• Controleer het gebied in de richting
van de pijl die de richting van de
automatische bediening van het
stuurwiel en de beoogde
parkeerplaats op het display
aangeeft visueel.
• Iedere keer dat er op de
S-IPA-schakelaar wordt gedrukt,
wijzigt de modus. (→Blz. 326)
• Als de selectiehendel niet in D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor) staat of als de rijsnelheid te
hoog is, zal door het indrukken van
de S-IPA-schakelaar het scherm niet
wijzigen naar het scherm “Back-in
Parking” (achteruit inparkeren).
• De richtingaanwijzerschakelaar (→
blz. 215) kan worden bediend om te
selecteren of u linksaf of rechtsaf
wilt parkeren.
• Het systeem kan niet worden
gebruikt wanneer de parkeerplaats
smal is of wanneer de
ondersteuningsregeling
onvoldoende ruimte heeft om te
werken. Raadpleeg de informatie op
het multi-informatiedisplay om naar
een andere parkeerplaats te gaan.
2. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Vervolgens klinkt een hoog
piepsignaal en gaat tegelijkertijd eenindicator op het instrumentenpaneel
branden, waarna de
ondersteuningsregeling start.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 326) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
• Wanneer de rijsnelheid te hoog is,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 326)
• Als na het starten van de
ondersteuningsregeling de ruimte te
smal blijkt te zijn, klinkt er een schril
piepsignaal en stopt de
ondersteuningsregeling.
3. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
4. Zet de selectiehendel in stand R.
5. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is, controleer of er zich geen
obstakels bevinden op de
parkeerplaats en rijd langzaam
achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt
met het rempedaal.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
337
4
Rijden
• Wanneer de auto niet netjes in één
keer de beoogde parkeerplaats kan
worden ingereden en er meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
6.
• Wanneer er niet meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
12.
6. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
7. Zet de selectiehendel in stand D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor).
Wanneer u de
ondersteuningsregeling wilt
beëindigen op uw huidige positie, zet
dan de selectiehendel in stand P.
8. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.9. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
10. Zet de selectiehendel in stand R.
11. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
Afhankelijk van de situatie van de
parkeerplaats moeten er mogelijk
stappen worden herhaald.
12. Wanneer de auto zich bijna geheel
binnen de beoogde parkeerplaats
bevindt, klinkt er een hoog
piepsignaal en wordt de
stopweergave op het display
(→blz. 326) weergegeven. Breng de
auto tot stilstand.
Hiermee is de modus automatisch
haaks inparkeren voltooid.
• Uit veiligheidsoverwegingen klinkt
de zoemer net voordat de auto
volledig op de beoogde
parkeerplaats staat. Bovendien
wordt op dat moment de werking
van het systeem ook beëindigd.
Houd, om op de gewenste
parkeerplaats te komen, het
stuurwiel stevig vast en rijd
langzaam achteruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Houd bij het achteruitrijden de
omgeving voor en achter de auto in
de gaten. Controleer de omgeving
ook via de (buiten)spiegels.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
338
OPMERKING(Vervolg)
• Bij het parkeren in een smalle ruimtekomt de auto dicht bij nabij
geparkeerde auto's. Als het lijkt alsof
de auto mogelijk iets zal raken, breng
de auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen.
• Mogelijk kunnen objecten die zich dicht bij de grond bevinden niet
worden gesignaleerd. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is en
OPMERKING(Vervolg)
breng de auto tot stilstand door het
rempedaal in te trappen als het lijkt
alsof de auto mogelijk iets zal raken.
• Afhankelijk van de omgeving, zoals andere geparkeerde auto's, wordt de
auto mogelijk schuin of deels buiten
de parkeerplaats geparkeerd. Pas de
positie van de auto indien nodig
handmatig aan.
Meldingen multi-informatiedisplay
Wanneer het Simple Intelligent Parking Assist-systeem niet kan worden bediend of
wanneer de werking is beëindigd, het systeem is uitgeschakeld, enz., wordt een van de
onderstaande meldingen weergegeven op het multi-informatiedisplay. Neem de juiste
maatregelen overeenkomstig de weergave op het display.
