Page 73 of 244

71
Verlichting en zicht
4Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
infraroodcamera niet bedekt raakt met modder, ijs
of sneeuw.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel oranje branden
en wordt er een melding weergegeven.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder winterse omstandigheden gaat gebruiken, moet u
sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een droge voorruit. Bij zeer hoge of lage
temperaturen moet u controleren of de
ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
opmerken.
U hoeft de ruitenwissers niet te
vervangen.
Met intervalstand
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
neerslag)
Intervalstand ruitenwissers
of
Automatische stand ruitenwissers
Uitschakelen
Handmatig
Als het contact is afgezet, kunnen de
ruitenwissers iets bewegen aan de
onderkant van de voorruit.
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van
de auto lager is dan 5
km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie
(snel of normaal) weer aangehouden.
Eén keer wissen
Met de ruitenwisserschakelaar in de stand:
► INT of de stand AUTO trek de schakelaar kort
naar u toe en laat de schakelaar dan los.
►
0 druk kort op de schakelaar en laat deze los.
Als u deze ingedrukt houdt, gaat de ruitenwisser met
de normale wissnelheid continu wissen.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog een
laatste wisslag gemaakt.
Page 74 of 244

72
Verlichting en zicht
De ruitensproeiers voor de voorruit zijn in de punt van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.
Er bevindt zich een extra spuitmond onder
het middelste punt van de arm aan de
bestuurderszijde.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de gehele
lengte van het ruitenwisserblad op de voorruit
gesproeid. Dit verbetert het zicht en zorgt dat er
minder ruitensproeiervloeistof wordt gebruikt.
Bij een automatische airconditioning zorgt elke beweging van de
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes
in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg
is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op de
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen
afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die
geschikt zijn voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Er is een extra sproeier boven de kentekenplaat
geplaatst om de achteruitrijcamera te reinigen
(afhankelijk van de uitvoering).
►
De achteruitrijcamera wordt gereinigd als de
ruitensproeier van de voorruitensproeier wordt
ingeschakeld.
Intervalstand ruitenwissers
voorruit
In de intervalstand kan de bestuurder
wisserfrequentie aanpassen door de ring in een van
de 5 beschikbare standen te zetten.
De eerste (bovenste) stand is het langste interval
tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij lichte
regen.
De laatste (onderste) stand is het kortste interval
tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij zware
regen.
Wanneer de ring van een hogere stand naar
een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de
ruitenwissers ter bevestiging.
Als het contact langer dan 1 minuut is afgezet met de ruitenwisserschakelaar in
stand INT, 1 of 2 , en het contact weer wordt
aangezet:
–
het systeem werkt zodra de rijsnelheid hoger
dan 10 km/h wordt en de buitentemperatuur lager
dan +3 °C is.
–
het systeem werkt meteen als de
buitentemperatuur hoger dan +3 °C is.
Automatische ruitenwissers voorruit
In de stand AUTO werken de ruitenwissers van
de voorruit automatisch en worden ze aangepast
aan de regenval, op basis van de ingestelde
gevoeligheid van de sensor.
De regendetectiefunctie gebruikt een regen- /
zonnesensor middenboven op de voorruit, achter de
achteruitkijkspiegel.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(bijvoorbeeld bij mist, ijs, sneeuw of
projecties op zoute wegen) moet de bestuurder
mogelijk overschakelen op handmatige
bediening.
Inschakelen / uitschakelen
Inschakelen:
► Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO.
►
Draai de ring om de gevoeligheid van de sensor
aan te passen.
Een wissercyclus bevestigt samen met een melding
dat het verzoek wordt verwerkt.
►
V
oor uitschakelen zet u de
ruitenwisserschakelaar in een andere stand dan
stand 0.
Page 75 of 244

