De auto beweegt doordat de verkeerde schakelstand is geselecteerd
Soorten sensoren
1Hoeksensoren voor
2Binnenste sensoren voor
3Hoeksensoren achter
4Binnenste sensoren achter
Wijzigen van instellingen van de
Parking Support Brake-functie
De Parking Support Brake-functie kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→blz. 169) van het
multi-informatiedisplay.Wanneer de Parking Support
Brake-functie is uitgeschakeld, gaat het
controlelampje PKSB OFF branden.
Wanneer de Parking Support
Brake-functie is uitgeschakeld, wordt de
werking van het systeem pas hervat
wanneer de functie weer wordt
ingeschakeld via het scherm
op het
multi-informatiedisplay. (De werking van
het systeem wordt niet hervat door
bediening van de startknop.)
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
314
Weergave en zoemer voor begrenzingsregeling hybridesysteem en remregeling
Wanneer de begrenzingsregeling hybridesysteem of de remregeling in werking is, klinkt
de zoemer en wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begrenzingsregeling om hetzij de acceleratie te
begrenzen hetzij het vermogen zo veel mogelijk te beperken.
Regeling Situatie Multi-informatiedisplayControle-
lampje
PKSB OFFZoemer
De begrenzingsrege-
ling hybridesysteem
is in werking (rege-
ling begrenzing acce-
leratie)Acceleratie is
vanaf een be-
paalde snelheid
niet mogelijk.
Brandt niet
Kort
piepsig-
naal De begrenzingsrege-
ling hybridesysteem
is in werking (rege-
ling om het vermo-
gen zo veel mogelijk
te beperken)Er moet harder
dan normaal
worden geremd
Brandt niet
De remregeling is in
werkingEen noodstop is
noodzakelijk
De auto is tot stil-
stand gebracht door
de werking van het
systeemDe auto is tot
stilstand ge-
bracht na wer-
king door de
remregeling
Brandt
Signaleringsgebied sensoren
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie verschilt van dat
van de Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 307)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie mogelijk niet geactiveerd,
ook al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een obstakel en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Werking systeem
Wanneer de auto tot stilstand wordt
gebracht door de werking van het
systeem, wordt de Parking Support
Brake-functie uitgeschakeld en brandt
het controlelampje PKSB OFF.Systeemherstel
Wanneer de Parking Support
Brake-functie wordt uitgeschakeld door
de werking van het systeem en u de
werking ervan wilt hervatten, schakel dan
de Parking Support Brake-functie weer in
(→blz. 314) of zet het contact UIT en
weer AAN. Wanneer de auto rijdt terwijl
een obstakel zich niet langer in de
rijrichting van de auto bevindt of
wanneer de rijrichting van de auto wijzigt
(bijvoorbeeld wanneer u eerst vooruit
reedt en vervolgens achteruit en vice
versa), wordt de werking van het systeem
automatisch hervat.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
317
5
Rijden
Obstakels die niet door de sensoren
worden waargenomen
De volgende obstakels worden mogelijk
niet door de sensoren gesignaleerd.
• Objecten zoals mensen, doeken en
sneeuw die geluidsgolven slecht
reflecteren. (Met name mensen die
bepaalde soorten kleding dragen
worden mogelijk niet gesignaleerd.)
• Objecten die niet loodrecht op de
grond staan, objecten die niet in een
rechte hoek ten opzichte van de
rijrichting van de auto staan,
ongelijkmatige of golvende objecten
• Lage objecten
• Dunne objecten zoals draden, hekken,
touwen en palen van verkeersborden
• Objecten die zich extreem dicht bij de
bumper bevinden
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 309
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 310
In het onwaarschijnlijke geval dat de
Parking Support Brake-functie per
ongeluk in werking treedt op een
kruispunt e.d.
Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat
de Parking Support Brake-functie per
ongeluk in werking treedt op een
kruispunt e.d., wordt de remregeling na
ongeveer 2 seconden uitgeschakeld,
zodat u verder kunt rijden en de plek
kunt verlaten. Bovendien wordt de
remregeling ook uitgeschakeld als het
rempedaal wordt ingetrapt. Wanneer u
het gaspedaal weer intrapt, kunt u weer
verder rijden en de plek verlaten.Bij het verwijderen en plaatsen van de
12V-accu
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Het systeem kan worden
geïnitialiseerd door gedurende ten
minste 5 seconden recht vooruit te
rijden met een snelheid van ongeveer
35 km/h of hoger.
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF knippert
• Er zit mogelijk ijs, sneeuw, vuil, o.i.d.
op de sensor. Als dit gebeurt,
verwijder dan het ijs, de sneeuw, het
vuil, e.d. van de sensor om te zorgen
dat het systeem weer normaal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen
mogelijk een waarschuwingsmelding
weergegeven doordat zich ijs vormt
op de sensor en de sensor daardoor
mogelijk geen obstakels signaleert.
Zodra het ijs smelt, zal het systeem
weer normaal werken.
• Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als deze
melding ook na het verwijderen van
het vuil van de sensor wordt
weergegeven of wordt weergegeven
wanneer de sensor helemaal niet vuil
was.
Wanneer “PKSB Malfunction Visit Your
Dealer” (storing in de PKSB, ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven,
het controlelampje PKSB OFF knippert
en de zoemer klinkt
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
318
Tabel met ondersteuningsmodi en functies van het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem
Ondersteunings-
modusWijze van parkeren Overzicht van functiesZie blad-
zijde
Modus automatisch
fileparkerenFileparkerenBegeleiding wordt geboden om de
beoogde parkeerplaats te signale-
ren en een positie te bereiken van
waaruit achteruit kan worden ge-
reden. Ondersteuning wordt ge-
boden vanaf het punt waar de
auto achteruit begint te rijden tot
het moment dat hij de beoogde
parkeerplaats bereikt.Blz. 324
Modus parkeer-
plaats fileparkeren
verlatenParkeerplaats file-
parkeren verlatenDe ondersteuning begint na het
fileparkeren van de auto. Onder-
steuning wordt geboden om de
auto vanuit de parkeerplaats te
begeleiden naar een positie van
waaruit hij kan wegrijden.Blz. 328
Modus automatisch
achteruit inparke-
ren (met functie
voor begeleiding bij
vooruit rijden)Achteruit inparke-
renDe ondersteuning begint nadat de
auto voor de beoogde parkeer-
plaats tot stilstand is gebracht en
helpt bij het achteruit de parkeer-
plaats inrijden, inclusief begelei-
ding om een positie te bereiken
van waaruit achteruit kan worden
gereden.Blz. 332
Parking Support Brake-functie terwijl
het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, treden de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem en de remregeling van de
Parking Support Brake-functie in
werking, ongeacht of de Parking Support
Brake-functie is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 314)
• Nadat de Parking Support
Brake-functie in werking is getreden,
wordt de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
tijdelijk gestopt en wordt de werking
van de Parking Support Brake-functie
op het multi-informatiedisplay
weergegeven. (→Blz. 317)• Wanneer de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
3 keer is gestopt als gevolg van de
werking van de Simple Intelligent
Parking Assist-systeem, wordt het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem uitgeschakeld.
