Page 81 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-36
2
3
4
5
67
8
9
DAU34260
Gloeilamp achterste
richtingaanwijzer vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder stroomlijnpaneel C voor
het vervangen van de richtingaan-
wijzergloeilamp links of stroomlijn-
paneel D voor het vervangen van
de richtingaanwijzergloeilamp
rechts. (Zie pagina 6-6.)
3. Verwijder de lampfitting (samen
met de richtingaanwijzergloei-
lamp) door deze linksom te
draaien.
4. Verwijder de defecte gloeilamp
door deze in te drukken en linksomte draaien.
5. Breng een nieuwe gloeilamp aan
in de fitting, druk de lamp aan en
draai rechtsom tot hij stuit.
6. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze
rechtsom te draaien.
7. Breng het verwijderde stroomlijn-
paneel aan.
DAU34270
Gloeilamp in
kentekenverlichting
vervangen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B.
(Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder de kap en de lamplens
van de kentekenverlichting door
de schroeven los te halen.
3. Verwijder de defecte gloeilamp
door deze in te drukken en linksom
te draaien.
1. Fitting gloeilamp richtingaanwijzer
1
1. Lamplens kentekenverlichting
2. Afdekking van kentekenverlichting
3. Schroef
1
23
Page 82 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-37
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Breng een nieuwe gloeilamp aan
in de fitting, druk de lamp aan en
draai rechtsom tot hij stuit.
5. Monteer de lamplens en de kap
van de kentekenverlichting door
de schroeven aan te brengen.
6. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU25880
Problemen oplossen
Yamaha scooters ondergaan een gron-
dige inspectie voordat ze vanaf de fa-
briek op transport gaan, maar tijdens
gebruik kunnen toch storingen optre-
den. Problemen in de brandstof-, com-
pressie- of ontstekingssystemen
kunnen bijvoorbeeld de oorzaak zijn
van slecht starten of een afname in mo-
torvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is
een snelle en gemakkelijke werkwijze
weergegeven om deze vitale systemen
zelf te kunnen controleren. Ga met uw
scooter echter wel naar een Yamaha
dealer als reparaties nodig zijn, hier zijn
vakkundige monteurs aanwezig die be-
schikken over het benodigde gereed-
schap en de ervaring en vakkennis om
het nodige onderhoud aan de machine
correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha
vervangingsonderdelen. Niet-originele
onderdelen lijken misschien op
Yamaha onderdelen maar zijn toch
vaak van mindere kwaliteit en hebbeneen kortere levensduur, zodat dan la-
ter mogelijk toch dure reparaties nodig
zijn.
1. Gloeilamp
1
Page 83 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-38
2
3
4
5
67
8
9
DAU25921
Storingzoekschema’s
Startproblemen of slechte werking
van de motor
WAARSCHUWING
DWA10840
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
Controleer het
brandstofniveau in de
brandstoftank.1. Brandstof
Er is voldoende brandstof aanwezig.
Er is geen brandstof aanwezig.
Controleer de compressie.
Vul brandstof bij.
De motor start niet.
Controleer de compressie.
Bedien de elektrische
startknop.2. Compressie
Er is compressie.
Er is geen compressie.
Controleer de ontsteking.
Vraag een Yamaha dealer de
machine te controleren.
Verwijder de bougie en
controleer de elektroden.3. Ontsteking
Schoonvegen met een droge doek. Stel de
elektrodenafstand van de bougie af of vervang de bougie.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
De motor start niet. Vraag een
Yamaha dealer de machine te
controleren.
De motor start niet. Controleer de accu.
Bedien de elektrische
startknop.4. Accu
De motor draait snel rond.
De motor draait langzaam rond.
De accu is in orde.Controleer de aansluitingen van de
accukabels en laad de accu indien nodig.
DroogNat
Draai de gasgreep tot halverwege open
en bedien de elektrische startknop.
