*4: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier: De
waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de bestuurder en de
voorpassagier eraan de veiligheidsgordel om te doen. Als de veiligheidsgordel wordt
losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een bepaalde tijd met tussenpozen wanneer de
auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
*5: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel achterpassagiers: De waarschuwingszoemer
voor de veiligheidsgordel herinnert de achterpassagiers eraan de veiligheidsgordel om te
doen. Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een
bepaalde tijd met tussenpozen wanneer de veiligheidsgordel is vastgemaakt en
losgemaakt en de auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
*6: Dit symbool wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Detectiesensor voorpassagier,
controlelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
• Als er bagage wordt geplaatst op de
passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en
de waarschuwingszoemer laten
klinken, ook al zit er niemand op de
passagiersstoel.
•
Als er op de stoel een kussen wordt
geplaatst, werkt de sensor wellicht niet
goed, waardoor ook het
waarschuwingslampje niet goed werkt.
Waarschuwingslampje
(waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Als de spanning van de 12V-accu laag is
of tijdelijk daalt, kan het
waarschuwingslampje van de
elektrische stuurbekrachtiging gaan
branden en kan er een
waarschuwingszoemer klinken.
Als het motorcontrolelampje tijdens
het rijden gaat branden
Het motorcontrolelampje gaat branden
als de brandstoftank volledig leeg raakt.
Vul de brandstoftank onmiddellijk als
deze leeg is. Het motorcontrolelampje
gaat na enkele ritten weer uit.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het motorcontrolelampje
niet uitgaat.Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
Controleer het uiterlijk van de band om
na te gaan of de band niet lek is.
Als de band lek is:→blz. 449
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer
de banden voldoende zijn afgekoeld.
• Controleer de bandenspanning en
breng hem op het juiste niveau.
• Als het waarschuwingslampje zelfs na
enkele minuten niet uitgaat,
controleer dan of de bandenspanning
in orde is en voer de initialisatie uit.
(→Blz. 400)
Het waarschuwingslampje kan weer
gaan branden wanneer bovenstaande
handelingen zijn uitgevoerd zonder
eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk
branden door een natuurlijke oorzaak
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak, zoals het
onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde
bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat
geval zal het waarschuwingslampje na
een paar minuten uitgaan als de banden
weer op de juiste spanning gebracht zijn.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
440
8.2.4 Als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Het multi-informatiedisplay
waarschuwt bij systeemstoringen en
onjuist uitgevoerde handelingen, of
geeft meldingen over noodzakelijk
onderhoud weer. Voer de juiste
herstelprocedure uit wanneer er een
melding verschijnt.
Raadpleeg blz. 126 als er een melding
over laden wordt weergegeven.
1Centraal waarschuwingslampje
Het centrale waarschuwingslampje
gaat ook branden of knipperen om
aan te geven dat er op dat moment
een melding wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
*
2Multi-informatiedisplay
3Oplossing
Volg de instructies van de melding op
het multi-informatiedisplay op.
Als een van de waarschuwingsmeldingen
weer wordt weergegeven na het
uitvoeren van de volgende handelingen,
neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
*: Het centrale waarschuwingslampje
gaat mogelijk niet branden of knipperen
wanneer een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven.
Meldingen en waarschuwingen
De waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers werken afhankelijk van de soort
melding. Als de melding aangeeft dat controle door een dealer noodzakelijk is, laat de auto
dan onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje
systeemWaarschu-
wingszoemer
*Waarschuwing
Gaat branden — KlinktDuidt op een belangrijke situatie, bijvoor-
beeld wanneer een rijsysteem defect is of
wanneer er gevaar ontstaat wanneer de
herstelprocedure niet wordt uitgevoerd
—Gaat branden
of knipperenKlinktDuidt op een belangrijke situatie, bijvoor-
beeld wanneer de systemen die worden
aangegeven op het multi-
informatiedisplay defect zijn.
Knippert — KlinktGeeft een bepaalde situatie aan, bijvoor-
beeld wanneer er schade aan de auto is, of
wanneer er gevaar bestaat
Gaat branden — Klinkt nietGeeft een bepaalde conditie aan, bijvoor-
beeld een storing in de elektronische on-
derdelen, de staat van de onderdelen, of
wanneer er onderhoud vereist is
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
442
Waarschu-
wingslampje
systeemWaarschu-
wingszoemer
*Waarschuwing
Knippert — Klinkt nietGeeft een bepaalde situatie aan, bijvoor-
beeld wanneer een handeling onjuist is
uitgevoerd, of hoe een handeling op juiste
wijze moet worden uitgevoerd
De werking van de waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers kan afwijken van de
aangegeven werking. Voer in dit geval de correctieprocedure uit overeenkomstig de
weergegeven melding.