• Zodra het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem beschikbaar is nadat
de Parking Support Brake-functie in
werking is getreden, wordt er een
melding op het multi-
informatiedisplay weergegeven die u
laat weten dat u moet schakelen. De
werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem kan worden
hervat door te schakelen
overeenkomstig de aanwijzing op het
multi-informatiedisplay en door de
S-IPA-schakelaar (→blz. 322)
nogmaals in te drukken.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
321
5
Rijden
Schakelen terwijl het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem in
werking is
Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder van plan is om vooruit of
achteruit te rijden, blijft de
ondersteuning werken, ook al heeft de
bestuurder geschakeld voordat dit door
het systeem werd aangegeven. Doordat
de bediening door de bestuurder
verschilt van de door het systeem
geboden ondersteuning, neemt het
aantal keermanoeuvres mogelijk toe.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. het detectiebereik
voor obstakels) kunnen worden
gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 478)
Wijzigen van de ondersteuningsmodus
Wijzigen met de S-IPA-schakelaar
Druk op de schakelaar
Hiermee kunt u schakelen tussen de
functies en de ondersteuningsmodi uit-
of inschakelen.
Telkens wanneer de S-IPA-schakelaar
wordt ingedrukt terwijl het contact AAN
staat en de rijsnelheid ongeveer 30 km/h
of lager is, wijzigt de functie als volgt.
De geselecteerde functie wordt
weergegeven op het bedieningsdisplay
op het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 322)Wanneer de S-IPA-schakelaar wordt
ingedrukt terwijl een andere schakelstand
dan P is geselecteerd
Wanneer de S-IPA-schakelaar wordt
ingedrukt terwijl schakelstand P is
geselecteerd
*: De modus automatisch achteruit
inparkeren kan worden ingeschakeld
wanneer aan de desbetreffende
werkingsvoorwaarden wordt voldaan
(→blz. 335). Wanneer er niet aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt hij uitgeschakeld.
Begeleidingsscherm
Het begeleidingsscherm wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
IO55PH104
Off
Back-in parking assist mode*
Parallel parking assist mode
Off
Exit parallel parking
assist mode
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
322
1Indicator mate van assistentie
Geeft een statusbalk weer waarop
wordt aangegeven hoe ver de auto is
verwijderd van zijn stoppositie/wat
de positie is waarbij de
ondersteuningsregeling eindigt.
2Stopweergave
Trap wanneer dit brandt het
rempedaal in en breng de auto direct
tot stilstand.
3Weergave bediening
Geeft de bedrijfsconditie van het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem weer.
4Adviesweergave
Volg de op het display getoonde
aanwijzingen op en voer de
aangegeven handelingen uit. In de
afbeelding wordt als voorbeeld een
display getoond waarop staat
aangegeven dat het rempedaal moet
worden ingetrapt om de rijsnelheid te
regelen en dat u moet controleren of
de omgeving veilig is.
5Icoon S-IPA-schakelaar
Wordt weergegeven wanneer de
ondersteuningsmodus kan worden
gewijzigd en het systeem kan worden
uit- of ingeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
6Weergave automatische bediening
van het stuurwiel
Geeft weer wanneer het stuurwiel
automatisch wordt bediend.
7Weergave Toyota Parking
Assist-sensor/weergave portierpositie
(open/dicht)
→Blz. 305
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 143)
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het stuurwiel automatisch wordt bediend
door het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem. Nadat de regeling wordt
beëindigd, knippert het controlelampje
korte tijd en dooft het vervolgens.Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de Toyota
Parking Assist-sensor een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het begeleidingsscherm
(→blz. 305), ongeacht of de Toyota
Parking Assist-sensor is in- of
uitgeschakeld. (→Blz. 305)
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus
De ondersteuningsmodus wordt in de
volgende gevallen geannuleerd of gestopt.
De ondersteuningsregeling wordt
geannuleerd wanneer
• De functie voor het behoud van de
temperatuur van het systeem in
werking is
• Er een systeemstoring is
• Het systeem heeft bepaald dat de
omgeving van de parkeerplaats niet
geschikt is voor verdere
ondersteuning
Pak wanneer de ondersteuningsregeling
wordt geannuleerd het stuurwiel stevig
vast, trap het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Begin nogmaals vanaf het begin,
aangezien het systeem al geannuleerd
is. Wanneer u verdergaat met handmatig
parkeren, bedien dan het stuurwiel zoals
u dat normaal ook zou doen.
