Page 9 of 98

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
bekend bent met de scooter en
zijn bediening.
Ongelukken worden vaak veroor-
zaakt door een fout van de scoo-
terbestuurder. Veel bestuurders
houden bij het ingaan van een
bocht een TE HOGE RIJSNEL-
HEID aan of rijden te lang rechtop
(onvoldoende schuinleggen bij de
bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd word genomen.
Neem altijd de maximum snel-
heid in acht en rijd nooit sneller
dan de wegcondities en het ver-
keer toestaan.
Geef altijd richting aan voordat u
afslaat of van rijstrook wisselt.
Zorg dat andere weggebruikers
u kunnen zien.
De zithouding van de bestuurder
en de passagier is belangrijk voor
een goede besturing.
De bestuurder moet tijdens het
rijden beide handen aan het
stuur houden en beide voeten
op de voetplaat, om zo de machtover het stuur te behouden.
De passagier hoort steeds de
bestuurder, de zadelband of de
handgreep, indien aanwezig,
met beide handen vast te hou-
den en beide voeten op de pas-
sagiersvoetsteunen te houden.
Neem nooit een passagier mee
die niet in staat is om beide voe-
ten stevig op de passagiersvoet-
steunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alco-
hol of andere drugs.
Deze scooter is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde we-
gen. De machine is niet bedoeld
voor off-road gebruik.
Beschermende kleding
Scooterongelukken met dodelijke af-
loop betreffen meestal hoofdletsel. Het
dragen van een helm is de belangrijk-
ste factor bij het voorkomen of reduce-
ren van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurde
helm.
Draag ook een gezichtskap of eenveiligheidsbril. De rijwind in uw
niet-afgeschermde ogen kan het
zicht verslechteren, zodat u geva-
ren te laat zou opmerken.
Door een jack, stevige schoenen,
een lange broek, handschoenen
e.d. te dragen verkleint u de kans
op schaafwonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding,
deze kan blijven haken aan scha-
kelhandgrepen of door de wielen
worden gegrepen en zo een onge-
val of letsel veroorzaken.
Raak nooit de motor of het uitlaat-
systeem aan terwijl de motor
draait. Deze onderdelen worden
zeer heet en kunnen zo brandwon-
den veroorzaken. Draag altijd be-
schermende kleding die uw
benen, enkels en voeten bedekt.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor pas-
sagiers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische
wijzigingen die niet door Yamaha zijn
Page 10 of 98

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1
goedgekeurd, of door originele onder-
delen te verwijderen, kan deze scooter
onveilig worden in het gebruik en ern-
stig persoonlijk letsel veroorzaken.
Door dergelijke wijzigingen kan het ge-
bruik van uw scooter ook onwettig wor-
den.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het
vervoer van bagage kan een negatief
effect hebben op de rijstabiliteit en het
weggedrag als hierdoor de gewichts-
verdeling van de scooter verandert.
Wees uiterst voorzichtig bij het monte-
ren van accessoires of het beladen van
uw scooter, om zo mogelijke ongeval-
len te vermijden. Pas extra op wanneer
u op een scooter rijdt die beladen is of
waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hier volgen enkele algemene richtlijnen
bij het beladen van de scooter of het
monteren van accessoires:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagier, accessoires en bagage mag
de maximale gewichtlimiet van 194 kg(428 lb) niet overschrijden. Let op het
volgende wanneer u tot deze gewichts-
limiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en
accessoires moet zo laag mogelijk
liggen en zo dicht mogelijk nabij de
scooter. Zorg dat het gewicht zo
gelijkmatig mogelijk aan beide zij-
den van de scooter wordt ver-
deeld, om zo onbalans of
instabiliteit te beperken.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voor-
doen. Controleer voordat u gaat rij-
den of accessoires en bagage
stevig aan de scooter zijn beves-
tigd. Controleer de bevestigings-
punten voor accessoires en
bagage regelmatig.
Bevestig nooit omvangrijke of
zware goederen aan het stuur, de
voorvork of het voorwielspatbord.
Dergelijke items kunnen een insta-
biel weggedrag of een te trage
reactie op het stuur veroorzaken.Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden
speciaal ontworpen voor montage aan
deze scooter. Yamaha is niet in staat
om alle overige leverbare accessoires
te testen. U bent dus zelf verantwoor-
delijk voor de juiste keuze, installatie en
gebruik van niet-Yamaha accessoires.
Wees zorgvuldig bij de keuze en instal-
latie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires
de onderstaande richtlijnen en die ver-
meld onder het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en ver-
voer nooit bagage als deze een
nadelige invloed hebben op de
prestaties van uw scooter. Inspec-
teer het accessoire zorgvuldig al-
vorens het te gebruiken, om zeker
te zijn dat het de grondspeling of
de hellinghoek op geen enkele
manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening be-
perkt of lampen of reflectors af-
dekt.
Accessoires die aan of nabij het
Page 11 of 98

