Als “RCTA Unavailable.” (RCTA niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Water, sneeuw, modder, enz. hopen zich
mogelijk op in de buurt rondom de sensor
in de bumper (→blz. 297). Wanneer het
water, de sneeuw, de modder, enz.
rondom de sensor in de bumper wordt
verwijderd, moet het systeem weer
normaal gaan werken. Ook werkt
mogelijk de sensor niet normaal bij
extreem warm of koud weer.Wanneer “RCTA Malfunction Visit Your
Dealer.” (Storing in RCTA. Ga naar uw
dealer) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Radarsensoren opzij achter
→Blz. 297
RCTA
De RCTA werkt wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld. Hij kan andere auto's
signaleren die van rechts of links achter naderen. Hij maakt gebruik van radarsensoren om
de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van andere auto's: de indicatoren in
de buitenspiegels gaan knipperen en er klinkt een zoemer.
1Naderende auto's
2Detectiegebieden
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden. (→Blz. 299)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 297
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
4
Rijden
• Wanneer een gesignaleerde
naderende auto een bocht maakt
•
Als er zich ronddraaiende objecten, zoals
een ventilator van een airco-unit, in de
buurt van de auto bevinden
• Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten
(vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto
en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
4.5.12 PKSB (Parking Support
Brake)*
*: Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid
of achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met een object groot is, wordt er een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
gesignaleerd object zeer groot is,
worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een
aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
Er worden ultrasoonsensoren gebruikt
om bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden stilstaande objecten,
zoals een muur, te signaleren in het
detectiegebied. (→Blz. 320)
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
(indien aanwezig)
Er worden radarsensoren achter gebruikt
om bij achteruitrijden naderende auto's in
het detectiegebied achter de auto te
signaleren. (→Blz. 322)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Gebruik de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 110)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
4
Rijden
1. Druk op < of > van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op∧of∨van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het systeem
in of uit te schakelen.
Wanneer de Parking Support Brake
wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje PKSB OFF (→blz. 103)
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer dan
op het multi-informatiedisplay,
selecteeren vervolgens “On” (aan).
Als het systeem door middel van deze
methode is uitgeschakeld, wordt het
niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is
gezet.
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het hybri-
desysteem of de remregeling in werking is,
klinkt een zoemer en wordt een melding
weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begren-
zingsregeling van het hybridesysteem om
hetzij de acceleratie te begrenzen hetzij het
vermogen zo veel mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Acceleration Reduced.”
(Object gesignaleerd, acceleratie
begrensd)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.
Multi-informatiedisplay: “Switch to
Brake.” (Trap het rempedaal in) (Als
het gaspedaal niet is ingetrapt, wordt
“Press brake pedal” (Trap het
rempedaal in) weergegeven.)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt
Zoemer: Kort piepsignaal
Overzicht systeem
Als de Parking Support Brake bepaalt dat er een risico op een aanrijding met een
gesignaleerd object of een voetganger bestaat, wordt het vermogen van het
hybridesysteem verminderd om een toename van de rijsnelheid te beperken.
(Begrenzingsregeling hybridesysteem: zie afbeelding 2.) Bovendien treedt wanneer u het
gaspedaal ingetrapt blijft houden automatisch het remsysteem in werking om de
rijsnelheid te verlagen. (Remregeling: zie afbeelding 3.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
316
• Afbeelding 1: Wanneer de PKSB (Parking Support Brake) wordt uitgeschakeld
1Vermogen hybridesysteem
2Remkracht
3Tijd
• Afbeelding 2: Wanneer de begrenzingsregeling voor het hybridesysteem in werking is
1Vermogen hybridesysteem
2Remkracht
3Tijd
4Begrenzingsregeling hybridesysteem
treedt in werking
5Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
groot is
6Vermogen hybridesysteem
gereduceerd
7Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (REMMEN!)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
317
4
Rijden
• Afbeelding 3: Wanneer de remregeling in werking is
1Vermogen hybridesysteem
2Remkracht
3Tijd
4Begrenzingsregeling hybridesysteem
treedt in werking
5Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
groot is
6Vermogen hybridesysteem
gereduceerd
7Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
zeer groot is
8Remregeling treedt in werking
9Kracht remregeling vergroot
10Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (REMMEN!)
11Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
“Switch to Brake.” (Trap het rempedaal in)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje PKSB OFF
branden. Als de Parking Support Brake
onnodig in werking treedt, kan de
remregeling worden geannuleerd door
het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 315) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem weer
automatisch ingeschakeld en gaat het
controlelampje PKSB OFF uit, als aan een
van onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
318
Als “Parking Support Brake
Unavailable” (Parking Support Brake
niet beschikbaar) en “Parking assist
unavailable. Clean parking assist
sensor” (Parking Assist niet
beschikbaar, reinig Parking
Assist-sensor) op het multi-
informatiedisplay worden
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF knippert
• Mogelijk is een van de sensoren
bedekt met bijvoorbeeld ijs, sneeuw of
vuil. Verwijder dan het ijs, de sneeuw,
het vuil e.d. van de sensor om te
zorgen dat het systeem weer normaal
werkt.
Als deze melding na het schoonmaken
van de sensor nog steeds wordt
weergegeven of wordt weergegeven
ondanks dat de sensor schoon is, laat
uw auto dan controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Mogelijk is de sensor bevroren.
Zodra het ijs smelt, zal het systeem
weer normaal werken.
