Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt alleen als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De selectiehendel staat in stand P.
• Het contact staat UIT.
*
• Alle portieren zijn gesloten.
• De motorkap is gesloten.
*: De op afstand bedienbare
airconditioning kan gedurende
ongeveer 3,5 minuten na het UIT zetten
van het contact niet worden gebruikt.
Automatische uitschakeling van de op
afstand bedienbare airconditioning
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld onder de volgende
omstandigheden:
• Ongeveer 10 minuten na activering
• Als niet aan een van de voorwaarden
wordt voldaan
Het systeem wordt ook uitgeschakeld als
het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) laag is.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
In de volgende situaties start het
systeem mogelijk niet:
• Het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) is laag
• De buitentemperatuur is zeer laag
• Het hybridesysteem is afgekoeld
(bijvoorbeeld omdat de auto langere
tijd stilstaat bij lage temperaturen)
Voorruitverwarming
Bij het ontwasemen van de voorruit met
de op afstand bedienbare
airconditioning, wordt de voorruit
mogelijk onvoldoende ontwasemd
doordat het vermogen meer wordt
beperkt dan bij de normale
aircowerking. Ook kan de buitenzijde
van de voorruit beslaan ten gevolge van
de buitentemperatuur, de vochtigheid of
de ingestelde aircotemperatuur.Gebruik van de verwarming via de op
afstand bedienbare airconditioning
Als er zich rijp vormt op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
mogelijk af doordat er automatisch
wordt overgeschakeld op ontdooien.
Beveiligingsfunctie
Als het systeem in werking is, worden
ontgrendelde portieren automatisch
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld of dat het
systeem is uitgeschakeld. (De portieren
vergrendeld: eenmaal; Het systeem
uitgeschakeld: tweemaal)
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 196
Bij gebruik van de op afstand
bedienbare airconditioning
Er wordt een laadmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay. Er
worden verschillende meldingen
weergegeven afhankelijk van het
moment waarop de op afstand
bedienbare airconditioning werd
ingeschakeld (na opladen of tijdens
opladen).
Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
• Afhankelijk van de bedrijfsconditie
van de op afstand bedienbare
airconditioning draait de elektrische
aanjager mogelijk en kan er geluid
hoorbaar zijn. Dit duidt echter niet op
een storing.
• De werking van de op afstand
bedienbare airconditioning wordt
mogelijk tijdelijk gestopt als andere
voorzieningen die elektriciteit
gebruiken (zoals de stoelverwarming,
verlichting, ruitenwissers voor)
worden ingeschakeld of als het
laadniveau van de 12V-accu te laag
wordt.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
360
7.1.2 Reinigen en beschermen
van het interieur van uw auto
Voer het volgende uit om het interieur
van uw auto te beschermen en in
perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water
gedompelde doek.
• Als het vuil niet kan worden
verwijderd, verwijder het dan met een
zachte doek met water met ongeveer
1% reinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel en water grondig met
een schone, vochtige doek.
Schoonmaken van lederen bekleding
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Veeg overtollig vuil en stof weg met
een zachte doek die is bevochtigd met
een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5%
wolreinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
• Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding
drogen in een geventileerde ruimte in
de schaduw.
Schoonmaken van kunstleder
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Verwijder het met een zachte vochtige
doek met ongeveer 1%
reinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel en water grondig
met een schone, vochtige doek.Schoonmaken van de
ventilatieopeningen en filters
Maak de ventilatieopeningen en de filters
schoon door de volgende procedures uit
te voeren om te voorkomen dat stof zich
erin ophoopt en dat ze verstopt raken.
De filters bevinden zich aan de
achterzijde van de roosters van de
ventilatieopeningen.
Schoonmaken van de
ventilatieopeningen en filters
Verwijder het stof met een stofzuiger
o.i.d. uit de openingen en de filters.
Maak de openingen aan beide zijden
schoon.
Schoonmaken van de filters
Als “Maintenance Required for Traction
Battery Cooling Parts See Owner’s Manual”
(onderhoud vereist voor koelonderdelen
tractiebatterij, zie handleiding) wordt
weergegeven op het multi-informatie-
display, verwijder dan de roosters van de
ventilatieopeningen aan beide zijden van
de achterbank en reinig de filters.
7.1 Onderhoud en verzorging
382
1. Steek een sleufkopschroevendraaier
o.i.d. in de inkeping op de rand van het
rooster om de 3 lipjes los te maken en
verwijder het rooster.
Sla het rubber naast het rooster terug
om de sleufkopschroevendraaier te
plaatsen.
Omwikkel het uiteinde van de
sleufkopschroevendraaier met een
doek om schade te voorkomen.
2. Verwijder het filter.
3. Verwijder stof met een stofzuiger
o.i.d. om het filter schoon te maken.
Verwijder met een stofzuiger tevens
stof van het rooster en het filter.4. Plaats het filter op zijn
oorspronkelijke positie.
Zorg er bij het plaatsen voor dat het
filter niet vervormd wordt en dat er
geen opening zit tussen het filter en
de montagepositie.
5. Plaats de lipjes aan de rand van het
rooster op de juiste positie en druk de
tegenoverliggende rand in om het
rooster te bevestigen.
