Afstellen helderheid instrumentenpaneel
De helderheid van het instrumentenpaneel
kan worden ingesteld als de achterlichten
branden. Wanneer de omgeving echter licht
is (bijvoorbeeld overdag), kan de helderheid
mogelijk niet worden ingesteld.
G-monitor
Het volgende item wordt weergegeven.
1Weergave G-krachten
Geeft de actuele G-krachtstatus weer.
Navigatie met behulp van pijlen (auto's
met navigatiesysteem)De navigatie met behulp van pijlen
verschijnt alleen tijdens de
routebegeleiding door het
navigatiesysteem. Wanneer een afslag
nadert, worden de afstand tot de afslag
en de richting van de afslag
weergegeven.
1Richting van de afslag
Het getoonde beeld wijkt mogelijk af
van het werkelijke kruispunt.
2Afstand tot de volgende afslag
Beëindigen van weergave
Wanneer het contact UIT wordt gezet,
wordt elk van de onderstaande zaken
gedurende ongeveer 30 seconden
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Verhouding verstreken tijd/rijden in
EV-modus
• Afstand
• Gemiddeld brandstofverbruik
WAARSCHUWING!
Waarschuwing bij het instellen van
het display
Aangezien de motor tijdens het
instellen van het display moet draaien,
dient de auto te worden geparkeerd op
een plaats met voldoende ventilatie. In
een afgesloten ruimte, zoals een
garage, kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het instellen van het display
Zorg ervoor dat het hybridesysteem
draait tijdens het instellen van het
display om te voorkomen dat de
12V-accu leeg raakt.
2.1 Instrumentenpaneel
113
2
Instrumentenpaneel
2.1.4 Energiemonitor/
verbruiksscherm
U kunt de status van de auto zien op het
multi-informatiedisplay en op het
scherm van het navigatie-/
multimediasysteem (indien aanwezig).
1Multi-informatiedisplay
2Scherm navigatie-/
multimediasysteem (indien aanwezig)
3Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel
Energiemonitor
De energiemonitor kan worden gebruikt
om de rijstatus van de auto, de
bedrijfsstatus van het hybridesysteem en
de energieregeneratiestatus te
controleren.
Weergaveprocedure
Multi-informatiedisplay
Druk op < of > van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel en selecteer
, en druk vervolgens op∧of∨om de
energiemonitor weer te geven.
Scherm navigatie-/multimediasysteem
(type A) (auto's zonder navigatiesysteem)
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
Als een ander scherm dan “Energy
monitor” (energiemonitor) wordt
weergegeven, selecteert u “Energy”
(energie).Scherm navigatie-/multimediasysteem
(type A) (auto's met navigatiesysteem)
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
3. Selecteer ECO op het scherm
“Information” (informatie).
Als een ander scherm dan “Energy
monitor” (energiemonitor) wordt
weergegeven, selecteert u “Energy”
(energie).
Scherm navigatie-/multimediasysteem
(type B)
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Energy flow”
(energiestroom).
Het display aflezen
De pijlen verschijnen overeenkomstig de
energiestroom. Wanneer er geen
energiestroom is, worden er geen pijlen
weergegeven.
De kleur van de pijlen wijzigt als volgt:
Groen of blauw: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt geregenereerd of
opgeladen.
Geel: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gebruikt.
Rood: Als de benzinemotor wordt
gebruikt.
Multi-informatiedisplay
1Benzinemotor
2Batterijpakket (tractiebatterij)
2.1 Instrumentenpaneel
114
3Banden
In de afbeelding worden alle pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is
afhankelijk van de omstandigheden.
Scherm navigatie-/multimediasysteem
(type A) (indien aanwezig)
1Benzinemotor
2Elektromotor (tractiemotor)
3Batterijpakket (tractiebatterij)
4Bandenmaat voor
5Achterbanden
In de afbeelding worden alle pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is
afhankelijk van de omstandigheden.
Scherm navigatie-/multimediasysteem
(type B) (indien aanwezig)
1Benzinemotor
2Batterijpakket (tractiebatterij)
3Elektromotor (tractiemotor)
4Bandenmaat voor
5Achterbanden
In de afbeelding worden alle pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is
afhankelijk van de omstandigheden.
