Page 33 of 104
KONTROLE VOOR HET RIJDEN
Kontrole voor het rijden ...................................................................................4-1
4
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 31
Page 34 of 104

4-1
KONTROLE VOOR HET RIJDEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Als eigenaar bent u verantwoordelijk voor de toestand van uw voertuig. De vitale onderdelen en funkties van uw motorfiets kunnen
wel eens onverwacht teruglopen, ook al rijdt u er niet mee (bijvoorbeeld door blootstelling aan de elementen). Elke beschadiging, lek-
kage of verlies van bandenspanning kan ernstige gevolgen hebben. Daarom is het van groot belang om naast een zorgvuldige visu-
ele inspektie ook voor elke rit de volgende punten grondig te kontroleren.
DAU00340KONTROLE VOOR HET RIJDEN
DAU01114
Onderdeel Kontrole blz.
9Kontroleer op soepele werking, vrije slag, remvloeistofnivo,
Voorrem enen remvloeistof-lekkage.
9Eventueel bijvullen met DOT4 (of DOT3) remvloeistof.
3-8 ~ 3-9, 6-21 ~ 6-24
9Kontroleer op soepele werking, vrije slag, remvloeistofnivo,
Achterremen remvloeistof-lekkage.
9Eventueel bijvullen met DOT4 remvloeistof.
Koppeling9Kontroleer op soepele werking en vrije slag.
3-8, 6-20 ~ 6-21
9Indien noodzakelijk afstellen.
9Kontroleer op soepele werking.
Gasgreep en behuizing9Indien noodzakelijk smeren. 6-17 ~ 6-18, 6-27
9Indien nodig de speling van de gaskabel bijstellen.
Zelfsmeertank9Kontroleer oliepeil.
3-12
9Indien nodig motor met olie bijvullen.
Versnellingsbak-olie9Kontroleer oliepeil.
6-9 ~ 6-10
9Indien nodig motor met olie bijvullen.
Koelvloeistof-reservoirtank9Kontroleer het koelvloeistofniveau.
6-10 ~ 6-11
9Zonodig bijvullen.
Ketting9Kontroleer kettingspanning en algehele toestand.
6-25 ~ 6-26
9Indien noodzakelijk smeren/afstellen.
Wielen/banden9Kontroleer bandenspanning, slijtage beschadiging. 6-18 ~ 6-20
Kabel9Kontroleer op soepele werking.
6-27
9Indien noodzakelijk smeren.
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 32
Page 35 of 104

4-2
KONTROLE VOOR HET RIJDEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Onderdeel Kontrole blz.
Rempedaal-as9Kontroleer op soepele werking.
versnellingspedaal-as9Indien noodzakelijk smeren.
6-28
Voorremhendel/9Kontroleer op soepele werking.
koppelingshendel9Indien noodzakelijk smeren.
Zijstandaard9Kontroleer op soepele weking.
6-28
9Scharnierpunt en kontaktvlakken smeren indien nodig.
Bevestigingspunten aan het9Kontroleer of alle chassisbouten, moeren en schroeven stevig
framezijn aangedraaid.—
9Indien nodig vastdraaien
Benzinetank9Kontroleer het brandstofnivo.
9Indien noodzakelijk bijvullen.3-9 ~ 3-10
Lichten/richtingaanwijzers9Kontroleer op juiste werking. 6-32 ~ 6-34
OPMERKING:
Deze kontrole vóór het rijden, dient u iedere keer uit te voeren, voordat u wegrijdt. Deze inspektie kan grondig, doch in
vrij korte tijd uitgevoerd werden. De korte tijd die u hieraan besteed, weegt ruimschoots op tegen de extra veiligheid die
dit oplevert.
X@
Als één van de onderdelen van de bovenstaande lijst niet juist funktioneert, laat dit dan kontroleren en reparen door uw
Yamaha dealer.
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 33
Page 36 of 104
1
2
3
4
5
6
7
8
9
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 34
Page 37 of 104
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
Starten van de motor.......................................................................................5-1
Starten van een warme motor .........................................................................5-4
Schakelen .......................................................................................................5-4
Aanbevolen snelheden voor op- en terugschakelen
(alleen voor Zwitserland) .................................................................................5-5
Tips voor het beperken van het benzineverbruik ............................................5-5
Inrijden ............................................................................................................5-5
Parkeren..........................................................................................................5-6
5
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 35
Page 38 of 104