Sla het rubber om en plaats het filter
op zijn oorspronkelijke positie.
6. Start het hybridesysteem en
controleer of de
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay verdwijnt.
Het kan een aantal minuten duren
voordat de waarschuwingsmelding
verdwijnt.
Onderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie te
houden, raadt Toyota u aan het ten
minste twee keer per jaar schoon te
maken.
7.1 Onderhoud en verzorging
383
7
Onderhoud en verzorging
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen
op schuimbasis in de handel verkrijgbaar.
Gebruik een spons of een borstel om het
schuim aan te brengen. Wrijf met elkaar
overlappende cirkels. Gebruik geen water.
Veeg vuile oppervlakken schoon en laat
ze drogen. Het beste resultaat wordt
verkregen als de vloerbedekking zo droog
mogelijk wordt gehouden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met
een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels
regelmatig op overmatige slijtage, rafels
en scheuren.
Schoonmaken van de
ventilatieopeningen en filters
• Stof in de ventilatieopeningen of
filters kan het koelen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
hinderen en leiden tot een hoger
elektriciteits- en brandstofverbruik.
Maak de ventilatieopeningen en filters
regelmatig schoon.
• Als verder wordt gereden terwijl
“Maintenance Required for Traction
Battery Cooling Parts See Owner’s
Manual” (onderhoud vereist voor
koelonderdelen tractiebatterij, zie
handleiding) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, raakt het
batterijpakket (tractiebatterij)
mogelijk oververhit waardoor de
afstand die kan worden gereden met
de elektromotor afneemt. Dit kan
leiden tot een hoger elektriciteits- en
brandstofverbruik of een storing.
Reinig de ventilatieopeningen en
filters onmiddellijk als de
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• Als u hier op de verkeerde manier mee
omgaat, kan dit leiden tot schade aan
het rooster of de filters. Indien u
twijfels hebt over het schoonmaken
van de filters, neem dan contact op
met een erkende Toyota-dealer ofhersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
•
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige wan-
neer de waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay niet verdwijnt
na het schoonmaken van de filters.
• De timing van het schoonmaken van
de filters is afhankelijk van de
gebruiksomgeving van de auto.
WAARSCHUWING!
Water in de auto
• Mors geen vloeistof in de auto, zoals
op de vloer, in de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij) of in
de bagageruimte. Anders kunnen
het batterijpakket (tractiebatterij),
elektrische onderdelen en dergelijke
defect raken of vlam vatten.
• Voorkom dat onderdelen of de
bedrading van het airbagsysteem in
het interieur nat worden. Een
elektrische storing kan ervoor
zorgen dat de airbags worden
geactiveerd of niet op de juiste wijze
werken, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
• Auto's met draadloze lader: Laat de
draadloze lader niet nat worden. Als
dat wel gebeurt, kan de lader
oververhit raken, wat kan leiden tot
brandwonden of een elektrische
schok, waarbij dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name
het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard kan in de voorruit
worden weerkaatst; hierdoor kan het
gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een dodelijk of ernstig
ongeval tot gevolg kan hebben.
7.1 Onderhoud en verzorging
384
Plaatsen van bandenspan-
ningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren en
-zenders ook worden geplaatst. Als er
nieuwe bandenspanningssensoren en
-zenders geplaatst worden, moeten de
identificatiecodes van deze componenten
worden geregistreerd in de banden-
spanningswaarschuwingssysteem-ECU
en moet het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden
geïnitialiseerd. Laat de identificatiecodes
van de bandenspanningssensoren en
-zenders registreren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. (→Blz. 400)
Initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem Het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem moet worden geïnitialiseerd
onder de volgende omstandigheden:
• Verwisselen van voor- en
achterwielen met een verschillende
bandenspanning
• Als de bandenspanning wordt
gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de
rijsnelheid of de belading verandert)
Als het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem wordt geïnitialiseerd,
wordt de actuele bandenspanning als
referentiespanning beschouwd.
Initialiseren van het bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd
wanneer de auto rijdt.
2. Breng de banden op de voorgesch-
reven spanning bij koude banden.
(→Blz. 476)
Breng de banden op de voorgeschre-
ven spanning voor de banden in koude
toestand. Deze spanning vormt de
referentiespanning voor het
bandenspanningswaar
schuwingssysteem.
3. Zet het contact AAN.
4. Wijzig het multi-informatiedisplay
naar het scherm
.(→Blz. 169)
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
(“Vehicle Settings”)
(voertuiginstellingen) en druk
vervolgens op
.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Maintenance System”
(onderhoudssysteem) en druk
vervolgens op
.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer TPMS
en druk vervolgens op
.
8. Houd
ingedrukt.
9. Wanneer de initialisatie is voltooid,
wordt er een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay en
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning branden.
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en
-zenders zijn voorzien van een unieke
identificatiecode. Bij het vervangen van
een bandenspanningssensor en -zender
is het noodzakelijk om de
identificatiecode te registreren. Laat de
identificatiecodes registreren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Until Complete
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
400
– Als er banden zonder
bandenspanningssensoren en
-zenders zijn gebruikt.