73
Verlichting en zicht
4De gevoeligheid aanpassen
De eerste stand (boven) is de laagste gevoeligheid
van de sensor.
De laatste stand (onder) is de hoogste gevoeligheid
van de sensor.
Hoe hoger de gevoeligheid, hoe sneller het systeem
reageert en de wisserfrequentie verhoogt.
Wanneer de ring van een hogere stand naar
een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de
ruitenwissers ter bevestiging.
Als het contact langer dan 1 minuut is afgezet met de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO, en het contact weer wordt
aangezet:
–
het systeem werkt, afhankelijk van de
hoeveelheid regen die wordt gedetecteerd, zodra
de rijsnelheid hoger dan 10 km/h wordt en de
buitentemperatuur lager dan +3 °C is.
–
het systeem werkt meteen, afhankelijk van de
hoeveelheid regen die wordt gedetecteerd, als de
buitentemperatuur hoger dan +3 °C is.
Dek de regen-/lichtsensor niet af. Schakel de automatische ruitenwissers uit
en zet het contact af als de auto wordt gewassen
in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Storing
Bij een storing in de automatische werking van de
ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook bij winters weer (ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los van
de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de ruitenwissers raden wij u het volgende aan:
–
er voorzichtig mee om te gaan.
–
ze regelmatig te reinigen met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.
–
ze te vervangen zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
Wanneer u de wisserhendel direct na het
uitschakelen van het contact bedient, gaan de
wisserbladen in een verticale positie staan.
►
U kunt vervolgens de gewenste procedure
uitvoeren of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Page 76 of 244

74
Verlichting en zicht
Ruitenwisserbladen
vervangen
Aan de voorzijde verwijderen/monteren
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
►
Begin met het ruitenwisserblad het verst van u
af en houd elke arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
Pak de ruitenwisserarmen niet vast bij de sproeierkoppen.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op
onherstelbare schade.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen - kans op beschadiging van de
voorruit!
►
Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten van het type "Rain X".
►
Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u
los en verwijder het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
de ruitenwisserarm.
►
Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
►
Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Page 77 of 244

75
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires: – Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer
informatie over het aanbod aan accessoires met
een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de
diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de
elektronische systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website Website van het merk:
http://public.servicebox.peugeot.com/APddb/
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op deze toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de mate
van remvertraging. Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door op de
toets te drukken.
Page 78 of 244

76
Veiligheid
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (plug-in
hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u in
de stand Electric (100% elektrisch) rijdt.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
het voertuig rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst die\
u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en afhankelijk van de technische beperkingen
van het systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
Noodoproep of
pechhulpoproep
1. eCall (SOS)
2. ASSISTANCE
eCall (SOS)
Uw auto kan standaard of optioneel zijn voorzien
van het systeem eCall (SOS).
Het systeem eCall (SOS) biedt direct contact met de
hulpdiensten en is volledig in de auto geïntegreerd.
Dit contact gaat automatisch via de sensoren die in
de auto zijn geïntegreerd of door op de toets (1 ) te
drukken.
Afhankelijk van het land van verkoop komt het
systeem eCall
(SOS) overeen met de systemen
PE112, ERAGLONASS, 999 enz.
Het systeem eCall (SOS) is standaard geactiveerd.
► W anneer u handmatig een noodoproep wilt
maken, houd de toets (1 ) langer dan 2 seconden
ingedrukt.
Het brandende controlelampje en een spraakbericht
bevestigen dat de oproep naar de hulpdiensten is
verstuurd*.
Het systeem eCall (SOS) zoekt onmiddellijk uw auto
en brengt u in contact met de juiste hulpdiensten.**.
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft branden
wanneer de communicatie tot stand is gebracht.
Wanneer de sensoren in de auto een ernstig ongeval detecteren, bijvoorbeeld door de
elektronische eenheid airbags, wordt er
automatisch een noodoproep gedaan.
Het systeem eCall (SOS) is een gratis openbare dienst.
Page 79 of 244