Wanneer bediening niet mogelijk is
Melding Situatie/oplossing
“IPA System Check Visit Your
Dealer” (IPA-systeemcontrole.
Ga naar uw dealer.) Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig.
Zet het contact UIT en start vervolgens het hybridesys-
teem. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de
melding opnieuw wordt weergegeven.
“Currently Unavailable” (mo-
menteel niet beschikbaar) Er zit mogelijk een storing in het systeem.
De stuurbekrachtiging is tijdelijk oververhit.
Zet het contact UIT, wacht een poosje en start vervol-
gens het hybridesysteem weer.
Het hybridesysteem werkt niet.
Schakel het hybridesysteem in.
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, vuil, o.i.d. op een sensor.
Verwijder het ijs, de sneeuw, het vuil, enz.
De sensor is bevroren.
Zodra de sensor ontdooit, zal het systeem weer normaal
werken.
De 12V-accu is verwijderd en weer geplaatst.
Rijd gedurende ten minste 5 seconden recht vooruit met
een snelheid van ongeveer 35 km/h of hoger.
“Excessive Speed” (snelheid te
hoog) De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer de rijsnelheid
hoger is dan 30 km/h.
Bedien de schakelaar wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of lager is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
340
WAARSCHUWING!
• Vertrouw niet uitsluitend op het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem. Rijd, net als bij auto's
zonder dit systeem, voorzichtig
vooruit en achteruit terwijl u de
omgeving van de auto in de gaten
houdt.
• Rijd niet achteruit terwijl u op het
multi-informatiedisplay kijkt. Als u
tijdens het achteruitrijden alleen op
het scherm van de monitor let, kan
dat een aanrijding of ongeval tot
gevolg hebben, aangezien het beeld
dat op het scherm van de monitor
wordt weergegeven, kan afwijken
van de werkelijke situatie. Controleer
de omgeving van de auto tijdens het
achteruitrijden altijd visueel, zowel
met als zonder spiegels.
• Rijd langzaam terwijl u bij het
achteruit- en vooruitrijden de
snelheid regelt met het rempedaal.
• Als de kans bestaat dat de auto een
voetganger, een andere auto of een
ander obstakel zal raken, breng de
auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op
de S-IPA-schakelaar om het systeem
uit te schakelen.
•
Gebruik het systeem op een
parkeerplaats met een vlakke
ondergrond.
• Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen, aangezien
het stuurwiel tijdens het gebruik
automatisch wordt gedraaid.
– Het risico bestaat dat een stropdas,
sjaal, uw arm, enz. vast komt te
zitten in het stuurwiel. Zorg dat uw
bovenlichaam niet te dicht bij het
stuurwiel komt. Voorkom ook dat
kinderen te dicht bij het stuurwiel
komen.
– U kunt uzelf tijdens het draaien van
het stuurwiel bezeren als u lange
vingernagels hebt.
– Breng in een noodgeval de auto tot
WAARSCHUWING!(Vervolg)
stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk op de
S-IPA-schakelaar om het systeem
uit te schakelen.
• Controleer altijd of er voldoende
ruimte is voordat u probeert de auto
te parkeren en het systeem te
bedienen.
WAARSCHUWING!
• Gebruik het systeem in de volgende
situaties niet, aangezien het systeem
u mogelijk niet goed kan
ondersteunen bij het bereiken van de
beoogde parkeerplaats, wat een
ongeval tot gevolg kan hebben.
– In een gebied waar geen
parkeerplaatsen zijn
– Op een onverharde parkeerplaats
zonder belijning, bijvoorbeeld op
zand of grind
– Op een parkeerplaats waarbij een
helling of golving in de weg is
– Op een bevroren, met sneeuw
bedekte of gladde weg
– Op asfalt dat door hoge
buitentemperaturen zacht is
geworden
– Als er een obstakel aanwezig is
tussen de auto en het beoogde
parkeervak
– Gebruik van de sneeuwkettingen of
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
• Gebruik geen andere dan de door de
fabrikant aanbevolen banden.
Mogelijk werkt het systeem niet goed.
