Page 49 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
2
3
4
5
67
8
9
9*
Remslangen
Controleer op scheurtjes en beschadigingen.
√√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
10
*
Wielen
Controleer de speling en controleer op beschadigin-
gen.
√√√√
11
*
Banden
Controleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
√√√√ √
12
*
Wiellagers
Controleer op speling of beschadigingen.
√√√√
13
*
Balhoofdlagers
Controleer de lagers op speling en oppervlakteruw-
heid.
√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
14
*
Framebevestigingen
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig
zijn vastgezet.
√√√√ √
15
Zijstandaard, midden-
bok
Controleer de werking.
Smeren.
√√√√ √
16
*
Zijstandaardschakelaar
Controleer de werking.
√√√√√ √
17
*
Voorvork
Controleer op een correcte werking en olielekkage.
√√√√
18
*
Schokdemperunits
Controleer op een correcte werking en olielekkage.
√√√√
19
*
Elektronisch brandsto-
finjectiesysteem
Stel het stationair toerental af.
√√√√√ √
20
Motorolie
Verversen. (Zie pagina’s 3-5 en 6-12.)
√
Wanneer de indicator olieverversing knippert
(elke 5000 km)
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.Elke 5000 km
√
21
Oliefilterelement
Vervangen.
√√√
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
Page 50 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU34490
OPMERKING:
De luchtfilters dienen vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en
de remvloeistof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
22
*
Koelsysteem
Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
23
Versnellingsbakolie
Controleer de machine op olielekkage.
√√ √
Verversen.
√√√√√ √
24
*
V-snaar
Vervangen.Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert
(elke 20000 km)
25
*
Voor- en achterremscha-
kelaar
Controleer de werking.
√√√√√ √
26
Bewegende delen en
kabels
Smeren.
√√√√ √
27
*
Gaskabelhuis en gaska-
bel
Controleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√√√√ √
28
*
Lampen, richtingaanwij-
zers en schakelaars
Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
Page 51 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
2
3
4
5
67
8
9
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in
dit hoofdstuk moeten de afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepa-
neel moet worden verwijderd of aange-
bracht.
DAU34281
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Open het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Verwijder de drukclips in het ach-
terste opbergcompartiment en trek
dan het stroomlijnpaneel los zoals
getoond.OPMERKING:
De drukclip wordt losgehaald door met
een schroevendraaier de pen op het
midden in te drukken en dan de druk-
clip los te trekken.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng
dan de drukclips aan.OPMERKING:
Om de drukclip te bevestigen wordt de
pen teruggedrukt zodat deze uitsteekt
uit de kop van de drukclip; steek dan de
drukclip in het stroomlijnpaneel en druk
de uitstekende pen naar binnen tot
deze gelijk ligt met de kop van de clip.
2. Sluit het bestuurderszadel.
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de schroeven.
1. Paneel A
2. Stroomlijnpaneel C
3. Stroomlijnpaneel A
4. Stroomlijnpaneel B
5. Paneel B
6. Stroomlijnpaneel E
2
3
4
5
6 1
1. Stroomlijnpaneel D
1
1. Drukclip
2. Stroomlijnpaneel A
1
2
Page 52 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
2. Verwijder het stroomlijnpaneel zo-
als getoond.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan deschroeven aan.
Stroomlijnpanelen C en D
Verwijderen van een stroomlijnpaneel
1. Verwijder de stroomlijnpanelen A
en B.
2. Verwijder het duozadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Verwijder de handgreep door de
bouten van de handgreep en de
flensbussen te verwijderen.
4. Verwijder het afdekplaatje van de
schroeven door dit los te trekken.5. Verwijder de schroeven en neem
dan het stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng
dan de schroeven aan.
1. Stroomlijnpaneel B
2. Schroef
1. Stroomlijnpaneel B
1
2
1
1. Bout van handgreep
2. Flensbus
3. Handgreep
1(×4)
3
1
2(×4)
2
1. Afdekplaatje schroeven
1. Schroef
1
1
1
Page 53 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
2
3
4
5
67
8
9
2. Monteer het afdekplaatje van de
schroeven door dit in de oorspron-
kelijke positie te plaatsen.
3. Bevestig de handgreep door de
flensbussen en bouten van de
handgreep aan te brengen.
4. Installeer het duozadel.
5. Bevestig de stroomlijnpanelen A
en B.
Stroomlijnpaneel E
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Trek de voetplaatmatten aan lin-
kerzijde omhoog zoals getoond.2. Verwijder de schroeven in het
stroomlijnpaneel.
3. Trek het stroomlijnpaneel iets om-
laag en vervolgens naar buiten,
zoals getoond in de afbeelding.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de lippen aan het stroomlijn-
paneel in de sleuven zoals ge-
toond in de afbeelding en breng
dan de schroeven aan.
2. Plaats de voetplaatmatten aan de
Aanhaalmoment:
Bout van handgreep:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16.6 ft·lbf)
1. Voerplaatmat linkerzijde
1. Schroef
1
1(×4)
1. Stroomlijnpaneel E
1. Lipje
1
1(×13)
1
Page 54 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
linkerzijde weer in de oorspronke-
lijke positie.
DAU34290
Paneel A
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder de bouten.
2. Trek het paneel los zoals getoond.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bouten aan.
Paneel B
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek dan het
paneel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven aan.
1. Bout
2. Paneel A
2
1
1. Paneel B
2. Schroef
1. Schroef
2. Paneel B
21
12
Page 55 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
2
3
4
5
67
8
9
DAU34171
Controleren van de bougie
De bougie is een belangrijk motoron-
derdeel dat gemakkelijk te controleren
is. Door hitte en aanslag slijten bougies
op de lange duur. Daarom moeten bou-
gies worden verwijderd en gecontro-
leerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Boven-
dien kan aan het uiterlijk van de bougie
de conditie van de motor worden afge-
lezen.
De bougie verwijderen
1. Open het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Trek de mat van het opbergcom-
partiment omhoog en verwijder
dan de bougiekap door de schroe-
ven los te halen.3. Verwijder de bougiedop.
4. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in
de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isola-
tor rondom de centrale elektrode
van de bougie een middeldonkere
tot lichte kleur vertoont (de ideale
kleur bij normaal gebruik van de
machine).
OPMERKING:
De motor is misschien defect als de
bougie een duidelijk andere kleur
heeft. Probeer dergelijke problemen
niet zelf vast te stellen. Laat in plaats
daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting
1. Bodembekleding opbergcompartiment
2. Bougiekap
3. Schroef
1. Bougiedop
1
2
3(×3)
1
1. Bougiesleutel
1
Page 56 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
van de elektroden en op overmati-
ge koolstof- of andere aanslag.
Vervang indien nodig de bougie.
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met
een draadvoelmaat. Stel de af-
stand indien nodig af volgens de
specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bou-
giepakking en het pasvlak en ver-wijder eventueel vuil uit de
schroefdraad van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast
met het correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar
is, wordt de bougie correct vastgezet
door handvast te zetten en dan nog 1/
4–1/2 slag verder te draaien. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het
juiste aanhaalmoment worden aange-
draaid.
4. Installeer de bougiedop.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de bougiekabel is vast-
gemaakt in de slangklem zoals aange-
geven.5. Monteer de bougiekap door de
schroeven aan te brengen.
6. Plaats de mat van het opbergcom-
partiment in de oorspronkelijke po-
sitie.
7. Sluit het bestuurderszadel.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)
1. Bougiedop
2. Bougiekabelklem
1
2