Page 84 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-39
1
2
3
4
5
6
7
8
9Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10400
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete
vloeistof en stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is
afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan
over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan
ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKING:
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de
voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
Page 85 of 98

7-1
2
3
4
5
6
78
9
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
DAU26090
Verzorging
De open constructie van een scooter
maakt de fraaie techniek beter zicht-
baar, maar de machine is hierdoor ook
meer kwetsbaar. Er kan sprake zijn van
roestvorming en corrosie, ook al zijn
hoogwaardige componenten gebruikt.
Een roestige uitlaatpijp valt bij een auto
niet zo op, bij een scooter is dit echter
nadelig voor de algehele aanblik. Re-
gelmatige en correcte verzorging is niet
alleen vereist volgens de garantiebepa-
lingen, maar verzekert ook een fraai ui-
terlijk van de scooter, verlengt de
levensduur en verbetert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemperopening af
met een plastic zak nadat de motor
is afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en af-
dekpluggen, ook de bougiedop-
pen, en alle elektrische stekkers
en aansluitingen stevig zijn beves-
tigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling,
zoals verbrande olie op het carter,met een ontvetter en een borstel,
maar gebruik dergelijke producten
nooit op afdichtingen, pakkingen
en wielassen. Spoel vuil en ontvet-
ter altijd af met water.
Reinigen
LET OP:
DCA10780
Vermijd het gebruik van sterke
en bijtende wielreinigingsmid-
delen, vooral bij spaakwielen.
Als dergelijke producten toch
worden gebruikt om hardnekkig
vuil los te maken, laat het reini-
gingsmiddel dan niet langer in-
werken dan is vermeld in de
gebruiksinstructies. Spoel het
betreffende gebied grondig
schoon met water, laat direct
drogen en breng daarna een
corrosiewerende spray aan.
Bij verkeerd reinigen kunnen de
kuipruit, de stroomlijnpanelen,
framepanelen en andere kunst-
stof delen worden beschadigd.
Gebruik alleen een zachte,
schone doek of een spons metzachte zeep en water om kunst-
stof delen te reinigen.
Gebruik geen bijtende chemi-
sche reinigingsmiddelen op
kunststof delen. Vermijd het ge-
bruik van doeken of sponzen
die in contact zijn geweest met
bijtende of schurende reini-
gingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of
corrosieremmers, remvloeistof,
antivries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreini-
gers of stoomreinigers, omdat
dan op de volgende plaatsen
water kan doordringen en zo
schade kan ontstaan: afdichtin-
gen (van wiel- en achterbrugla-
gers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (ka-
belstekkers, messtekkers, in-
strumenten, schakelaars en
verlichting), beluchtings- en
ontluchtingsslangen.
Bij scooters met een kuipruit:
Page 86 of 98

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9gebruik geen bijtende reini-
gingsmiddelen of harde spon-
zen, deze veroorzaken dofheid
en laten krasjes achter. Sommi-
ge reinigingsmiddelen voor
kunststof laten eveneens kras-
jes achter op de kuipruit. Test
het product op een klein,
niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat
geen sporen achterblijven op de
kuipruit. Als de kuipruit krasjes
vertoont, breng dan na wassen
een hoogwaardige polish voor
gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte
zeep en een zachte, schone spons en
spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of een fles-
senborstel op moeilijk bereikbare plek-
ken. Hardnekkig vastzittend vuil en
insectenresten laten gemakkelijker los
als de bewuste plek alvorens te reini-
gen een paar minuten met een vochti-
ge doek wordt bedekt.Na rijden in regen, aan de kust of op
bepekelde wegenZilte zeelucht en wegenzout waarmee
wegen ’s winters worden bestrooid
hebben in combinatie met water een
zeer corrosieve werking; handel daar-
om als volgt na een rit in een regenbui,
nabij de kust of op bepekelde wegen.OPMERKING:
’s Winters gestrooid wegenzout kan
nog tot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water
en zachte zeep nadat de machine
is afgekoeld.
LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit ver-
sterkt de corrosieve werking van het
zout.
