Page 57 of 104

6-12
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1
5. Plaats een opvangbak onder de
motor en verwijder de koelvloeistof-
aftapbout.
1. Aftapbout
1
6. Maak de koelvloeistofslang los van
de koelvloeistof-expansietank en
laat de koelvloeistof uit de tank weg-
lopen.
7. Laat alle koelvloeistof weglopen en
spoel het koelsysteem grondig door
met kraanwater.
8. Vervang de sluitring van de koel-
vloeistof-aftapbout als deze bescha-
digd is en draai de aftapbout vast
met het voorgeschreven aantrekkop-
pel.
1. Slang van de expansietank
Aantrekkoppel:
Koelvloeistof-aftapplug:
8 Nm (0,8 m
0kg)
9. Maak de koelvloeistofslang weer
vast.
10. Giet de aanbevolen koelvloeistof in
de radiateur, totdat deze vol is.
DC000080
<>
Te hard water (te veel kalk) of zout
water zal de motor beschadigen. Als u
geen zacht water kunt vinden, kunt u
gedestilleerd water gebruiken.
Aanbevolen koelvloeistof:
Hoogkwalitatieve
ethyleen-glycol antivries met
anti-corrosie middel voor
aluminium motoren.
Mengverhouding koelvloeistof/water:
1:1
Totale hoeveelheid:
1,05 L
Inhoud expansietank:
0,35 L
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 13
Page 58 of 104

6-13
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
2
1
4
5
3
1. Dop van het expansievat
2. Stopper
3. Stopperbout
4. Merkteken voor maximum-niveau
5. Merkteken voor minimum-niveau
11. Breng de radiateurdop weer aan en
draai deze vast.
12. Laat de motor enkele minuten draai-
en. Stop de motor en controleer het
koelvloeistofpeil in de radiateur. Als
het peil aan de lage kant is, vul dan
koelvloeistof bij tot aan de vulhals
van de radiateur.
13. Vul de expansietank met koelvloei-
stof tot het voorgeschreven peil.
14. Doe de dop weer op de expansiet-
ank en controleer het koelsysteem
op lekkage.
OPMERKING:
Als u sporen van lekkage vindt, vraag dan
een Yamaha dealer om het koelsysteem
te inspecteren.
15. Breng de stroomlijnkap, het radia-
teurdeksel en het zadel weer aan.
1
DAU01476*Luchtfilter
Het luchtfilter dient op de aangegeven
tijdstippen te worden gereinigd. Als u veel
op stoffige wegen of in erg natte gebie-
den rijdt, reinig dit dan vaker dan aanbe-
volen.
1. Verwijder het zadel.
2. Verwijder de stroomlijnkap A en B.
(Zie blz. 6-7 voor het verwijderen en
installeren van de stroomlijnkap.)
3. Verwijder de bout van de benzine-
tank.
4. Til de voorkant van de benzinetank
omhoog en verschuif deze zo dat u
bij de behuizing van het luchtfilter
kunt. (Koppel de benzineslangen
niet los.)
1. Bout
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 14
Page 59 of 104

6-14
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DW000071
X@
8Ondersteun de brandstoftank
zorgvuldig tijdens deze procedu-
re.
8Til de brandstoftank niet te ver op
en trek er niet te hard aan want de
brandstofslang-aansluitingen
kunnen in zulke gevallen los
raken waardoor brandstoflekka-
ges kunnen optreden.
1
2
2
1. Relais (´2)
2. Schroef (´7)
5. Verwijder de relais en de schroeven
waarmee het deksel van de luchtfil-
ter-behuizing vast zit.
1
1. Luchtfilter
6. Verwijder het luchtfilter element uit
de behuizing en reinig dit met een
oplosmiddel. Verwijder, na het reini-
gen, al het oplosmiddel uit het lucht-
filter door dit voorzichtig tussen uw
beide handen samen te drukken.
7. Breng de aanbevolen olie aan op het
gehele oppervlak van het luchtfilter
en pers de overtollige olie uit het
luchtfilter. Het luchtfilter dient nat te
zijn maar niet te druipen.
8. Plaats het luchtfilter element weer in
de behuizing.
9. Breng de onderdelen die u verwijdert
heeft voor toegang tot het luchtfilter
weer aan. Aanbevolen olie: 2-takt motorolie
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 15
Page 60 of 104

