– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Er bevindt zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een spiegel, voor de
auto.
– De achterzijde van een voorligger is
sterk spiegelend, zoals een
container op een truck.
– De koplampen van de auto zijn
beschadigd of vuil.
– De auto helt naar één kant over
door bijvoorbeeld een lekke band of
ligt aan de achterzijde wat lager
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld.
– Er wordt herhaaldelijk en op een
abnormale manier geschakeld
tussen dimlicht en grootlicht.
– De bestuurder meent dat andere
bestuurders of voetgangers last
hebben van het grootlicht.
Als “Headlight System Malfunction.
Visit Your Dealer.” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.4.3.3 Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitstekend
zicht bij ongunstige rijomstandigheden,
zoals bij regen of mist.
Bedieningsinstructies
Schakelaar mistachterlicht
1Schakelt het mistachterlicht uit
2Schakelt het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt het mistachterlicht
uitgeschakeld.
Schakelaar mistlampen voor/mistachterlicht
1Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht uit
2Schakelt de mistlampen voor in
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
226
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de rui-
tenwissers en de airco. (→Blz. 360)
Als de temperatuur rondom de camera voor
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staatAls de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het ge-
deelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij be-
paalde typen zonnescherm door het zonlicht
dat door het oppervlak ervan wordt gereflec-
teerd de temperatuur van de camera voor ex-
treem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omgeving
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte
rondom te camera voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt af-
gedekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is
geopend of doordat een sticker op het ge-
deelte van de voorruit vóór de camera voor is
geplakt.Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afge-
dekt.
Wanneer “Pre-Collision System Radar in self
calibration Unavailable See owner’s manual.”
(Zelfkalibratie radar Pre-Crash Safety-
systeem niet beschikbaar, zie handleiding)
wordt weergegeven.Controleer of er materialen op de radar of de
afdekking van de radar zijn bevestigd en ver-
wijder deze zo nodig.
• Als in de volgende situaties de situatie is gewijzigd (of enige tijd met de auto is
gereden) en wordt gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, verdwijnt de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de temperatuur rondom de camera voor niet binnen het werkingsbereik ligt,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon of een zeer koude omgeving staat
• Als de camera voor geen objecten voor de auto kan detecteren, zoals 's nachts op een
onverlichte weg, bij sneeuw, bij mist of als er fel licht in de camera voor schijnt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4
Rijden
Systeemfuncties
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, klinkt er een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken.
Pre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, past het een grotere remkracht toe in
relatie tot de kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding zeer groot
is, worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of de snelheid van de
aanrijding te verlagen.
Emergency Steering Assist (regio A)
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding met een voetganger zeer
waarschijnlijk is, de auto voldoende
ruimte heeft op zijn rijstrook en de
bestuurder bezig is een uitwijk- of
stuurmanoeuvre uit te voeren, helpt de
Emergency Steering Assist bij het sturen.
Op die manier wordt gezorgd voor een
betere voertuigstabiliteit en wordt er
voorkomen dat de rijstrook wordt
verlaten.Assistentie bij het rechts/links afslaan
op een kruispunt (regio A)
Wanneer het systeem in de onderstaande
situaties oordeelt dat een aanrijding zeer
waarschijnlijk is, geeft het een Pre-Crash-
waarschuwing en wordt indien nodig de
Pre-Crash Brake-functie uitgevoerd.
Afhankelijk van hoe het kruispunt eruit
ziet, is assistentie wellicht niet mogelijk.
• Wanneer u rechts/links afslaat op een
kruispunt en het pad van een
tegenligger kruist
• Wanneer u rechts/links afslaat, er
vóór u een voetganger wordt
gesignaleerd en het systeem inschat
dat deze uw pad zal kruisen (fietsers
worden niet gesignaleerd).
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Pre-Crash
Safety-systeem
•5
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd
veilig en houd rekening met de
omgeving.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
245
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Terwijl de Emergency Steering
Assist in werking is, wordt in
sommige gevallen de werking ervan
mogelijk uitgeschakeld wanneer het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, er
een ruk aan het stuurwiel wordt
gegeven of het rempedaal wordt
ingetrapt en het systeem oordeelt
dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert.