5-1
DAU00373
X@
8Leer de motorfiets goed kennen,
alvorens ermee te gaan rijden.
Maak uzelf vertrouwd met alle
bedieningsorganen alvorens op te
stappen en weg te rijden. Als er
iets niet geheel duidelijk is, raad-
pleeg dan uw Yamaha dealer.
8Laat de motor nooit langere tijd in
een afgesloten ruimte draaien. De
uitlaatgassen zijn bijzonder giftig
en kunnen binnen zeer korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en
dood. Zorg altijd voor een goede
ventilatie.
8Kontroleer alvorens weg te rijden
altijd of de zijstandaard is opge-
klapt. Een neergeklapte, of
gedeeltelijk opgeklapte, zijstan-
daard kan leiden tot bijzonder ern-
stige ongelukken.
DAU00381Starten van de motor
OPMERKING:
Deze motorfiets is uitgerust met een
onderbrekingssysteem voor de ontsteking
en voor het startcircuit. De motor kan
alleen gestart worden als:
8de versnelling in zijn vrij staat.
8de zijstandaard opgeklapt is en er is
een versnelling ingeschakeld terwijl
de koppeling los staat.
Rijd nooit met de motorfiets als de zijstan-
daard is uitgeklapt.
DW000054
X@
Lees de informatie over de onderbre-
kingscircuits van de zijstandaard en
van de koppeling nog eens aandachtig
door (zie blz. 3-17), alvorens de onder-
staande stappen uit te voeren.
DAU00372
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 36
Page 39 of 104
5-2
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DE VERSNELLING STAAT IN VRIJ EN DE
ZIJSTANDAARD IS NEERGEKLAPT,
START DE MOTOR MET DE STARSCHAKE-
LAAR. DE MOTOR SLAAT AAN.
KLAP DE ZIJSTANDAARD OMHOOG EN
SCHAKEL EEN VERSNELLING IN.
U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.
ER IS EEN VERSNELLING INGESCHAKELD
EN DE ZIJSTANDAARD IS OPGEKLAPT,
TREK DE KOPPELINGSHENDEL IN EN
START DE MOTOR MET DE STARTSCHA-
KELAAR. DE MOTOR SLAAT AAN.
DRAAI DE KONTAKTSLOT-SCHAKELAAR NAAR “ON”
EN DE MOTORSTOPSCHAKELAAR NAAR “#”.
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 37
Page 40 of 104

5-3
1. Draai de benzinekraan naar “ON”.
2. Draai de kontaktslot-schakelaar naar
“ON” en de motorstop-schakelaar
naar “#”.
3. Zet de versnelling in vrij.
OPMERKING:
Als de versnelling in vrij staat, dient het
vrijstand-kontrolelampje op te lichten. Als
het kontrolelampje niet oplicht, raadpleeg
dan een Yamaha dealer voor kontrole.
4. Trek de chokeknop (choke) volledig
uit en draai de gashendel volledig
dicht.
5. Start de motor door de startschake-
laar in te drukken.
OPMERKING:
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat,
laat de startschakelaar dan los, wacht
enkele sekonden en probeer het nog-
maals. Om de accu te sparen, dient u de
startmotor nooit langer dan 10 sekonden
achtereen te laten draaien.
DC000034
<>
Het oliepeil-kontrolelampje dient op te
lichten als de startschakelaar wordt
ingedrukt en weer uit te gaan als de
startschakelaar wordt losgelaten. Als
het kontrolelampje knippert of blijft
oplichten, zet de motor dan onmiddel-
lijk uit, kontroleer het oliepeil en kon-
troleer tevens het motorblok op lekka-
ge. Vul, indien nodig, motorolie bij en
kontroleer of het oliepeil-kontrolelamp-
je nu wel dooft. Als het kontrolelampje
niet dooft terwijl er genoeg olie aanwe-
zig is of als het kontrolelampje niet
oplicht als u de startschakelaar
indrukt, raadpleeg dan een Yamaha
dealer.
6. Als de motor eenmaal loopt, duw de
chokeknop (choke) dan voor de helft
terug.
OPMERKING:
Voor een lange levensduur van de motor
dient u de motor voor wegrijden warm te
laten lopen. Geef nooit vol gas als de
motor nog koud is.
7. Als de motor volledig is opgewarmd,
duwt u de chokeknop (choke) hele-
maal in.
OPMERKING:
De motor is voldoende opgewarmd als
deze goed op de gashendel reageert
wanneer de chokeknop (choke) volledig
uit staat.
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
5AE-9-D3 1~5 4/13/0 1:07 AM Page 38