Kleur van het batterijpakket
(tractiebatterij) op het display
Deze kleur is groen of blauw wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen en geel wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
gebruikt.
Waarschuwing ladingstoestand
batterijpakket (tractiebatterij)
• De zoemer klinkt met tussenpozen als
het batterijpakket (tractiebatterij)
ongeladen blijft als de selectiehendel
in stand N staat of als de resterende
lading onder een vastgesteld niveau
daalt. Als de ladingstoestand nog
verder daalt, klinkt de zoemer continu.
• Volg de aanwijzingen die worden
weergegeven op het scherm om het
probleem te verhelpen als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en er een zoemer
klinkt.
Kleur van de benzinemotor op het
scherm van het multimediasysteem
Hij is blauw wanneer de motor
warmdraait en wordt oranje wanneer
het warmdraaien is voltooid.
Brandstofverbruik (type A) (indien
aanwezig)
Scherm navigatie-/multimediasysteem
(auto's zonder navigatiesysteem)
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
Als een ander scherm dan het
gewenste scherm wordt
weergegeven, selecteert u “Trip
information” (ritinformatie) of
“History” (geschiedenis).
2.1 Instrumentenpaneel
115
2
Instrumentenpaneel
Aan boord van een vliegtuig
Zorg ervoor dat u aan boord van een
vliegtuig niet op de toetsen van de
elektronische sleutel drukt. Zorg ervoor
dat de toetsen niet per ongeluk ingedrukt
kunnen worden als u de elektronische
sleutel in bijvoorbeeld een tas hebt
opgeborgen. Bij het indrukken van de
toetsen kan de elektronische sleutel
radiogolven uitzenden die de bediening
van het vliegtuig kunnen beïnvloeden.
Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop beïnvloeden
→Blz. 132
Leegraken batterij elektronische sleutel
• De standaard levensduur van de
batterij is1-2jaar.
• Als de batterij bijna leeg is, klinkt een
waarschuwingssignaal in de auto en
wordt er een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay als het
hybridesysteem wordt uitgeschakeld.
• Omdat de elektronische sleutel altijd
radiogolven ontvangt, raakt de
batterij ook ontladen wanneer de
elektronische sleutel niet wordt
gebruikt. De volgende symptomen
geven aan dat de batterij van de
elektronische sleutel mogelijk
ontladen is. Vervang de batterij indien
nodig. (→Blz. 420)
– Het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening
werkt niet.
– Het detectiegebied wordt kleiner.
– Het ledcontrolelampje in de sleutel
gaat niet branden.
De batterij kan door de gebruiker worden
vervangen. (→Blz. 420) De sleutel kan bij
het vervangen van de batterij echter
beschadigd raken. Het verdient daarom
aanbeveling om de batterij te laten
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur ofeen andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Houd, om de levensduur van de
batterij niet nodeloos te bekorten, de
elektronische sleutel op een afstand
van minimaal 1 m van de volgende
elektrische apparaten met een
magnetisch veld:
– Televisietoestellen
– Computers
– Mobiele telefoons, draadloze
telefoons en batterijladers
– Oplaadapparatuur voor draadloze
en mobiele telefoons
– Tafellampen
– Inductiekookplaten
Als de sleutelbatterij volledig leeg is
→Blz. 420
Bevestiging van het aantal
geregistreerde sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan
worden bevestigd. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als een verkeerde sleutel wordt
gebruikt
Bij sommige uitvoeringen zal de
slotcilinder vrij kunnen draaien.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijvoorbeeld van de
afstandsbediening) kunnen worden
gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 503)
Verklaring voor de afstandsbediening
→Blz. 135
3.1 Gebruik van de sleutel
121
3
Bediening van elk onderdeel
Instellen van de ontgrendelfunctie (auto's met Smart entry-systeem, startknop en
instapfunctie)
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1Zet het contact UIT.
2Schakel de inbraaksensor en de hellingsensor van het alarmsysteem uit om tijdens
het veranderen van de instellingen het alarm niet onbedoeld te activeren. (indien
aanwezig) (→blz. 96)
3Wanneer het controlelampje in de sleutel uit is, houd dan de toetsongeveer
5 seconden ingedrukt terwijl u tegelijkertijd de toetsingedrukt houdt.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder
is aangegeven.
(Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
3.)
Multi-
informatiedisplayOntgrendelfunctie Piepsignaal
(auto's met linkse be-
sturing)Als u de portiergreep van het be-
stuurdersportier vasthoudt,
wordt alleen het bestuurderspor-
tier ontgrendeld.
Exterieur: 3 keer een piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
(auto's met rechtse
besturing)Als u de portiergreep van het
voorpassagiersportier vasthoudt,
worden alle portieren ontgren-
deld.
Als u een portiergreep vasthoudt,
worden alle portieren ontgren-
deld.Exterieur: Twee piepsignalen
Interieur: Eén belsignaal
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd,
moet u de portieren ontgrendelen met de afstandsbediening en een portier eenmaal
openen en sluiten als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden nadat op
is gedrukt geen portier wordt geopend, worden de portieren weer vergrendeld en
wordt het alarm automatisch ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit wordt geactiveerd. (→Blz. 94)
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, klinkt er
een zoemer om aan te geven dat een
portier niet goed is gesloten. Het open
portier wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop beïnvloeden
→Blz. 132
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
gewijzigd. (→Blz. 503)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
125
3
Bediening van elk onderdeel
2Druk op de toets om de achterklep te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Afstandsbediening
→Blz. 123
Schakelaars centrale vergrendeling
→Blz. 124
Openen van de achterklep van buitenaf
Trek de achterklep omhoog terwijl u de
schakelaar achterklep openen ingedrukt
houdt.
De achterklep kan niet direct nadat de
schakelaar achterklep openen is
ingedrukt, worden gesloten.
Sluiten van de achterklep
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep en druk de
achterklep van buitenaf naar beneden om
deze te sluiten.
Let op dat de achterklep bij het sluiten
ervan met de handgreep niet opzij wordt
getrokken.Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld/ontgrendeld met behulp van
de instapfunctie of de afstandsbediening.
(Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld:
tweemaal)
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, klinkt er
een zoemer om aan te geven dat een
portier niet goed is gesloten.
Het open portier wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat
branden als de achterklep wordt
geopend.
Indien het openingssysteem van de
achterklep niet werkt
De achterklep kan van binnenuit worden
geopend.
1. Verwijder het kapje met een
schroevendraaier.
Breng om het kapje te beschermen
een doek aan tussen de
sleufkopschroevendraaier en het
kapje, zoals aangegeven in de
afbeelding.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
127
3
Bediening van elk onderdeel
Bij het starten van het
hybridesysteem of veranderen van de
standen van het contactHet systeem werkt als de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt.
Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Een combinatie van in en buiten de auto hoorbare zoemers en waarschuwingsmeldingen
op het multi-informatiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van de auto en ongelukken door
een onjuiste bediening worden voorkomen. Neem de juiste maatregelen op basis van de
weergegeven melding.
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschreven
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
Alarm Situatie Correctieprocedure
De buiten de auto hoorbare
zoemer klinkt eenmaal gedu-
rende 5 secondenEr is geprobeerd de auto te
vergrendelen terwijl er nog
een portier geopend was.Sluit alle portieren en ver-
grendel ze opnieuw.
De zoemer in het interieur
klinkt herhaaldelijkHet contact werd in stand
ACC gezet terwijl het bestuur-
dersportier was geopend (of
het bestuurdersportier werd
geopend terwijl het contact in
stand ACC stond).Zet het contact UIT en sluit
het bestuurdersportier.
Als “Entry & Start System Malfunction.
See Owner’s Manual.” (Storing in Smart
entry-systeem met startknop. Raadpleeg
handleiding) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
•In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met het
Smart entry-systeem met startknop
ontgrendeld kunnen worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer binnen een afstand van 2 m
van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.•
Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren
alleen via het bestuurdersportier
worden ontgrendeld. Houd in dat geval
de greep van het bestuurdersportier
vast of gebruik de afstandsbediening of
de mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de
batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
131
3
Bediening van elk onderdeel
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 131)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
•
Bij het gebruik van de portiergreep kun-
nen uw nagels over het portier krassen.
Zorg ervoor dat uw nagels of de lak van
het portier niet beschadigd raken.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
133
3
Bediening van elk onderdeel