– Als de identificatiecode op de
bandenspanningssensoren en
-zenders niet is geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU.
• In de volgende situaties kunnen de
prestaties worden beïnvloed.
– In de buurt van een
televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven
of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
– Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
• Wanneer de auto geparkeerd is, kan
het langer duren voordat de
waarschuwing verschijnt of verdwijnt.
• Wanneer de bandenspanning snel
daalt, zoals bij een klapband, dan
verschijnt de waarschuwing mogelijk
niet.
De initialisatieprocedure
• Voer de initialisatie uit na het op
spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden
koud zijn bij de initialisatie en bij het
aanpassen van de bandenspanning.
• Als u het contact tijdens de
initialisatie per ongeluk UIT hebt
gezet, dan is het niet noodzakelijk de
resettoets in te drukken, omdat de
initialisatie automatisch herstart
wordt wanneer het contact de
volgende keer AAN wordt gezet.
• Als u per ongeluk de resettoets
indrukt wanneer initialiseren niet
nodig is, breng de banden dan op de
juiste spanning wanneer ze koud zijn
en voer opnieuw de initialisatie uit.Waarschuwingen bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
is gebaseerd op de omstandigheden
waaronder het systeem geïnitialiseerd
is. Daarom laat het systeem mogelijk
zelfs een waarschuwing zien wanneer de
bandenspanning niet laag genoeg is of
wanneer de druk hoger is dan de druk
die was ingesteld tijdens het initialiseren
van het systeem.
Als de initialisatie van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem niet
voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in
enkele minuten. In de volgende gevallen
worden de instellingen echter niet
opgeslagen en zal het systeem niet goed
werken. Laat, als herhaalde pogingen de
bandenspanning op te slaan mislukken,
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het systeem wordt geïnitialiseerd,
knippert het waarschuwingslampje
lage bandenspanning niet 3 keer en
verschijnt de melding voor het
instellen niet op het
multi-informatiedisplay.
• Nadat er na de initialisatie gedurende
een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
Registreren van identificatiecodes
De identificatiecodes van de
bandenspanningssensoren en -zenders
van twee sets banden kunnen worden
geregistreerd. Als de identificatiecodes
voor zowel de normale banden als de
winterbanden vooraf zijn geregistreerd,
is het niet nodig om de
identificatiecodes te registreren
wanneer de normale banden worden
vervangen door winterbanden.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
402
Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het SRS-airbagsysteem; of
■Het gordelspannersysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het ABS; of
■Het Brake Assist-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Rood/geel)Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbekrachtiging
(EPS)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert of brandt)Waarschuwingslampje PCS
■Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een
storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash Safety-systeem).
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Wanneer er geen zoemer klinkt: Het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar, corrigerende
maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 249, blz. 442)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Stability
Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje PCS branden.
Blz. 257
(Oranje)Controlelampje (waarschuwingszoemer) LTA
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tracing
Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 266)
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het VSC-systeem;
■De TRC; of
■De Hill Start Assist Control
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het lampje gaat knipperen wanneer het ABS, VSC- of TRC-systeem
in werking is.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
437
8
Bij problemen
Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat branden en
knippert om aan te geven dat het centrale waarschuwingssysteem
een storing heeft gesignaleerd.
Blz. 442
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Als het lampje gaat branden: Lage bandenspanning, bijvoorbeeld
door
■Natuurlijke oorzaken (→blz. 440)
■Lekke band (→blz. 449)
Breng de banden op de juiste spanning.
Na een paar minuten dooft het lampje. Laat het systeem
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige indien het lampje niet dooft nadat de
banden op spanning zijn gebracht.
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende 1 minuut
knippert: Storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(→blz. 441)
Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje onjuiste bediening pedaal*6(waarschu-
wingszoemer)
Wanneer er een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het Brake Override-systeem
■De wegrijregeling
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Geeft aan dat de schakelstand is gewijzigd en de wegrijregeling is
geactiveerd terwijl het gaspedaal werd ingetrapt.
Laat het gaspedaal even los.
Geeft aan dat de Parking Support Brake-functie (indien aanwezig)
in werking is (→blz. 317)
Volg de instructie op het multi-informatiedisplay op.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Geeft aan dat het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden
ingetrapt en het Brake Override-systeem in werking is.
Laat het gaspedaal los en trap het rempedaal in.
*1: Waarschuwingszoemer remsysteem: Als er zich een probleem voordoet dat de
remprestaties nadelig zou kunnen beïnvloeden, gaat het waarschuwingslampje branden
en klinkt er een waarschuwingszoemer.
*2: Waarschuwingszoemer lage oliedruk: De waarschuwingszoemer lage oliedruk klinkt
gedurende maximaal ongeveer 30 seconden wanneer het controlelampje READY brandt
en het waarschuwingslampje lage oliedruk brandt.
*3: Waarschuwingszoemer open portier/achterklep: De waarschuwingszoemer open
portier/achterklep klinkt om aan te geven dat een of meerdere portieren/de achterklep
niet goed gesloten zijn (als de rijsnelheid 5 km/h of hoger is).
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
439
8
Bij problemen