6. Houd de schakelaar voor de
ruitbediening nogmaals omhoog
getrokken in de one-touch
sluitpositie. Blijf de schakelaar, nadat
de zijruit volledig is gesloten, nog
eens ten minste 1 seconde in die
positie vasthouden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als
u de schakelaar hebt losgelaten terwijl de
ruit nog in beweging was. Als de ruit in de
tegengestelde richting beweegt en niet
volledig kan worden gesloten of geopend,
laat dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Aan portierslot gekoppelde werking
ruiten
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de mechanische
sleutel.
*(→Blz. 478)
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de
afstandsbediening.
*(→Blz. 123)
*: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsfunctie elektrisch
bedienbare ruit open
De zoemer klinkt en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
op het dashboard wanneer het contact
UIT staat en u het bestuurdersportier
opent terwijl de elektrisch bedienbare
ruiten geopend zijn.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
gewijzigd. (→Blz. 498)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Sluiten van de ruiten
• De bestuurder is verantwoordelijk
voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van
de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen,
te voorkomen, de elektrisch
bedienbare ruiten niet door kinderen
bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit.
Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de
blokkeerschakelaar voor de
ruitbediening te gebruiken.
(→Blz. 188)
•
Controleer of geen van de inzittenden
een lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als de zijruit
bediend wordt.
• Wanneer de elektrisch bedienbare
ruiten worden bediend met de
afstandsbediening of mechanische
sleutel (→blz. 120), bedien dan de
elektrisch bedienbare ruit nadat u
hebt gecontroleerd of er geen risico
is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld kan raken
tussen de zijruit. Laat kinderen de
zijruit niet bedienen via de
afstandsbediening of mechanische
sleutel.
3.5 Openen en sluiten van de ruiten
189
3
Bediening van elk onderdeel
4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 204
Rijden
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 210,
blz. 212)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 216)
Als de parkeerrem in de automatische
modus staat, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd wanneer
de selectiehendel in een andere stand
dan P wordt gezet. (→Blz. 216)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N
als de auto langdurig stilstaat.
(→Blz. 210, blz. 212)
Parkeren van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 216)
en zet de selectiehendel in stand P
(→blz. 210, blz. 212).
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
3. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
4. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D.
2. Trek de parkeerremschakelaar
omhoog om de parkeerrem
handmatig te activeren. (→Blz. 216)
3. Laat het rempedaal opkomen en trap
langzaam het gaspedaal in om de auto
in beweging te brengen.
4. Druk de parkeerremschakelaar in om
de parkeerrem handmatig te
deactiveren. (→Blz. 216)
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 348)
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's
vergelijkbaar zijn met conventionele
auto's en dat het belangrijk is dat u niet
plotseling accelereert, enz. (→Blz. 76)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
4.1 Voordat u gaat rijden
192
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
• Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
–
Wanneer de selectiehendel van R in D/B,
vanD/BinR,vanNinR,vanPinD/Bof
van P in R wordt gezet terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, verschijnt er
een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzing op.
– Wanneer het gaspedaal te diep
wordt ingetrapt terwijl de auto in
zijn achteruit staat.
• Wanneer de wegrijregeling wordt
geactiveerd, heeft uw auto mogelijk
moeite met het wegrijden in modder
of op verse sneeuw. Deactiveer in zo'n
geval de TRC (→blz. 348) om de
wegrijregeling uit te schakelen, zodat
de auto gemakkelijker wegrijdt in
modder of op verse sneeuw.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1600 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 492)Milieubewust rijden
→Blz. 108
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
4.1 Voordat u gaat rijden
193
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Cruise control*
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
– LTA (Lane Tracing Assist)*
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
– BSM (Blind Spot Monitor)*
*
: Indien aanwezig
Rijsnelheid bij het rijden met een
aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor
het rijden met een aanhangwagen niet.
Voor het afrijden van een lange helling
Minder snelheid en schakel terug.
Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling
terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of
gedurende een langere periode achtereen
in. Anders kan het remsysteem oververhit
raken of kan de remwerking teruglopen.
OPMERKING
Sluit de aanhangwagenverlichting op
de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de
aanhangwagenverlichting kan schade
toebrengen aan het elektrische systeem
van uw auto en een storing veroorzaken.
4.2 Rijprocedures
4.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het hybridesysteem gestart
of de stand van het contact veranderd.
Starten van het hybridesysteem
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
3. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan
het hybridesysteem niet worden
gestart.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het hybridesysteem
normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot het
controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
5. Controleer of het controlelampje
READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst
knippert en vervolgens blijft branden
en de zoemer klinkt, dan start het
hybridesysteem normaal.
Wanneer het controlelampje READY
uit is, kunt u niet wegrijden.
Als het controlelampje READY brandt,
kunt u wegrijden, zelfs als de
verbrandingsmotor niet draait. (De
benzinemotor start of stopt
automatisch in overeenstemming met
de toestand van de auto.)
4.1 Voordat u gaat rijden
204
Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 217)
en zet de selectiehendel in stand P
(→blz. 211).
3. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt.
4. Laat het rempedaal los en controleer
of de melding ACCESSORY (stand
ACC) op het multi-informatiedisplay
uit is.
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1UIT*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het multi-informatiedisplay wordt
niet weergegeven.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
3AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
*: Als de selectiehendel niet in stand P
staat en het hybridesysteem wordt
uitgezet, wordt het contact in plaats van
UIT in stand ACC gezet.
Uitschakelen van het hybridesysteem
met de selectiehendel in een andere
stand dan P
Als de selectiehendel niet in stand P staat
en het hybridesysteem wordt uitgezet,
wordt het contact in plaats van UIT in
stand ACC gezet. Voer de volgende
procedure uit om het contact UIT te
zetten:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zet de selectiehendel in stand P.
3. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) en “Turn power OFF.” (zet
contact UIT) op het multi-
informatiedisplay worden
weergegeven en druk de startknop
eenmaal in.
4. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) en “Turn power OFF.” (zet
contact UIT) op het multi-
informatiedisplay uit zijn.
Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (hybridesysteem niet in werking)
terwijl de selectiehendel in stand P is
staat, wordt het contact automatisch UIT
gezet. Deze functie kan het ontladen van
de 12V-accu echter niet helemaal
voorkomen. Laat de auto niet gedurende
langere tijd in stand ACC of AAN staan
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is.
4.2 Rijprocedures
205
4
Rijden
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
→Blz. 76
Leegraken batterij elektronische sleutel
→Blz. 121
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Als het hybridesysteem gestart wordt,
knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet totdat
het controlelampje READY continu
brandt. Continu branden betekent dat de
auto kan rijden.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 132
Aanwijzing voor de instapfunctie
→Blz. 132
Als het hybridesysteem niet kan
worden ingeschakeld
• De startblokkering is mogelijk niet
uitgeschakeld. (→Blz. 82) Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Controleer of de selectiehendel goed
in stand P staat. Het hybridesysteem
kan niet worden gestart als de
selectiehendel niet in stand P staat.
De melding “Shift to P Position to
Start” (zet de selectiehendel in stand
P om te starten) wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de
portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met de
stuurslotfunctie. Als u nogmaals op de
startknop drukt, wordt het stuurslot
automatisch weer uitgeschakeld.Wanneer het stuurslot niet kan
worden ontgrendeld
“Push POWER Switch while Turning The
Steering Wheel in Either Direction.”
(druk de startknop in en draai het
stuurwiel in een willekeurige richting)
wordt op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
Controleer of de selectiehendel in stand
P staat. Druk op de startknop terwijl u
het stuurwiel naar links en rechts
beweegt.
Oververhitting van de elektromotor
van het stuurslot voorkomen
Om te voorkomen dat de elektromotor van
het stuurslot oververhit raakt, kan de wer-
king worden onderbroken als het hybride-
systeem in korte tijd herhaaldelijk wordt
in- en uitgeschakeld. Schakel het hybride-
systeem in dat geval niet in of uit. Na
ongeveer 10 seconden zal de elektromotor
van het stuurslot weer functioneren.
Als “Entry & Start System Malfunction.
See Owner’s Manual.” (Storing in
Smart entry-systeem met startknop.
Raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2 Rijprocedures
206
Als het controlelampje READY niet
gaat branden
Neem, als het controlelampje READY
niet gaat branden nadat de juiste
procedure voor het starten van de auto
is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer er een storing in het
hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 449
Als de batterij van de elektronische
sleutel ontladen is
→Blz. 420
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
→Blz. 482
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als een storing aan het hybridesysteem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand gekomen is. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 437) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
4.2 Rijprocedures
207
4
Rijden
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Laat het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet
is ingeschakeld.
• Als ACCESSORY of IGNITION ON
(contact AAN) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
• Schakel het hybridesysteem niet uit
als de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Als het
hybridesysteem wordt uitgeschakeld
met de selectiehendel in een andere
stand wordt het contact niet UIT maar
in stand ACC gezet. Als de auto wordt
achtergelaten met het contact in
stand ACC, kan de 12V-accu ontladen
raken.
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.2 EV-modus
In de EV-modus wordt er elektrisch
vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en
wordt alleen de elektromotor
(tractiemotor) gebruikt voor de
aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het 's
nachts of in de vroege morgen door
woonwijken rijden of het rijden in een
parkeergarage, enz. zonder dat u zich
zorgen hoeft te maken over
geluidsoverlast of uitlaatgassen. Als
het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem actief
is, maakt de auto mogelijk geluid.
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje EV MODE
branden.
Door in de EV-modus de schakelaar in te
drukken, wordt teruggekeerd naar
normaal rijden (aandrijving door de
benzinemotor en de elektromotor
[tractiemotor]).
Omstandigheden waarin de EV-modus
niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus
mogelijk niet worden ingeschakeld. Als de
modus niet ingeschakeld kan worden,
klinkt er een zoemer en verschijnt er een
melding op het multi-informatiedisplay.
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
4.2 Rijprocedures
208