6-15
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DC000082
<>
8Zorg dat het luchtfilter naar beho-
ren in de luchtfilter-behuizing zit.
8Laat de motor nooit lopen zonder
dat het luchtfilter geïnstalleerd is.
Dit kan leiden tot bijzonder snelle
slijtage van cilinders en/of zui-
gers.
DW000131
X@
Let op dat de brandstofslangen en de
vacuümslang juist zijn aangesloten en
goed vastzitten, zonder knik of wrin-
ging in de slang. Als er een slang
beschadigd is, dient u die te vervan-
gen.
DAU00629
Afstelling van de carburateur
De carburateur is een bijzonder belangrijk
onderdeel van de motor. De afstelling
ervan dient bijzonder nauwkeurig te
geschieden. Het verdient aanbeveling om
deze afstelling over te laten aan uw
Yamaha dealer die de nodige kennis van
zaken heeft en over ruime ervaring
beschikt. Het hieronder beschreven routi-
ne-onderhoudswerk kunt u echter zelf uit-
voeren.
DC000094
<>
De carburateur is na vele tests in de
Yamaha fabrieken afgesteld.
Veranderen van de afstellingen kan lei-
den tot slecht lopen van de motor en
zelfs tot beschadiging hiervan.
ba
1
DAU00632
Afstelling stationair toerental
1. Start de motor en laat deze enkele
minuten lang warmdraaien met een
toerental van 1.000 à 2.000 tpm.
Laat de motor af en toe met een wat
hoger toerental lopen 4.000 à 5.000
tpm. De motor is warm als deze snel
op de beweging van de gasgreep
reageert.
2. Stel het stationair toerental nu op het
voorgeschreven toerental af, door de
gasstopschroef te verdraaien. Draai
de schroef in de richting aom het
toerental te verhogen en draai de
schroef naar bom het toerental te
verlagen.
1. Gasstopschroef
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 16
Page 61 of 104
6-16
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING:
Als u het toerental niet op de voorge-
schreven waarde krijgt, raadpleeg dan
een Yamaha dealer.
Standaard stationair toerental:
1.300 ~ 1.500 tpm
1.400 ~ 1.500 tpm
(Alleen A, CH)
DAU00634
Afstelling van de gaskabel
OPMERKING:
Alvorens de speling van de gaskabel af te
stellen, dient u het stationair-toerental af
te stellen.
De gaskabel-speling kunt u afstellen door
de afstelmoer te verdraaien totdat de juis-
te speling van de gashendel is verkregen.
a. Speling
a
Speling:
3 ~ 5 mm
2 1
b
a
1. Draai de borgmoer los.
2. Draai de afstelmoer in de richting a
voor meer speling, of in de richting
bom de speling te verminderen.
3. Draai de borgmoer weer aan.
1. Vergrendelmoter
2. Afstellmoer
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 17
Page 62 of 104

6-17
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU00647Banden
Neem de volgende punten in acht om een
optimale prestatie, lange levensduur en
veilig gebruik van de banden te waarbor-
gen:
Bandenspanning
Kontroleer de bandenspanning en stel
deze af voordat u gaat rijden.
DW000082
X@
De bandenspanning dient gemeten te
worden als de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omgevings-
temperatuur. De bandenspanning is
afhankelijk van het totale gewicht van
de bagage, de bestuurder, de mede-
passagier, overige accessoires
(stroomlijnkappen, zadeltassen, enz. -
monteer nooit accessoires die niet zijn
goedgekeurd voor deze motorfiets) en
de snelheid van de motorfiets.
DW000083
X@
Een juiste verdeling van het gewicht is
van groot belang voor een goede weg-
ligging, juist reageren op het remmen,
balans en veiligheid in het algemeen.
Zorg ervoor dat bagage die u vervoert,
goed vast zit zodat deze niet kan gaan
schuiven. Plaats de zwaarste voorwer-
pen in het midden van de motorfiets
en verdeel het gewicht gelijkmatig
over rechter- en linkerzijde. Stel de
voorbelasting van de schokbrekers in
aan de hand van het totale gewicht en
breng de bandenspanning ook op de
juiste waarde. OVERLAAD UW
MOTORFIETS NOOIT. Overschrijdt
nooit het totaal toegestane gewicht
van bagage, bestuurder, medepassa-
gier, overige accessoires (stroomlijn-
kappen, zadeltassen, enz. - monteer
nooit accessoires die niet zijn goedge-
keurd voor deze motorfiets). Een te
zwaar beladen motorfiets kan leiden
tot beschadiging van de banden, een
ongeluk en ernstige verwondingen.
* Belasting is het totale gewicht van bagage, bestuur-
der, mede-passagier en accessoires.
Maximale belasting*180 kg179 kg (CH, A)
Bandenspanning bij
Voor Achter
koude banden
175 kPa 200 kPa
Belasting tot 90 kg* (1,75 kg/cm
2, (2,00 kg/cm2.1,75 bar) 2,00 bar)
90 kg ~175 kPa 225 kPa
Maximale belasting*(1,75 kg/cm
2, (2,25 kg/cm2,
1,75 bar) 2,25 bar)
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 18
Page 63 of 104