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aëro-
dynamische effecten. Accessoi-
res aan het stuur of nabij de
voorvork moeten zo licht moge-
lijk zijn en tot een minimum wor-
den beperkt.
Omvangrijke accessoires kun-
nen door hun aërodynamisch ef-
fect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de scooter. De
scooter kan door rijwind worden
opgetild of bij zijwind instabiel
worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt
of door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodza-
ken de bestuurder om een an-
dere dan de normale zitpositie in
te nemen. Zo’n verkeerde zitpo-
sitie beperkt de bewegingsvrij-
heid van de bestuurder en kan
een comfortabele bediening hin-deren, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de ca-
paciteit van het elektrisch systeem
van de scooter te boven gaan, kan
zich een gevaarlijke elektrische
storing voordoen waardoor de ver-
lichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzi-
ne tankt.
Pas op en mors tijdens het tan-
ken geen benzine op de motor
of op het uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de
nabijheid bent van open vuur.
Start de motor nooit in een afge-
sloten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen al heel snel bewus-
teloosheid of dodelijk letsel
veroorzaken. Start de motor alleenin de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de
scooter onbeheerd achterlaat en
neem de sleutel uit het contactslot.
Let op het volgende als u de scoo-
ter gaat parkeren:
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen heet zijn, dus parkeer
de scooter op een plek waar
voetgangers of kinderen hiervan
geen hinder hebben.
Parkeer de scooter niet op een
helling of op een zachte onder-
grond, om omvallen te voorko-
men.
Parkeer de scooter niet nabij
een brandend toestel(bijv. een
petroleumkachel) of bij open
vuur, hij zou zo vlam kunnen
vatten.
Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt,
veel benzinedamp heeft ingea-
demd of benzine in uw ogen is te-
recht gekomen. Morst u benzine
Page 12 of 98

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
op uw huid of kleding, spoel de be-
wuste plek dan direct met zeepwa-
ter en trek andere kleding aan.
DAU10371
Andere aandachtspunten
voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wan-
neer u een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen
uiterst lastig zijn. Vermijd te hard
remmen, de scooter zou kunnen
slippen. Bedien de remmen rustig
wanneer u op een nat wegdek wilt
stoppen.
Minder snelheid bij het naderen
van een bocht of een afslag. Trek
langzaam op nadat u de bocht
hebt genomen.
Wees voorzichtig bij het passeren
van geparkeerde auto’s. Een be-
stuurder merkt u mogelijk niet op
en kan het portier openslaan in uw
rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de we-
genbouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. Minder
snelheid en passeer ze voorzich-
tig. Houd de scooter recht, anders
kan hij gaan schuiven.
De remvoeringen kunnen nat wor-
den bij het wassen van de scooter.
Controleer de remmen na het was-
sen van de scooter, voordat u gaat
rijden.
Draag steeds een helm, hand-
schoenen, een lange broek (taps
toelopend bij de enkel/omslag, om
flapperen te voorkomen), en een
felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel
bagage. Een overbeladen scooter
is onstabiel.
Page 13 of 98
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-6
1
Page 14 of 98
2-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
9 1
2
3
5
67
8
4
10
11
1. Koplamp (pagina 6-34)
2. Tankdop (pagina 3-13)
3. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-18)
4. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-18)
5. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
6. Zekeringen (pagina 6-32)
7. Accu (pagina 6-31)
8. Luchtfilterelement (links) (pagina 6-18)9. Oliefilterelement (pagina 6-12)
10. Middenbok (pagina 6-28)
11. Zijstandaard (pagina 3-19, 6-28)
Page 15 of 98
BESCHRIJVING
2-2
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
5 1
23
4
6
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Duozadel (pagina 3-15)
3. Bestuurderszadel (pagina 3-15)
4. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-16)
5. Radiator
6. Luchtfilterelement (rechts) (pagina 6-18)
Page 16 of 98
BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1345678
9 10 11 12
2
1. Achterremhendel (pagina 3-12)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-10)
3. Achterremblokkeerhendel (pagina 3-12)
4. Snelheidsmeter (pagina 3-4)
5. Multifunctioneel display (pagina 3-5)
6. Toerenteller (pagina 3-5)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-10)
8. Voorremhendel (pagina 3-11)9. Gasgreep (pagina 6-21)
10. Voorste opbergcompartiment B (pagina 3-18)
11. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
12. Voorste opbergcompartiment A (pagina 3-18)