Page 25 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-3
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
Het stuur ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze naar “OFF”.
DAU66057
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU91630
Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschake-
laar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
Druk terwijl de koplamp op dimlicht is inge-
steld de schakelaar omlaag naar “PASS”
om met het grootlicht te knipperen en om de
start van elke ronde te markeren bij gebruik
van de rondeteller.
DAU66040
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te gev
en. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Schakelaar “MODE”
2. Schakelaar MODE omhoog
3. Schakelaar MODE omlaag
4. Cruise-controlschakelaars
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
6. Claxonschakelaar “ ”
7. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
8. Dimlichtschakelaar/l ichtsignaalschakelaar
“ / /PASS”
RESSET
MODE
P ASS
23
4
5
6
1
8 7
1. Schakelaar Stop/Aan/Start “ / / ”
2. Wielschakelaar “ ”
1 1 12 2
BEA-9-D0.book 3 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 26 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-4
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
terug naar de middenstand. Om de richting-
aanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU66030
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU66061
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 6-2 voor star tinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval, zo-
als wanneer de machine omslaat of als de
gaskabel blijft hangen.
DAU91670
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met deze schakelaar wordt de alarmverlich-
ting ingeschakeld (gelijktijdig knipperen van
alle richtingaanwijzers). De alarmverlichting
wordt gebruikt in een noodgeval of om an-
dere verkeersdeelnemers te waarschuwen
als uw machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
De alarmverlichting kan alleen worden in- ofuitgeschakeld als de sleutel in de stand
“ON” staat. De ingesc
hakelde alarmverlich-
ting blijft knipperen als u het contactslot
naar de stand “OFF” of “LOCK” draait. Om
de alarmverlichting uit te schakelen, draait u
het contactslot weer naar de stand “ON” en
bedient u opnieuw de schakelaar van de
alarmverlichting.
LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-den.
DAU73952
Cruise-controlschakelaars
Zie pagina 3-1 voor ui tleg over de werking
van cruise control.
DAU91365
Schakelaars MODE
Gebruik de schakelaars MODE om te wis-
selen tussen “D-MODE” en “TCS-MODE”
aan de linkerzijde van het hoofddisplay.
Er zijn drie modusregelingen:
Schakelaar MODE omhoog - druk op deze
schakelaar om de geselecteerde modusin-
stelling omhoog aan te passen.
Schakelaar “MODE” - druk op deze scha-
kelaar om links-rechts te wisselen tussen “D-MODE” en “TCS-MODE”.
Schakelaar MODE omlaag
- druk op deze
schakelaar om de geselecteerde modusin-
stelling omlaag aan te passen.
OPMERKING
Als in “D-MODE 1” op de schakelaar
MODE omhoog wordt gedrukt, wordt
gewisseld naar “D-MODE 4”. Als in
“D-MODE 4” op de schakelaar MODE
omlaag wordt gedrukt, wordt niet ge-
wisseld naar “D-MODE 1”.
De “TCS-MODE” kan alleen worden
uitgeschakeld vanaf het hoofddisplay.
Selecteer “TCS-MODE” met de scha-
kelaar “MODE” en houd vervolgens de
schakelaar MODE omhoog ingedrukt
totdat “OFF” wordt weergegeven.
Gebruik de schakel aar MODE omlaag
om de tractieregeling weer in te scha-
kelen.
Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet, worden de tractieregeling, SCS en
LIF ook uitgeschakeld.
Zie pagina 4-12 voor meer informatie
over de weergave MODE.
Zie pagina 3-3 voor meer informatie
over “TCS-MODE”.
Zie pagina 3-3 voor meer informatieover “D-MODE”.
BEA-9-D0.book 4 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 27 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-5
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU91374
Wielschakelaar “ ”
Als de wielschakelaar wordt bediend, ver-
schijnt een cursor rond het eerder geselec-
teerde display-item.
Via de wielschakelaar wordt het volgende
bediend:
Voertuiginformatiedisplays
Instellingen MENU
Handvatverwarming (optie)
Bedien de wielschakelaar als volgt:
Omhoogdraaien - draai het wiel omhoog
om naar boven te schuiven of een instel-
lingswaarde te verhogen.
Omlaagdraaien - draai het wiel omlaag om
naar beneden te schuiven of een instel-
lingswaarde te verlagen.
Naar binnen duwen - druk de wielschake-
laar in de richting van het stuur in om door
de cursor aangegeven items te selecteren
en instellingswijzigingen te bevestigen.
Houd de schakelaar ingedrukt om geselec-
teerde items terug te stellen.
OPMERKING
Als de wielschakelaar enige tijd niet
wordt bediend, verdwijnt de cursor.
Plaats bij terugstelbare items de cur-
sor op het item en houd de schakelaar
ingedrukt om het item terug te stellen.
Zie pagina 4-9 voor meer informatie
over het hoofdscherm en de bijbeho- rende functies.
Zie pagina 4-15 voor meer informatie
over het scherm MENU en het wijzi-gen van instellingen.
