de kabel van de achter-
remblokkeerhendel korter te maken
draait u de stelmoer in de richting (b).
WAARSCHUWING
DWA10650
Vraag een Yamaha dealer de afstel-
ling te doen als de juiste afstelling
niet haalbaar is volgens de beschre-
ven werkwijze.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achter-
rem moeten worden gecontroleerd op
slijtage volgens de intervalperioden
voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijta-
ge-indicatorgroeven, zodat het remblok
kan worden gecontroleerd zonder de
rem te hoeven demonteren. Let op de
slijtage-indicatorgroeven om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer
1. Stelmoer
2. Lengte kabel achterremblokkeerhendel
1
2
(a) (b)
1. Slijtage-indicatorgroef
11
Page 71 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
2
3
4
5
67
8
9
een remblok zover is afgesleten dat de
slijtage-indicatorgroeven vrijwel zijn
verdwenen, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te vervan-
gen.
DAU34210
Remblokken achterrem
Vraag een Yamaha dealer elk achter-
remblok op schade te controleren en
de remvoeringdikte te meten en laat in-
dien nodig de achterremblokken als set
vervangen.
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan
lucht het remsysteem binnendringen,waarna de remwerking mogelijk minder
effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor
minimumniveau staat en vul indien no-
dig bij. Een laag remvloeistofniveau
wijst mogelijk op verregaande rem-
blokslijtage en/of lekkage in het rem-
systeem. Als het remvloeistofniveau
laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lek-
kage.
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht:
Bij het controleren van het rem-
vloeistofniveau moet het boven-
vlak van het remvloeistofreservoir
horizontaal staan.
Gebruik uitsluitend de voorge-
schreven kwaliteit remvloeistof,
anders kunnen de rubber afdich-
tingen verslechteren en zo lekka-
ge en slechte remwerking
teweegbrengen.
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
1
1
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Page 72 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Vul bij met hetzelfde type rem-
vloeistof. Bij vermengen van ver-
schillende typen remvloeistof
kunnen schadelijke chemische
reacties optreden en kan de rem-
werking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreser-
voir kan binnendringen. Water zal
het kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat damp-
belvorming kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunst-
stof onderdelen aantasten. Veeg
gemorste remvloeistof steeds di-
rect af.
Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau gelei-
delijk verder dalen. Vraag echter
wel een Yamaha dealer om een in-
spectie als het remvloeistofniveau
plotseling sterk is gedaald.
DAU22730
Verversen van remvloeistof
Vraag een Yamaha dealer de remvloei-
stof te verversen volgens de intervalpe-
rioden voorgeschreven onder
OPMERKING in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Laat boven-
dien de olie-keeringen van de hoofd-
remcilinders en de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de in-
tervalperioden of wanneer ze lekken of
zijn beschadigd.
Oliekeerringen: Vervang elke twee
jaar.
Remslangen: Vervang elke vier
jaar.
DAU23100
Controleren en smeren van
kabels
De werking van alle bedieningskabels
en de conditie van alle kabels moet
voorafgaand aan elke rit worden ge-
controleerd en de kabel en kabeleinden
moeten indien nodig worden ge-
smeerd. Vraag een Yamaha dealer
een kabel te controleren of te vervan-
gen wanneer deze is beschadigd of
niet soepel beweegt.
WAARSCHUWING
DWA10720
Bij schade aan de buitenkabel kan
de goede werking van de kabel wor-
den belemmerd en kan de binnenka-
bel gaan roesten. Vervang een
beschadigde kabel zo snel mogelijk
om onveilige condities te voorko-
men.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie