Page 25 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
sleutels kunnen signaalstoring veroor-
zaken, waardoor de motor mogelijk niet
kan worden gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan
weer uit en probeer hem opnieuw
te starten met de standaardsleu-
tels.
3. Als de motor niet kan worden ge-
start met een of beide standaards-
leutels, breng dan het voertuig, de
codeersleutel en beide standaard-
sleutels naar een Yamaha dealer
en laat de standaardsleutels op-
nieuw coderen.
Als het multifunctionele display foutco-
des toont, noteer deze dan en vraag
een Yamaha dealer om het voertuig te
controleren.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toetsen “SELECT” en
“RESET” tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te
knipperen, drukt u op de toets “RE-
SET” om de uren in te stellen.3. Druk op de toets “SELECT” en de
minutenaanduiding zal gaan knip-
peren.
4. Druk op de toets “RESET” om de
minuten in te stellen.
5. Druk op de toets “SELECT” en laat
deze dan los om de klok te starten.
Door de toets “SELECT” minstens
twee seconden lang ingedrukt te
houden, wisselt de klokweergave
naar de omgevingstemperatuur-
weergave.
Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgeving-
stemperatuur vanaf –10 °C tot 50 °C in
stappen van 1 °C. De weergegeven
temperatuur kan afwijken van de om-
gevingstemperatuur. Door de toets
“SELECT” minstens twee seconden
lang ingedrukt te houden, wisselt de
omgevingstemperatuurweergave terug
naar de klokweergave.
OPMERKING:
Als de omgevingstemperatuur
daalt tot onder de –10 °C, wordt
een lagere temperatuur dan –10°C niet weergegeven.
Als de omgevingstemperatuur
stijgt tot boven de 50 °C, wordt een
hogere temperatuur dan 50 °C niet
weergegeven.
De nauwkeurigheid van de tempe-
ratuuraflezing kan worden bein-
vloed door langzaam rijden
(ongeveer onder 20 km/h (12.5 mi/
h)) of door het oponthoud bij ver-
keerslichten, spoorwegovergan-
gen etc.
Page 26 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12330
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Deze motor kan door een Yamaha
dealer worden uitgerust met een optio-
neel antidiefstal-alarmsysteem. Neem
contact op met een Yamaha dealer
voor nadere informatie.
DAU12343
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de kop-
lamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor
grootlicht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar
“/”
Druk deze schakelaar naar “ ” om af-
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3
4
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. Startknop “ ”
1
2
3
Page 27 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
2
34
5
6
7
8
9
slaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten
keert de schakelaar terug naar de mid-
denstand. Om de richtingaanwijzers uit
te schakelen wordt de schakelaar inge-
drukt nadat hij is teruggekeerd in de
middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een
claxonsignaal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor
start op “ ”. Zet deze schakelaar op
“ ” om de motor direct uit te schake-
len in een noodgeval, zoals wanneer
de machine omslaat of als de gaskabel
blijft hangen.
DAU12720
Startknop “”
Druk met de zijstandaard omhoog op
deze knop terwijl u de voor- of achter-
rem bekrachtigt om de motor te startenmet de startmotor.
LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
DAU12731
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt
voor het inschakelen van de alarmver-
lichting (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in
een noodgeval of om andere verkeers-
deelnemers te waarschuwen als uw
machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
LET OP:
DCA10060
Gebruik de alarmverlichting niet ge-
durende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
DAU12900
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de voorrem te be-
krachtigen.
1. Voorremhendel
1
Page 28 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12950
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan
de linkerstuurgreep. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te
bekrachtigen.
DAU12962
Achterremblokkeerhendel
Dit voertuig is uitgerust met een achter-
remblokkeerhendel waarmee het ach-
terwiel kan worden vergrendeld bij het
stilstaan voor verkeerslichten, spoor-
wegovergangen etc.
Blokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel naar
links totdat deze vastklikt.
Deblokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel te-
rug in de oorspronkelijke positie.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat het achterwiel niet
beweegt als de achterremblok-keerhendel wordt bekrachtigd.
Bekrachtig voor een veilige blok-
kering van het achterwiel eerst de
achterremhendel voordat u de
achterremblokkeerhendel naar
links beweegt.
WAARSCHUWING
DWA12361
Beweeg de achterremblokkeerhen-
del nooit naar links terwijl the voer-
tuig in beweging is, anders zou u de
macht over het stuur kunnen verlie-
zen of een ongeval kunnen veroor-
zaken. Zorg ervoor dat het voertuig
tot stilstand is gekomen voordat u
de achterremblokkeerhendel naar
links beweegt.
1. Achterremhendel
1
1. Achterremblokkeerhendel
1
Page 29 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
2
34
5
6
7
8
9
DAU13161
Tankdop
Openen van de tankdop
1. Open het paneel door de hendel
naar voren te schuiven en trek dan
de hendel omhoog.
2. Steek de sleutel in het slot en draai
hem rechtsom. Het slot wordt ont-
grendeld en de tankdop kan wor-
den verwijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Zet de uitlijnmerktekens tegenover
elkaar, steek de tankdop in de tan-
kopening en druk de dop omlaag.
2. Draai de sleutel linksom naar de
oorspronkelijke positie en neemhem dan uit.
3. Sluit het paneel.
WAARSCHUWING
DWA11120
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is aangebracht en
vergrendeld.
1. Deksel
2. Openingshendel
2 1
1. Tankdop
1. Lijn merktekens uit
1
1
Page 30 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU13210
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in
de brandstoftank aanwezig is. Vul de
brandstoftank tot onderaan de vulpijp
zoals getoond.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen
zodra deze warm wordt en uit-
zet.
Mors geen brandstof op een
heet motorblok.
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af
met een schone, droge en zachte
doek, de brandstof kan immers
schade toebrengen aan de lak of aan
kunststof onderdelen.
DAU33520
LET OP:
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Loodhoudende benzine veroor-
zaakt ernstige schade aan
inwendige motoronderdelen als
kleppen en zuigerveren en ook aan
het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op
het gebruik van normale loodvrije ben-
zine met een octaangetal van RON 91
of hoger. Als de motor gaat detoneren(pingelen), gebruik dan benzine van
een ander merk of gebruik loodvrije su-
perbenzine. Door loodvrije benzine te
gebruiken gaan bougies langer mee en
blijven de onderhoudskosten beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
21
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
14.0 L (3.70 US gal) (3.08 Imp.gal)
Page 31 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
2
34
5
6
7
8
9
DAU13440
Uitlaatkatalysator
Deze machine heeft een uitlaatkataly-
sator die gemonteerd is in de uitlaat-
demper.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de
motor heeft gedraaid. Controleer of
het uitlaatsysteem is afgekoeld alvo-
rens onderhoudswerkzaamheden
uit te voeren.
LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand
of andere schaderisico’s te voorko-
men.
Gebruik uitsluitend loodvrije
benzine. Bij gebruik van lood-
houdende benzine zal onher-
stelbare schade worden
toegebracht aan de uitlaatkata-
lysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals
op gras of op ander materiaaldat gemakkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aan-
een stationair draaien.
DAU34140
Zadels
Bestuurderszadel
Openen van het bestuurderszadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot
en draai hem dan linksom.
1. Bestuurderszadel
2. Duozadel
2 1
Page 32 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING:
Druk de sleutel niet in terwijl u deze
draait.
3. Klap het bestuurderszadel om-
hoog.Sluiten van het bestuurderszadel
1. Klap het bestuurderszadel omlaag
en druk dan aan om te vergrende-
len.
2. Neem de sleutel uit het contactslot
als de scooter onbeheerd wordt
achtergelaten.OPMERKING:
Controleer of het bestuurderszadel ste-
vig is vergrendeld alvorens te gaan rij-
den.
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
1. Open het bestuurderszadel.
2. Verwijder de bout en trek dan het
duozadel naar voren.Aanbrengen van het duozadel
1. Steek de uitsteeksels aan de voor-
zijde van het duozadel in de zadel-
bevestigingen zoals getoond,
plaats het duozadel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan
de bout aan.
1. Openen.
1. Bestuurderszadel
1
1
1. Duozadel
2. Bout
2 1