*: Een zoemer klinkt voor het eerst en er verschijnt een melding op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde
waarschuwingsmeldingen verschillen
mogelijk van de werkelijke meldingen
overeenkomstig de bedrijfscondities en
voertuigspecificaties.
Waarschuwingslampjes systeem
Het centrale waarschuwingslampje gaat
in de volgende gevallen niet branden of
knipperen. In plaats daarvan gaat een
apart waarschuwingslampje van het
systeem branden terwijl er een melding
of afbeelding op het multi-
informatiedisplay verschijnt.
• “Antilock Brake System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
antiblokkeersysteem. Ga naar uw
dealer): Het waarschuwingslampje
ABS gaat branden. (→Blz. 437)
• “Braking Power Low Visit Your Dealer”
(Lage remkracht. Ga naar uw dealer):
Het waarschuwingslampje van het
remsysteem (geel) gaat branden.
(→Blz. 436)
• Geeft aan dat een portier/de
achterklep niet geheel is gesloten
terwijl de auto stilstaat: Het
waarschuwingslampje open
portier/achterklep gaat branden.
(→Blz. 438)Als “Visit Your Dealer” (ga naar uw
dealer) wordt weergegeven
Het systeem of onderdeel dat op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is defect. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als er een melding over een bediening
wordt weergegeven
• Als er een melding over de bediening
van het gaspedaal of rempedaal wordt
weergegeven
–
Er wordt mogelijk een waarschuwing-
smelding over de bediening van het
rempedaal weergegeven terwijl de
ondersteunende systemen zoals het
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of het
Dynamic Radar Cruise Control-
systeem met volledig snelheidsbereik
in werking zijn. Als een waarschuwing-
smelding wordt weergegeven, dece-
lereer de auto dan of volg de instructie
op het multi-informatiedisplay.
– Er wordt een
waarschuwingsmelding
weergegeven wanneer het Brake
Override-systeem in werking is.
(→Blz. 213, blz. 447)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
443
8
Bij problemen
– Er wordt een
waarschuwingsmelding
weergegeven wanneer de
wegrijregeling of de Parking
Support Brake-functie (indien
aanwezig) in werking is (→blz. 200,
blz. 317). Volg de instructies op het
multi-informatiedisplay.
• Als er een melding over de bediening
van de startknop wordt weergegeven
Er wordt een instructie voor de
bediening van de startknop
weergegeven wanneer een onjuiste
procedure voor het starten van het
hybridesysteem wordt uitgevoerd of
wanneer de startknop onjuist wordt
bediend. Volg de op het multi-
informatiedisplay weergegeven
instructies om de startknop nogmaals te
bedienen.
• Als er een melding over een
schakelhandeling wordt weergegeven
Om te voorkomen dat de schakelstand
onjuist wordt geselecteerd of dat de
auto onverwachts in beweging komt,
kan de schakelstand automatisch
worden gewijzigd (→
blz. 225) of moet
een schakelhandeling worden
uitgevoerd. Wijzig in dit geval de
schakelstand aan de hand van de
instructies op het
multi-informatiedisplay.
• Als er een melding of afbeelding met
betrekking tot een geopend/gesloten
onderdeel of het bijvullen van een
vloeistof wordt weergegeven
Controleer het onderdeel dat op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven of dat door het
waarschuwingslampje wordt
aangegeven en los het probleem op,
bijvoorbeeld door het geopende portier
te sluiten of de vloeistof bij te vullen.
Als “See Owner’s Manual” (Raadpleeg
handleiding) wordt weergegeven
• Als “Braking Power Low Stop in a Safe
Place See Owner’s Manual”
(Remvermogen laag. Breng auto opveilige plaats tot stilstand. Raadpleeg
handleiding) wordt weergegeven,
duidt dit mogelijk op een storing.
Breng de auto onmiddellijk op een
veilige plaats tot stilstand en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Doorrijden met de auto
kan gevaarlijk zijn.
• Als “Engine Oil Pressure Low” (Lage
motoroliedruk) wordt weergegeven,
duidt dit mogelijk op een storing.