Neem voor het vervangen van de
banden contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• In de volgende situaties kan het
systeem de auto mogelijk niet op de
ingestelde locatie brengen.
– Als de banden erg versleten zijn of
als de bandenspanning te laag is
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
345
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
iemands hand.
– De auto staat erg schuin.
– Bij extreem hoge of lage
temperaturen.
– Er wordt gereden op een golvende
weg, helling, grindweg, in een
gebied waar het gras hoog is, enz.
– Er bevindt zich een bron van
ultrasoongolven in de buurt, zoals
een claxon of sensoren van een
ander voertuig, de motor van een
motorfiets of de luchtremmen van
een groot voertuig.
– Zware regenval of een andere
oorzaak waardoor er te veel water
op uw auto terechtkomt.
– De hoek van de sensor wijkt
mogelijk af wanneer de
ondersteuningsregeling start, zelfs
wanneer er een geparkeerde auto
op de beoogde parkeerplaats staat.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Monteer geen accessoires binnen
het detectiegebied van de sensor.
4.5.16 GPF-systeem
(benzineroetfilter)
Het benzineroetfiltersysteem
verzamelt met behulp van een
uitlaatgasfilter roetdeeltjes in de
uitlaatgassen. Het systeem werkt om
het filter automatisch te regenereren,
afhankelijk van de voertuigcondities.
Als “Exhaust filter full. See owner’s
manual.” (Uitlaatgasfiltersysteem vol.
Zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zwaar wordt belast terwijl
roetdeeltjes zich ophopen.
• Het vermogen van het
hybridesysteem (motortoerental)wordt beperkt bij een bepaalde
hoeveelheid roetdeeltjes. Er kan
echter nog met de auto worden
gereden, tenzij het
motorcontrolelampje gaat branden.
• Roetdeeltjes hopen zich sneller op
wanneer er regelmatig korte ritten
worden gereden met de auto,
wanneer er met lage snelheden wordt
gereden of als het hybridesysteem
regelmatig wordt gestart in een
extreem koude omgeving. Overmatige
ophoping van roetdeeltjes kan
worden voorkomen door periodiek
lange afstanden te rijden waarbij het
gaspedaal af en toe wordt losgelaten,
zoals bij het rijden op autowegen en
snelwegen.
Als het motorcontrolelampje gaat
branden of “Engine Maintenance
Required. Visit Your Dealer.” (Motor
moet worden onderhouden. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
De hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes heeft een bepaald niveau
overschreden. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen dat het
benzineroetfiltersysteem niet goed
werkt
• Gebruik geen andere brandstof dan
het voorgeschreven type brandstof
• Breng geen wijzigingen aan de
uitlaatpijp aan
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
347
4
Rijden
Alsuopdrukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto waarschijnlijk
gemakkelijker los krijgen door te
‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door
snel in te drukken en weer los te laten.
Er verschijnt een melding op het
multi-informatiedisplay. Druk nogmaals
op
om het systeem weer in te
schakelen.
Uitschakelen van de TRC, VSC en Trailer
Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway
Control uit door
langer dan
3 seconden ingedrukt te houden terwijl
de auto stilstaat.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en de melding wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals opom het systeem
weer in te schakelen.
*: Bij auto's met PCS (Pre-Crash
Safety-systeem), wordt de PCS ook
uitgeschakeld (alleen Pre-Crash-
waarschuwing is beschikbaar). Het
waarschuwingslampje PCS gaat branden
en er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay. (→Blz. 255)
Wanneer de melding dat de TRC is
uitgeschakeld wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer ofhersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Bijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door ABS, Brake Assist,
VSC, Trailer Sway Control, TRC en Hill
Start Assist Control
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt
bediend.
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, kan aan de voorzijde
van de auto een geluid hoorbaar zijn
dat afkomstig is van het remsysteem.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer nadat na het uitschakelen
van het hybridesysteem een of twee
minuten zijn verstreken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
349
4
Rijden
WAARSCHUWING!