6-18
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Inspektie van de banden
Kontroleer de konditie van de banden
voordat u gaat rijden. Neem meteen kon-
takt op met uw Yamaha dealer om de
band te laten vervangen als de profiel-
diepte in het midden van de band de
grenswaarde heeft bereikt (zie afbeel-
ding), als er nagels of stukjes glas in de
band zijn of als er scheuren in de zijwand
van de band zijn.
1
2
1. Profieldiepte
2. Zijwand
OPMERKING:
De voorwaarden voor de minimale profiel-
diepte, kunnen van land tot land verschil-
len. Houd u aan de plaatselijke regelin-
gen, en minimaal aan de voorwaarden
van Yamaha.
DAU00683
X@
Rijden met de motorfiets met versleten
banden is bijzonder gevaarlijk. Dit zal
leiden tot verlies aan wegligging en
verlies aan kontrole over de motor-
fiets. Laat versleten banden onmiddel-
lijk vervangen door een Yamaha
dealer. Vervangen van banden, rem-
men en alle onderdelen die te maken
hebben met het wiel, dient alleen te
worden uitgevoerd door erkend perso-
neel van een Yamaha dealer.
Bandenmerkr Bandenmaat Type
BRIDGESTON 100/90-18 56P TW53
DUNLOP 100/90-18 56P D602F
VOOR
ACHTER
Minimale
profieldiepte 0,8 mm
(voor en achter)
Bandenmerkr Bandenmaat Type
BRIDGESTON 130/80-17 65P TW54
DUNLOP 130/80-17 65P D602
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 19
Page 64 of 104

6-19
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU00687Wielen
Voor optimale prestaties, een lange
levensduur en een optimale veiligheid,
dient u op de volgende punten te letten:
8Kontroleer de wielen op de volgende
punten, alvorens te gaan rijden.
Kontroleer de velg op scheurtjes,
barsten en op vervorming (slag in
het wiel). Als er iets mis is met een
wiel, raadpleeg dan een Yamaha
dealer. Probeer niet zelf reparaties
aan het wiel uit te voeren. Een ver-
vormd wiel of een wiel met scheuren
dient onmiddellijk vervangen te wor-
den.
8Als er een band of een wiel is ver-
vangen, dient u de wielen te laten
uitbalanceren. Een slecht uitgeba-
lanceerd wiel kan leiden tot slechte-
re prestaties, verminderde weglig-
ging en een kortere levensduur van
de banden.
8Rijd in het begin langzaam en voor-
zichtig, na het verwisselen van een
band, om het oppervlak van de nieu-
we band in te rijden, zodat de band
zijn optimale kwaliteiten kan ontwik-
kelen.
a
b12 3
DAU00694
Afstelling van de vrije slag
van de koppelingshendel
De vrije slag van de koppelingshendel
dient van 10 ~ 15 mm te bedragen.
1. Draai de borgmoer aan de koppe-
lingshendel los.
2. Draai de stelbout aan de koppelings-
hendel in de richting aom de vrije
slag te vergroten of in de richting b
om de vrije slag te verkleinen.
3. Draai de borgmoer aan de koppe-
lingshendel weer vast.
Kunt u op deze wijze de juiste vrije
slag niet instellen, ga dan als volgt te
werk.
1. Vergrendelmoter
2. Afstellmoer
3. Speling
b
a
12
4. Draai de borgmoer aan de koppe-
lingshendel los.
5. Draai de stelbout aan de koppelings-
hendel in de richting aom de kabel
los te zetten.
6. Draai de borgmoer aan de kant van
het motorblok los.
7. Draai de stelbout aan de kant van
het motorblok in de richting aom de
vrije slag te vergroten of in de rich-
ting bom de vrije slag te verklei-
nen.
8. Draai de borgmoeren aan het motor-
blok en aan de koppelingshendel
weer vast.
1. Vergrendelmoer
2. Afsteller
5AE-9-D3 6~9 4/13/0 1:08 AM Page 20