– Wanneer de Emergency Steering
Assist in werking is en het stuurwiel
stevig wordt vastgehouden of de
andere kant op wordt gedraaid dan
die waarin het systeem koppel
genereert, wordt de functie
mogelijk uitgeschakeld.
Wanneer moet het Pre-Crash
Safety-systeem worden uitgeschakeld
Schakel in de volgende situaties het
systeem uit, omdat het mogelijk niet
juist werkt, hetgeen kan leiden tot een
ongeval waarbij dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan:
• Als de auto wordt gesleept
• Bij het slepen van een andere auto
• Bij het vervoeren van de auto op een
vrachtwagen, boot, trein of
vergelijkbaar transportmiddel
• Wanneer de auto wordt opgetakeld
terwijl het hybridesysteem aan staat
en de wielen vrij kunnen draaien
• Bij het controleren van de auto op een
rollenbank, bijvoorbeeld een
vermogensbank of een
snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen aan de auto
• Als er veel kracht wordt uitgeoefend
op de voorbumper of de grille door
een aanrijding of een andere oorzaak
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
WAARSCHUWING!
• Als de banden zeer versleten zijn
• Als banden van een andere dan de
voorgeschreven maat zijn geplaatst
• Als er sneeuwkettingen zijn
aangebracht
• Wanneer er een compact reservewiel
is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Als er tijdelijk uitrusting
(sneeuwploeg, enz.) die de
radarsensor of de camera voor kan
hinderen op de auto is geplaatst
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem
In-/uitschakelen van het Pre-Crash
Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
(→blz. 506) van het
multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld telkens wanneer het
contact AAN wordt gezet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
247
4
Rijden
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje PCS branden en
wordt er een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-
waarschuwing kan worden gewijzigd via
(→Blz. 506) van het
multi-informatiedisplay.
De instelling van de timing van de
waarschuwing blijft behouden als het
contact UIT wordt gezet. Als het
Pre-Crash Safety-systeem echter is
uitgeschakeld en weer is ingeschakeld,
wordt de timing weer ingesteld op de
standaardinstelling (gemiddeld).
Regio A: Als de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing wordt
gewijzigd, wordt dienovereenkomstig ook
de timing van de Emergency Steering
Assist gewijzigd. Wanneer laat is
geselecteerd, werkt de EmergencySteering Assist niet in een noodgeval.
1Vroeg
2Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
Werkingsvoorwaarden voor elke Pre-Crash Safety-functie
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding met een obstakel groot is. Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk niet:
• Als een accupool is losgenomen en weer aangesloten en er vervolgens gedurende een
bepaalde tijd niet met de auto is gereden
• Als de selectiehendel in stand R staat
• Als het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie
werkt)
Hieronder staan de snelheden vermeld waarbij elke functie werkt en de omstandigheden
waaronder de werking wordt geannuleerd.
• Pre-Crash-waarschuwing
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen
uw auto en het object
Voertuigen Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Regio A: Fietsers en voetgan-
gersOngeveer 10 - 80 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
248
– Regio A: Wanneer er onvoldoende
ruimte is waar de auto veilig en
onbelemmerd in kan rijden
– Regio A: Wanneer er tegenliggers
zijn
– Regio A: Wanneer de VSC-functie in
werking is
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, wordt er mogelijk
onvoldoende remkracht of
stuurkracht(regio A) gegenereerd,
waardoor het systeem niet goed
werkt:
– Als de remfuncties niet optimaal
kunnen functioneren, bijvoorbeeld
doordat onderdelen van het
remsysteem extreem koud of warm,
of nat zijn
– Als de auto niet goed wordt
onderhouden (extreem versleten
remdelen of banden, onjuiste
bandenspanning, enz.)
– Als er met de auto gereden wordt op
grind of een andere gladde
ondergrond
– Bij diepe spoorvorming in het
wegdek
– Als op een helling wordt gereden
– Bij het rijden over wegen met
hellingen links of rechts
Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 349), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned OFF.