Breng de auto onmiddellijk op een
veilige plaats tot stilstand en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de onderstaande meldingen
worden weergegeven, is er mogelijk
sprake van een storing. Laat
onmiddellijk de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– “Plug-in charging system
malfunction.” (storing
plugin-laadsysteem)
– “Hybrid System Malfunction”
(storing hybridesysteem)
– “Check Engine” (controleer motor)
– “Hybrid Battery System
Malfunction” (storing
tractiebatterijsysteem)
– “Accelerator System Malfunction”
(systeemstoring gaspedaal)
– “Smart Entry & Start System
Malfunction See Owners Manual”
(Storing Smart entry-systeem met
startknop. Zie handleiding)
• Volg de instructies als “Exhaust Filter
Full See Owner’s Manual”
(uitlaatgasfiltersysteem vol, zie
handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt
weergegeven. (→Blz. 344)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
444
Als “Shifted intoShift Again to
Start Vehicle” (zet selectiehendel
weer in stand P om de auto te starten)
wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven
wanneer de functie automatisch
selecteren van stand P in werking is.
(→Blz. 226)
Bedien de selectiehendel nogmaals om
weg te rijden nadat schakelstand P is
geselecteerd.
Als “Shift to
Before Exiting Vehicle”
(Zet selectiehendel in stand P voordat
u de auto verlaat) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet UIT is
gezet en een andere schakelstand dan P
is geselecteerd.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Shift is in
Release Accelerator
Before Shifting” (Selectiehendel staat
in stand N. Laat vóór het schakelen het
gaspedaal los) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
en schakelstand N is geselecteerd.
Laat het gaspedaal los en zet de
selectiehendel in stand D of R.
Als “Depress Brake When Vehicle is
Stopped. Hybrid System may
Overheat.” (Trap rempedaal in
wanneer auto stilstaat.
Hybridesysteem is mogelijk
oververhit) wordt weergegeven
De melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer het gaspedaal
wordt ingetrapt om de auto op een
omhoog lopende helling op zijn plaats te
houden, enz.
Het hybridesysteem kan oververhit
raken. Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.Als “Shifted to
Stop Vehicle to Shift
to” (Stand N is ingeschakeld. Breng
auto tot stilstand om stand P in te
schakelen) wordt weergegeven
Als schakelaar stand P tijdens het rijden
wordt ingedrukt, wordt de schakelstand
in stand N gewijzigd en wordt de
melding weergegeven. (→Blz. 225)
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de Auto
power off-functie.
Bedien de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het
hybridesysteem gedurende ongeveer
5 minuten om de 12V-accu op te laden.
Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is mogelijk te laag.
Controleer het oliepeil en vul indien nodig
olie bij. Deze waarschuwingsmelding
verschijnt mogelijk wanneer de auto op
een helling stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of
de melding verdwijnt.
Als “Accelerator and Brake Pedals
Pressed Simultaneously” (gaspedaal
en rempedaal gelijktijdig ingetrapt) op
het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Het gaspedaal en rempedaal worden
gelijktijdig ingetrapt. (→Blz. 213)
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 249, blz. 436)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
447
8
Bij problemen
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer ofop het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden bediend.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
klep van de laadaansluiting
Vergrendelen van de klep van de
laadaansluiting
1. Sluit de klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 74)
2. Vergrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 460)
De klep van de laadaansluiting kan
worden vergrendeld als de
desbetreffende stappen in
omgekeerde volgorde worden
uitgevoerd.
Ontgrendelen van de klep van de
laadaansluiting
1. Ontgrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 460)
2. Open de klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 74)
Ontgrendelen van de laadstekker
1. Ontgrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 460)2. Druk op de vergrendeltoets van de
laadstekker. (→Blz. 107)
De laadstekker wordt ontgrendeld.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Activeer de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P en druk op de
startknop zoals u normaal doet bij het
uitschakelen van het hybridesysteem.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 418)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
(→Blz. 51)
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap
3hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet ingeschakeld
en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 221)
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 478)
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(→Blz. 195)
IO82PH053
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
461
8
Bij problemen
8.2.9 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de
auto oververhit raakt.
• Het waarschuwingslampje voor een
hoge koelvloeistoftemperatuur
(→blz. 438) gaat branden of
knipperen of het hybridesysteem
levert merkbaar minder vermogen.
(De auto accelereert bijvoorbeeld niet
als het gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
Als het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden
of knipperen
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen,
voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
1Reservoir
2Bovenste streepje (MAX)
3Onderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien
wanneer de temperatuur wordt
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
466
ingesteld op “LO” (laag) en de
aircoschakelaar () direct na een
koude start wordt ingeschakeld.
Controleer of de ventilatoren draaien
door ernaar te luisteren en te voelen
of er luchtstroom is. Schakel als u hier
niet zeker van bent de aircoschakelaar
(
) een aantal keer in en uit. (De
ventilatoren werken mogelijk niet bij
temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
Laat, als in een noodgeval water is
toegevoegd, zo snel mogelijk de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
467
8
Bij problemen