Page 49 of 164
347Bediening
• Schokdemper achter instel-
len door de stelschroef 1
met een schroevendraaier te
verdraaien.
Voor het verhogen van de
demping:•Stelschroef 1 in richting van
de pijl H draaien.
Voor het verlagen van de
demping:
•Stelschroef 1 in richting van
de pijl S draaien.
Basisinstelling voor sologe-
bruik:
•Stelschroef 1 in richting van
de pijl H tot de aanslag
draaien.
•Stelschroef 1 anderhalve
slag in richting van de pijl S
draaien.
Het instelbereik omvat
drieëneenhalve omwen-
telingen van de stelschroef. De
basisinstelling is bedoeld voor
een motorfiets met een volle
tank en een persoon van
85 kg.cNiet optimale instellingen
van veervoorspanning en
demping verslechteren het
rijgedrag van uw motorfiets.
Demping van de veervoor-
spanning aanpassen.c
ESA
SU
Met behulp van de elektroni-
sche rijwielinstelling ESA kunt
u de volgende instellingen
uitvoeren:
aan het voorwiel:
– Demping uitgaande slag
aan het achterwiel:
– Demping in- en uitgaande
slag
– Veervoorspanning
Page 50 of 164
Bediening348
Instelling oproepen• Contact aanzetten.
•Toets1 kort bedienen.
» De actuele instelling wordt
weergegeven.2Ingestelde demping
3Ingestelde
veervoorspanning
Wordt de toets 1 langer dan
twee seconden niet bediend,
verdwijnt de weergave weer.
Schokdemper instellenEr zijn drie instellingen moge-
lijk die op het display2 als
volgt worden weergegeven: Comfort
zachte demping
Normaal
gemiddelde demping
Sport
harde demping
• Contact aanzetten.
•Toets1 kort bedienen.
» Actuele instelling wordt
weergegeven.
•Toets1 steeds éénmaal kort
bedienen.
» Uitgaande van de actuele
stand worden achtereenvol-
gens weergegeven:
Page 51 of 164
349Bediening
–Comfort
– Normaal
–Sport
Wordt de toets1 langer dan
één seconde niet meer
bediend, dan worden de dem-
pers op de weergegeven
stand ingesteld.
Tijdens het instellen knippert
de weergave.Veervoorspanning
instellenDe veervoorspanning kan niet tij-
dens het rijden worden versteld. Er zijn drie instellingen moge-
lijk die op het display3 als
volgt worden weergegeven:
Solo
Solo met bagage
Met passagier
(en bagage)• Motor starten.
• Toets1 kort bedienen.
» Actuele instelling wordt
weergegeven.
• Toets1 steeds één keer
langer dan 1 seconde
bedienen.
» Uitgaande van de huidige
stand worden achtereenvol-
gens weergegeven:
– Solo
– Solo met bagage
– Met passagier (en bagage)
Page 52 of 164
Bediening350
Wordt de toets1 langer dan
één seconde niet meer
bediend, dan wordt de veer-
voorspanning zoals aangeduid
ingesteld. Tijdens het instellen
knippert de weergave.WielenBandenspanning
controleren
Verkeerde bandenspan-
ning verslechtert de
rijeigenschappen en kan tot
ongevallen leiden.
Zorgen voor correcte
bandenspanning.c
Verkeerde bandenspan-
ning vermindert de
levensduur van de banden.
Zorgen voor correcte
bandenspanning.cDe voorgeschreven banden-
spanningen vindt u in de
technische gegevens (
b 128).
Een ventiel heeft de nei-
ging bij hoge snelheden
door de centrifugaalkracht
vanzelf open te gaan.
Om een plotseling banden-
spanningsverlies te voorko-
men op het achterwiel een
metalen ventieldopje met
rubber afdichting gebruiken en
dit goed aandraaien.c
Page 53 of 164
451Rijden
Veiligheidsaanwijzingen ............... 52
Veiligheidscontrole ....................... 54
De eerste rit ................................... 54
Vóór het starten............................. 55
Starten ............................................ 58
Rijden ............................................. 60
Inrijden ........................................... 60
Schakelen ...................................... 61
Motorfiets op de
zijstandaard plaatsen.................... 63
Motorfiets van de
zijstandaard afhalen...................... 65
Motorfiets op de
middenstandaard
OA
zetten .......... 67
Motorfiets van de
middenstandaard
OA
drukken ....... 69Benzine .......................................... 69
Remsysteem .................................. 70
Page 54 of 164