Pre-Collision Brake System
Unavailable.” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Als wordt gereden op een weg met duideli-
jke witte (gele) rijstrookmarkeringen, waar-
schuwt het LTA-systeem de bestuurder
wanneer de auto de huidige rijstrook of
koers dreigt te verlaten
*. Het systeem kan
ook het stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of koers
wordt verlaten
*. Wanneer de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheidsbereik
is ingeschakeld, bedient dit systeem het
stuurwiel ook om de auto goed op de
rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de rijbaan*met
behulp van de camera voor. Het
detecteert ook voorliggers met behulp
van de camera voor en de radar.
*:De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
WAARSCHUWING!
Voordat u het LTA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet uitsluitend op het
LTA-systeem. Het LTA-systeem is
geen systeem dat de auto
automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet
worden besteed aan het gebied vóór
de auto beperkt. De bestuurder dient
altijd volledige verantwoordelijkheid
te nemen voor een veilig rijgedrag
door de omgeving steeds goed in de
gaten te houden en het stuurwiel te
bedienen om de rijrichting van de
auto te corrigeren.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
De bestuurder moet ook zorgen voor
voldoende pauzes als hij moe is,
bijvoorbeeld als hij langere tijd heeft
gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kan dat leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING!
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de
toets LTA om het systeem uit te
schakelen. Als u dat niet doet, kan dat
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer,
sneeuwval, vorst, enz.
• Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
• Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
• Er wordt gereden in een tijdelijke
rijstrook of een smalle rijstrook door
wegwerkzaamheden.
• Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
• Er is/zijn een reservewiel,
sneeuwkettingen, enz. gemonteerd.
• Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is.
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een
noodgeval
Voorkomen van storingen in het
LTA-systeem en onbedoeld
uitgevoerde handelingen
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen aan en plak geen stickers
op het lampglas.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
•Breng geen wijzigingen aan de
wielophanging, enz. aan Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige indien de
wielophanging enz. moet worden
vervangen.
• Monteer of plaats geen voorwerpen
op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de
voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
• Als uw voorruit gerepareerd moet
worden, neem dan contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Omstandigheden waaronder de
functies mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de
functies mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Houd om veilig te rijden de
omgeving steeds goed in de gaten,
bedien het stuurwiel om de rijrichting
van de auto te corrigeren en vertrouw
niet uitsluitend op de werking van het
systeem.
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger van
rijstrook wisselt. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en wisselt ook
van rijstrook.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger
slingert. (Mogelijk gaat uw auto
dienovereenkomstig ook slingeren
en verlaat mogelijk de rijstrook.)
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger zijn
rijstrook verlaat. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en verlaat
mogelijk de rijstrook.)
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 261) en de voorligger zeer
dicht op de rijstrookmarkering
links/rechts rijdt. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en verlaat
mogelijk de rijstrook.)
• Er wordt gereden in een scherpe
bocht.
• Er bevinden zich naast de weg
objecten die onterecht kunnen
worden aangezien voor witte (gele)
lijnen (vangrails, reflecterende
palen, enz.).
WAARSCHUWING!
• Er wordt met de auto gereden op een
plaats waar de weg zich splitst,
wegen samenkomen, enz.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Vanwege wegwerkzaamheden
bevinden zich
asfaltreparatiemarkeringen, witte
(gele) lijnen enz. op de weg.
• Er zijn schaduwen op de weg die
parallel lopen aan de witte (gele)
lijnen of deze bedekken.
• Er wordt met de auto gereden in een
gebied zonder witte (gele) lijnen,
zoals voor een tolboom of
kaartautomaat of op een kruising.
• De witte (gele) lijnen zijn
onderbroken of er zijn verhoogde
rijstrookmarkeringen of stenen
aanwezig.
• De witte (gele) lijnen zijn niet of
moeilijk te zien door zand, enz.
• Er wordt met de auto gereden op een
wegdek dat nat is door regen,
plassen, enz.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
4
Rijden