2. Breng met een spuitbus een corro-
siewerend middel aan op alle me-
talen delen, ook op verchroomde
en vernikkelde componenten, om
zo corrosie te voorkomen.
Na reiniging
1. Droog de scooter met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrij-
stalen delen te doen glanzen, ook
het uitlaatsysteem. (Zelfs thermi-
sche verkleuringen op roestvrijsta-
len uitlaatsystemen kunnen door
oppoetsen worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend mid-
del aan te brengen op alle metalen
delen, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo
corrosie te voorkomen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel
nog achtergebleven vuil te verwij-
deren.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij
veroorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen al-
Page 87 of 98

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
2
3
4
5
6
78
9
vorens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA10940
Controleer of er geen olie of was
op de wielen of de remmen zit.
Reinig de remschijven en rem-
voeringen indien nodig met een
normale remschijfreiniger of
aceton en spoel de banden
schoon met lauw water en een
mild reinigingsmiddel.
Test voor u de scooter in ge-
bruik neemt eerst de remwer-
king en het weggedrag in
bochten.
LET OP:
DCA10800
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwij-
der overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit
aan op rubber of kunststof de-
len, behandel deze met een
daartoe bestemd verzorgings-
middel.
Vermijd het gebruik van schu-rende poetsmiddelen, deze tas-
ten de lak aan.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
DAU36560
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig
tegen stof met een luchtdoorlatende
stallinghoes.
LET OP:
DCA10820
Als de scooter wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte
of in vochtige toestand wordt af-
gedekt met een dekzeil, zal wa-
ter en vocht kunnen
binnendringen en roestvorming
veroorzaken.
Voorkom corrosie door de ma-
chine niet te stallen in een voch-
tige kelder, een stal (i.v.m. de
aanwezigheid van ammoniak-
damp) en in een opslagruimte
voor sterke chemicaliën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meer-
dere maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de para-
graaf “Verzorging” in dit hoofdstuk.
Page 88 of 98

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
2. Vul de brandstoftank en voeg een
stabilisatoradditief (indien verkrijg-
baar) toe om roestvorming in de
tank en achteruitgang van de
brandstof te voorkomen.
3. Voer de volgende stappen uit om
de cilinder, de zuigerveren etc. te
beschermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedop en de
bougie.
b. Giet een theelepel motorolie in
het bougiegat.
c. Breng de bougiedop aan op de
bougie en leg dan de bougie
zodanig op de cilinderkop dat
de elektroden aan massa lig-
gen. (Dit voorkomt vonken tij-
dens de volgende stap.)
d. Laat de motor een paar keer
ronddraaien op de startmotor.
(De cilinderwand wordt zo geo-
lied.)
e. Haal de bougiedop los van de
bougie en breng dan de bougie
en de bougiedop weer aan.
WAARSCHUWING
DWA10950
Om schade of letsel door vonkvor-
ming te voorkomen, moeten de bou-
gie-elektroden aan massa liggen
terwijl de motor wordt rondgedraaid.
4. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels
en pedalen en van de zijstan-
daard/middenbok.
5. Controleer de bandspanning en
corrigeer deze indien nodig en
breng dan de scooter omhoog zo-
dat beide wielen los van de grond
zijn. Een andere mogelijkheid is de
wielen elke maand iets te draaien,
zodat de banden niet op één ge-
deelte sterker achteruitgaan.
6. Dek de uitlaatdemper af met een
plastic zak om te voorkomen dat
vocht kan binnendringen.
7. Verwijder de accu en laad deze
volledig bij. Berg de accu op een
koele en droge plek op en laad
hem eens per maand bij. Berg de
accu niet op een zeer warme ofkoude plek op [minder dan 0 °C
(30 °F) of meer dan 30 °C (90 °F)].
Zie pagina 6-31 voor meer infor-
matie over het opbergen van de
accu.
OPMERKING:
Verricht eventueel noodzakelijke repa-
raties alvorens de scooter te stallen.