77
Veiligheid
5Werking van het systeem
– Het systeem werkt goed als het controlelampje bij
het aanzetten van het contact een paar seconden
brandt en vervolgens uit gaat.
–
Het controlelampje knippert rood: de noodbatterij
is leeg. Deze is na een paar minuten rijden weer
opgeladen.
–
Het controlelampje brandt permanent rood:
er is een storing in het systeem. De nood- en
pechhulpdiensten werken mogelijk niet.
–
Als het controlelampje niet gaat branden
wanneer het contact wordt aangezet, is er ook een
systeemstoring.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem zich
blijft voordoen.
Een storing in het systeem betekent niet dat de auto niet meer kan rijden.
Wanneer een geïntegreerd systeem wordt bijgewerkt, dan is de functie eCall (SOS)
niet beschikbaar.
Gegevensverwerking De verwerking van persoonsgegevens
door de functie eCall (SOS) voldoet aan het
kader voor bescherming van persoonsgegevens
volgens Verordening 2016/679 (Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG))
en Richtlijn 2002/58/EC van het Europees
Parlement en de Europese Raad, en is
specifiek bedoeld om de belangen van het
onderwerp van de gegevens te beschermen, in
overeenstemming met Artikel 6 (1) d) AVG.
De verwerking van persoonsgegevens is strikt
beperkt tot de vereisten van de functie eCall
(SOS) die wordt gebruikt met het noodnummer
voor Europa, 112.
De functie eCall (SOS) kan alleen de volgende
gegevens van de auto verzamelen en verwerken:
VIN-nummer, type voertuig (personenauto of
bedrijfsauto), type brandstof of aandrijflijn, de drie
meest recente locaties en rijrichting, het aantal
passagiers en een logbestand met tijdstempel
van de automatische activering van het systeem.
De verwerkte gegevens worden ontvangen
door noodoproepcentra die door de relevante
nationale autoriteiten zijn aangewezen in het
gebied waarin zij zich bevinden, met ontvangst
op prioriteit en verwerking van oproepen naar het
noodnummer 112.
Gegevensopslag Gegevens in het geheugen van het systeem
zijn alleen buiten het systeem toegankelijk als er
een oproep wordt gemaakt. Het systeem is niet
traceerbaar en wordt bij normaal gebruik niet
continu in de gaten gehouden.
De gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu gewist.
Alleen de drie meest recente locaties van de
auto's, die noodzakelijk zijn voor de normale
werking van het systeem, worden opgeslagen.
Wanneer er een noodoproep wordt gedaan,
wordt het gegevenslogbestand maximaal 13 uur
opgeslagen.
Toegang tot gegevens U hebt het recht op toegang tot gegevens
en kunt waar nodig een verzoek indienen
voor het rectificeren, wissen of beperking bij
verwerking van persoonsgegevens die niet
worden verwerkt in overeenstemming met
de bepalingen van de AVG. Derden waaraan
gegevens bekend zijn gemaakt, worden op de
hoogte gebracht bij het rectificeren, wissen of
beperken in overeenstemming met de AVG, tenzij
dit onmogelijk is of buitensporige inspanningen
vereist.
U hebt ook het recht om een klacht in te dienen
bij de relevante gegevensbeschermingsautoriteit.
Als u uw bovengenoemde rechten wilt laten
gelden, neem dan via e-mail contact met ons op
via: [email protected].
Ga voor informatie over uw contactgegevens
naar onze website en bekijk het privacy- en
cookie-beleid op de website van het merk.
Page 80 of 244

78
Veiligheid
ASSISTANCE
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt bevestigd
met een spraakbericht*).
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
In de privacymodus kunt u instellen hoeveel er wordt gedeeld (gegevens en/of locatie)
tussen uw auto en PEUGEOT.
Dit kunt u instellen in de app Instellingen
van het
touchscreen.
Wanneer u uw auto niet bij een dealer aangesloten bij het PEUGEOT-
dealernetwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij een dealer te
laten controleren en eventueel configureren. In
een land waar meerdere talen worden gesproken
kunnen de diensten worden geconfigureerd voor
gebruik van de officiële nationale taal naar keuze.
Om technische redenen, zoals het verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig
moment het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.
* Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE en van de officiële landstaal die is gekozen door de eigenaar van de auto.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvrage n; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
Tijdens een update van het geïntegreerde telematicasysteem van de auto is het
ASSISTANCE-systeem niet beschikbaar.
Indien uw auto is uitgerust met de Peugeot Connect Packs met het Pack SOS &
Assistance, beschikt u via uw persoonlijke pagina
op de landelijke website over aanvullende
diensten.
Raadpleeg de algemene voorwaarden van deze
diensten voor informatie over het Pack SOS &
Assistance.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat de
volgende systemen:
–
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
–
Post Collision Safety Brake (PCSB).
–
Antispinregeling (ASR).
–
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC).
–
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS) / elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
rijgedrag van de auto tijdens het remmen en zorgen
ervoor dat u de auto beter onder controle hebt in
bochten, vooral op slechte of natte wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een noodstop
blokkeren.
De elektronische remdrukregelaar (EBD) regelt de
remdruk op elk afzonderlijk wiel.
►
W
anneer er in een noodgeval moet worden
geremd, trap het pedaal dan stevig in en houd
die druk vast.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het rempedaal voelen; dit is normaal.
Als dit waarschuwingslampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig en
met een matige snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS gaat
branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal, dan is er een storing in de EBD.