Rijden452
Veiligheidsaanwij-
zingenSnelheidBij het rijden met hoge snelhe-
den kunnen verschillende
omstandigheden het rijgedrag
van de motorfiets negatief
beïnvloeden:
– instelling van het veer- en
dempersysteem
– ongelijkmatig verdeelde
bagage
– losse kleding
– te lage bandenspanning
– slecht bandenprofiel
–etc.
Correct beladen
Overbelading kan de
rijstabiliteit van de
motorfiets beïnvloeden.
Maximaal toelaatbaar
totaalgewicht en de maximaal
toelaatbare wiellasten
(
b 139) niet overschrijden.cAlcohol en drugs
Reeds kleine hoeveelhe-
den alcohol of drugs kun-
nen uw waarnemings-,
beoordelings- en beslissings-
vermogen evenals uw reflexen
aanzienlijk beïnvloeden. Het
gebruik van medicijnen kan
deze invloeden nog verder
versterken.
Ga niet meer rijden als u
alcohol, drugs en/of medicij-
nen heeft gebruikt.c
Kans op vergiftigingUitlaatgassen bevatten het
kleur- en geurloze maar giftige
koolmonoxide.
Het inademen van uitlaat-
gassen is schadelijk voor
de gezondheid en kan leiden
tot bewusteloosheid of zelfs
de dood.
Uitlaatgassen niet inademen.
Laat de motor niet in een
afgesloten ruimte draaien.cHoogspanning
Het aanraken van onder
spanning staande delen
van het ontstekingssysteem bij
draaiende motor kan tot elek-
trische schokken leiden.
Bij draaiende motor geen on-
derdelen van het ontstekings-
systeem aanraken.c
Page 55 of 164

453Rijden
KatalysatorAls door overslaan van de
motor onverbrande benzine in
de katalysator terechtkomt, is
er kans op oververhitting en
beschadiging.
Neem daarom de volgende
punten in acht:
– Benzinetank niet leegrijden.
– Laat de motor nooit draaien
met losgetrokken bou-
giestekker.
– Zet het contact direct af als
de motor overslaat.
– Alleen loodvrije benzine
tanken.
– Houd de voorgeschreven
onderhoudsbeurten beslist
aan.Onverbrande benzine be-
schadigt de katalysator
onherstelbaar.
De punten ter bescherming
van de katalysator in acht
nemen.c
BrandgevaarDe uitlaat kan zeer heet
worden.
Komen licht ontvlambare
materialen (bijv. hooi, bla-
deren, gras, kleding, bagage
enz.) in aanraking met de hete
uitlaat, dan kunnen deze vlam
vatten.
Erop letten dat geen licht
ontvlambare materialen met
de hete uitlaat in contact
komen.cAls de motor langere tijd
stationair draait zonder
dat wordt gereden, dan is de
koeling ontoereikend en kan
de motor oververhit raken. In
extreme gevallen kan de mo-
torfiets in brand vliegen.
Laat de motor niet onnodig
stationair draaien. Na het
starten direct wegrijden.c
Manipulatie van de
motorelektronica
regeleenheid
Manipulatie van de moto-
relektronica-regeleen-
heid kan tot schade aan de
motorfiets en daardoor tot
ongevallen leiden.
De motorelektronica-rege-
leenheid niet manipuleren.c
Page 56 of 164

Rijden454
Manipulaties aan de
motorelektronica-rege-
leenheid kan tot mechanische
belastingen leiden, waarop de
onderdelen van de motorfiets
niet berekend zijn. Bij schades
die hierdoor veroorzaakt zijn,
vervalt de garantie.
De motorelektronica-rege-
leenheid niet manipuleren.c
VeiligheidscontroleVóór iedere ritGebruikt u de navolgende
controlelijst, om voor elke rit
belangrijke functies, instellin-
gen en slijtagegrenzen te
controleren. Controlelijst–Remwerking (
b 94)
– Remvloeistofpeil (b 93)
– Werking van de koppeling
(
b 94)– Koppelingsvloeistofpeil
(
b 94)
– Werking van de controle
en waarschuwingslampen
(b 18)
– Demperinstelling (
b 46, 48)
en veervoorspanning (b 49)
–Velgen (
b 96), profieldiepte
(
b 96) en bandenspanning
(b 50)
– Belading, totaalgewicht
(b 139)
– Goede bevestiging van het
bagagesysteem
Met regelmatige tussenpozen:
– Motoroliepeil (bij iedere
tankstop) (
b 88)
– Remblokken (elke 2e/3e
tankstop) (b 92, 92)
De eerste ritVeilig omgaan met uw
motorfietsIedere motorfiets heeft zijn
eigen "karakter" dat u moet
leren kennen:
– Acceleratievermogen
– Wegligging
– Bochtengedrag
– Remcapaciteit
Ook moet de motor tijdens
de eerste 1000 km worden
ingereden (
b 60).
Informatie over het
BMW Integral ABS vindt u
vanaf (
b 71).