• Mogelijk stroomt er continu water
over de sensor.
Als het systeem oordeelt dat de
toestand weer normaal is, zal het
systeem weer normaal werken.
Als een accuklem is losgenomen en
weer is aangesloten
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Rijd om het systeem te
initialiseren gedurende ten minste
5 seconden recht vooruit met een
snelheid van ongeveer 35 km/h of
hoger. Draai daarnaast, bij auto's met
Parking Support Brake-functie, als de
auto stilstaat, het stuurwiel geheel naar
links en vervolgens geheel naar rechts.WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
Parking Support Brake-systeem is
ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
• Het Parking Support Brake-systeem
is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
319
4
Rijden
Wijzigen van de ondersteuningsmodus
Wijzigen met de S-IPA-schakelaar
Druk op de schakelaar
Hiermee kunt u schakelen tussen de
functies en de ondersteuningsmodi uit-
of inschakelen.
Telkens wanneer de S-IPA-schakelaar
wordt ingedrukt terwijl het contact AAN
staat en de rijsnelheid ongeveer 30 km/h
of lager is, wijzigt de functie als volgt.
De geselecteerde functie wordt
weergegeven op het bedieningsdisplay
op het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 326)
Elke keer dat de S-IPA-schakelaar ingedrukt
wordt terwijl de selectiehendel niet in stand
P staat, wijzigt de modus als volgt:
Modus automatisch fileparkeren→Modus
automatisch haaks inparkeren*→Uit
Elke keer dat de S-IPA-schakelaar ingedrukt
wordt terwijl de selectiehendel in stand P
staat, wijzigt de modus als volgt:
Modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten→Uit
*: De modus automatisch haaks
inparkeren kan worden ingeschakeld
wanneer aan de desbetreffende
werkingsvoorwaarden wordt voldaan
(→blz. 330). Wanneer er niet aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt hij uitgeschakeld.Begeleidingsscherm
Het begeleidingsscherm wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
1Weergave bediening
Geeft de bedrijfsconditie van het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem weer.
2Stopweergave
Trap wanneer dit brandt het
rempedaal in en breng de auto direct
tot stilstand.
3Indicator mate van assistentie
Geeft een statusbalk weer waarop
wordt aangegeven hoe ver de auto is
verwijderd van zijn stoppositie/wat
de positie is waarbij de
ondersteuningsregeling eindigt.
4Icoon S-IPA-schakelaar
Wordt weergegeven wanneer de
ondersteuningsmodus kan worden
gewijzigd en het systeem kan worden
uit- of ingeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
5Weergave automatische bediening van
het stuurwiel
Geeft weer wanneer het stuurwiel
automatisch wordt bediend.
6Weergave Toyota Parking
Assist-sensor/weergave portierpositie
(open/dicht)
→Blz. 301
7Adviesweergave
Volg de op het display getoonde
aanwijzingen op en voer de
aangegeven handelingen uit.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
326
In de afbeelding wordt als voorbeeld
een display getoond waarop staat
aangegeven dat het rempedaal moet
worden ingetrapt om de rijsnelheid te
regelen en dat u moet controleren of
de omgeving veilig is.
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus
De ondersteuningsmodus wordt in de
volgende gevallen geannuleerd of
gestopt.
De ondersteuningsregeling wordt
geannuleerd wanneer
• De functie voor het behoud van de
temperatuur van het systeem in
werking is
• Er een systeemstoring is
• Het systeem heeft bepaald dat de
omgeving van de parkeerplaats niet
geschikt is voor verdere
ondersteuning
Pak wanneer de ondersteuningsregeling
wordt geannuleerd het stuurwiel stevig
vast, trap het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Begin nogmaals vanaf het begin,
aangezien het systeem al geannuleerd
is. Wanneer u verdergaat met handmatig
parkeren, bedien dan het stuurwiel zoals
u dat normaal ook zou doen.
De ondersteuningsregeling wordt gestopt
wanneer
• Het stuurwiel wordt bediend
• De rijsnelheid wordt tijdens de
ondersteuningsregeling hoger dan
7 km/h
• Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) werkt (indien aanwezig)
Wanneer de ondersteuningsregeling
wordt gestopt, kan deze weer worden
hervat door de aanwijzingen op het
scherm te volgen.PKSB (Parking Support Brake) terwijl
het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is (indien
aanwezig)
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, treden de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem en de remregeling van
de PKSB (Parking Support Brake) in
werking, ongeacht of de PKSB (Parking
Support Brake) is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 315)
• Nadat de PKSB (Parking Support
Brake) in werking is getreden, wordt
de werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem tijdelijk
gestopt en wordt de werking van de
PKSB (Parking Support Brake) op het
multi-informatiedisplay
weergegeven. (→Blz. 316)
• Wanneer de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
3 keer is gestopt als gevolg van de
werking van de PKSB (Parking
Support Brake), wordt het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
uitgeschakeld.
• Zodra het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem beschikbaar is nadat
de PKSB (Parking Support Brake) in
werking is getreden, wordt er een
melding op het multi-
informatiedisplay weergegeven die u
laat weten dat u moet schakelen. De
werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem kan worden
hervat door te schakelen
overeenkomstig de aanwijzing op het
multi-informatiedisplay en door de
S-IPA-schakelaar (→blz. 326)
nogmaals in te drukken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
327
4
Rijden