De ondersteuningsregeling wordt
gestopt wanneer
• Het stuurwiel wordt bediend
•
De rijsnelheid wordt tijdens de onder-
steuningsregeling hoger dan 7 km/h
• De Parking Support Brake-functie is in
werking
Wanneer de ondersteuningsregeling
wordt gestopt, kan deze weer worden
hervat door de aanwijzingen op het
scherm te volgen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
323
5
Rijden
Als de rijsnelheid hoger dreigt te
worden dan de snelheidslimiet tijdens
de ondersteuningsregeling
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding dat de mogelijkheid bestaat dat
de rijsnelheid de snelheidslimiet zal
overschrijden. Trap, wanneer de melding
wordt weergegeven, het rempedaal
direct in om te decelereren. Als de auto
blijft accelereren, wordt de
ondersteuningsregeling onderbroken
wanneer de rijsnelheid een bepaalde
snelheid overschrijdt. (→Blz. 339)
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)
Overzicht van functies
Wanneer er een parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, wordt u naar voren
begeleid tot u de startpositie voor de
ondersteuningsregeling hebt bereikt.
Vervolgens kan de modus automatisch
fileparkeren worden gebruikt. Bovendien
wordt er afhankelijk van de parkeerplaats
en andere omstandigheden en indien
nodig ondersteuning verleend bij het
maken van meerdere keermanoeuvres.
1Blijf naar voren rijden en houd daarbij de
auto parallel aan de stoeprand of de weg.
Stop op het punt waarbij het midden van de
beoogde parkeerplaats vrijwel haaks op de
auto staat. Druk vervolgens 1 keer op de
S-IPA-schakelaar om de Parallel Parking
Assist-modus te selecteren.
2Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand, zodat de
parkeerplaats wordt gesignaleerd.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto een positie bereikt
vanaf waar ondersteuningsregeling kan
worden gebruikt om achteruit te rijden.
Wanneer vervolgens de schakelstand
wordt gewijzigd overeenkomstig de
aanwijzingen van het systeem, begint de
automatische bediening van het stuurwiel.
Als de gesignaleerde parkeerplaats of
de weg (afstand tot de rand van de
weg tegenover de parkeerplaats)
smal is of als er zich obstakels voor de
auto bevinden, wordt er geen
begeleiding gegeven.
4Het parkeren is voltooid
Hiermee is de ondersteuningsmodus
voltooid. Afhankelijk van de conditie
van de parkeerplaats worden de
begeleiding voor de beginpunten
voor naar voren rijden en
achteruitrijden en de automatische
bediening van het stuurwiel telkens
wanneer meerdere keermanoeuvres
nodig zijn, herhaald. Hierbij wordt
stap gevolgd vanaf het moment dat
de auto achteruit begint te rijden
totdat het parkeren is voltooid.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
324
Parkeren
1. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk
vervolgens 1 keer op de
S-IPA-schakelaar en controleer of het
display op het multi-
informatiedisplay terugkeert naar
“Parallel Parking” (fileparkeren).• Iedere keer dat er op de
S-IPA-schakelaar wordt gedrukt,
wijzigt de modus. (→Blz. 322)
• Wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is, kan door het
indrukken van de S-IPA-schakelaar
niet worden overgeschakeld naar de
weergave “Parallel Parking”
(fileparkeren).
2. Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand. Laat
een ruimte van ongeveer 1 m tussen
uw auto en de geparkeerde auto's.
• Rijd langzaam.
• Het systeem begint een
parkeerplaats te zoeken.• Tijdens het zoeken naar een
parkeerplaats kan de
richtingaanwijzerschakelaar
(→blz. 228) worden bediend om een
parkeerplaats links of rechts te
selecteren.
• Wanneer u de functie wilt
uitschakelen, druk dan eenmaal op
de S-IPA-schakelaar.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
325
5
Rijden