In de motorruimte bevinden zich allerlei
mechanismen en vloeistoffen die
plotseling in beweging kunnen komen,
heet kunnen worden of elektrisch geladen
kunnen worden. Neem onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht om dodelijk
of ernstig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden in de
motorruimte
• Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) of IGNITION ON (contact AAN)
niet op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven en het
controlelampje READY uit is.
• Houd handen, kleding en
gereedschap uit de buurt van de
ventilator als die in werking is.
•
Raak de motor, de
vermogensregeleenheid, de radiateur,
het uitlaatspruitstuk, enz. niet direct na
het rijden aan, aangezien deze
onderdelen heet kunnen zijn. De olie en
andere vloeistoffen kunnen ook heet
zijn.
• Laat geen brandbare voorwerpen,
zoals een stuk papier of een doek,
achter in de motorruimte.
• Rook niet, veroorzaak geen vonken
en voorkom open vuur in de buurt
van de 12V-accu. De brandstof- en
accudampen zijn licht ontvlambaar.
• Wees uiterst voorzichtig als u aan de
12V-accu werkt. De accu bevat
namelijk het giftige en corrosieve
zwavelzuur.
• Wees voorzichtig, want remvloeistof
is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken
beschadigen. Als u remvloeistof op
uw handen of in uw ogen krijgt, spoel
ze dan onmiddellijk met schoon
water. Raadpleeg een arts als u last
blijft houden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Werkzaamheden bij de elektrische
koelventilatoren of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat,
kunnen de elektrische koelventilatoren
automatisch worden ingeschakeld als
de airconditioning wordt ingeschakeld
en/of als de koelvloeistoftemperatuur
hoog is. (→Blz. 391)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen
te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof,
enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot
overmatige motorslijtage door vuil in de
inlaatlucht.
Als het remvloeistofniveau te laag of
te hoog is
Het is normaal dat het
remvloeistofniveau iets lager wordt door
slijtage van de remblokken of door een
hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet
worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
384
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als u elektrolyt op de huid krijgt,
dient u de desbetreffende plaats zeer
grondig te wassen. Als het pijn doet
of brandt, roept u meteen medische
hulp in.
•
Als u elektrolyt op uw kleding krijgt, kan
deze erdoorheen op de huid komen.
Trek onmiddellijk de kleding uit en volg,
indien nodig, de procedure zoals
hierboven beschreven.
• Als u per ongeluk elektrolyt inslikt,
moet u veel water of melk drinken.
Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
WAARSCHUWING!
Wanneer het vloeistofniveau van de
12V-accu te laag is
Gebruik de 12V-accu niet wanneer er
onvoldoende vloeistof in de 12V-accu
zit. Anders zou de 12V-accu kunnen
ontploffen.
Accukabels van de 12V-accu
losnemen
Neem de negatieve (-) accupool niet los
van de carrosseriezijde. De losgenomen
negatieve (-) accupool kan in contact
komen met de positieve (+) accupool,
waardoor dodelijk of ernstig letsel als
gevolg van een kortsluiting kan
ontstaan.
OPMERKING
Wanneer de 12V-accu wordt
opgeladen
Laad de 12V-accu nooit op wanneer het
hybridesysteem in werking is.
Controleer ook of alle accessoires zijn
uitgeschakeld.
Bijvullen van gedestilleerd water
Vul niet te veel bij. Anders kan er bij
intensief laden accuvloeistof lekken,
waardoor corrosie kan worden
veroorzaakt.Ruitensproeiervloeistof
Vul in de volgende situaties
ruitensproeiervloeistof bij:
• Een sproeier werkt niet.
•
Er verschijnt een waarschuwi-
ngsmelding op het multi-
informatiedisplay. (indien aanwezig)
WAARSCHUWING!
Bij het bijvullen van
ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als
het hybridesysteem warm is of nog
werkt. Ruitensproeiervloeistof bevat
alcohol en kan vlam vatten als het
bijvoorbeeld op hete motoronderdelen
wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries
in plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van
uw auto worden aangetast en de pomp
beschadigd raken, waardoor er geen
ruitensproeiervloeistof meer kan
worden gesproeid.
Verdunnen van
ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien
nodig met water. Raadpleeg de op het
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
394