DAU4939U
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Controlelampje linker richtingaanwijzer
“”
3. Controlelampje rechter richtingaanwijzer “”
4. Controlelampje grootlicht “ ”
5. Vrijstandcontrolelampje “ ”
6. Controlelampje stabiliteitsregeling “ ”
7. Waarschuwingslampje hulpsysteem “ ”
8. ABS-waarschuwingslampje “ ”
9. Waarschuwingslampje brandstofniveau “”
10.Waarschuwingslampje oliedruk en koelvloeistoftemperatuur “ ”
11.Storingsindicatielampje “ ”
12.Controlelampjes cruise control “ ” /“ ”
ABS
3
4
56
7
8
11 11
10 10 9
11 1 12
2 2
1012 12 12 9 9
BEA-9-D0.book 5 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 28 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-6
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU88280
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU88300
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU88310
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje br andt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU88320
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 2.7 L (0.71 US gal, 0.59 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrische circuit van het waarschu-
wingslampje kan worden gecontroleerd
door de machine in te schakelen. Het waar-
schuwingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan.OPMERKINGAls het waarschuwingslampje helemaal niet gaat branden, blijft branden na het bijvullen
van de brandstof of herhaaldelijk knippert,
laat de machine dan nakijken door een
Yamaha dealer.
DAU91650
Controlelampjes cruise control “ ”/
“”
Deze controlelampjes gaan branden wan-
neer de cruise control wordt geactiveerd.
(Zie pagina 3-1.)OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moe-
ten deze lampjes enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan. Laat als dit niet het
geval is de machine nakijken door eenYamaha dealer.
DAU88331
Storingsindicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
boorddiagnosesysteem te
controleren. Het
elektrische circuit van het waarschu-
wingslampje kan worden gecontroleerd
door de machinevoeding in te schakelen.
Het lampje moet enkele seconden oplichten
en dan uitgaan. Als het lampje niet gaat branden wanneer de machinevoeding
wordt ingeschakeld of blijft branden, vraag
dan uw Yamaha dealer om de machine na
te kijken.
LET OP
DCA26820
Verlaag als het MIL begint te knipperen
het motortoerental om schade aan hetuitlaatsysteem te voorkomen.OPMERKINGDe motor wordt bewaakt door het boorddi-
agnosesysteem, dat ook achteruitgang en
storingen in het uitstootcontrolesysteem de-
tecteert. Daardoor kan het MIL ook gaan
branden of knipperen als gevolg van aan-
passingen, gebrek aan onderhoud of over-
matig/onjuist gebruik van de motorfiets.
Neem om dit te voorkomen het volgende in
acht.
Probeer niet om de software of de mo-
torregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beënvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoires
of -onderdelen zoals veringen, bou-
gies, verstuivers, uitlaatsystemen etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifica-
ties (ketting, tandwielen, wielen, ban-
den etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de
BEA-9-D0.book 6 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 29 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-7
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
O2-sensor, het luchtinlaatsysteem of
onderdelen van het uitlaatsysteem
(katalysatoren of EXUP etc.), en ver-
wijder deze niet.
Onderhoud de aandrijfketting goed.
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
Zorg dat de rempedaalhoogte correct
afgesteld blijft om slepen van de ach-
terrem te voorkomen.
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies,
langdurig gebruik met half geopendegasgreep etc.
DAU91500
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
machine wordt ingeschakeld en uit als met
een snelheid van 5 km/h (3 mi/h) of hoger
wordt gereden.OPMERKINGAls het waarschuwingslampje niet werkt zo-
als hierboven beschreven of tijdens het rij-
den gaat branden, werkt het ABS mogelijk
niet correct. Laat de machine zo snel moge-lijk controleren door een Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA21120
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat als u een snelheid van 5 km/h (3
mi/h) hebt bereikt of als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den:
Rijd extra voorzichtig om te voorko-
men dat de wielen blokkeren bij een
noodstop.
Laat de machine zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha dea-ler.
DAU88350
Controlelampje startblokkering “ ”
Als het contactslot wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje na 30 seconden
continu knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld. Het
controlelampje stopt na 24 uur met knippe-
ren, maar het startblo kkeersysteem blijft in-
geschakeld.OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamahadealer om de machine te controleren. Storing in het transpondersignaal
Als het controlelampje startblokkering knip-
pert in het patroon 5 k
eer langzaam gevolgd
door 2 keer snel, betreft dit mogelijk een
storing in het transpondersignaal. Als deze
fout zich voordoet, probeer dan het volgen-
de. 1. Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot.
2. Start de motor met behulp van de co- deersleutel.
3. Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
4. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan de machine en alle 3 sleu-
tels naar een Yamaha dealer en laat
de standaardsleutels opnieuw code-
ren.
DAU91472
Controlelampje stabiliteitsregeling “ ”
Dit controlelampje gaat knipperen wanneer
tijdens het rijden de tractieregeling, SCS of
LIF wordt geactiveerd. Wanneer “TCS-MO-
DE” op “OFF” wordt gezet, gaat het contro-
lelampje branden.OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
BEA-9-D0.book 7 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 30 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-8
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamahadealer om de machine te controleren.LET OP
DCA27222
Vermijd beweging of trilling van de ma-
chine bij het aanzetten van het contact-
slot, aangezien dit de initialisatie van de
IMU kan verstoren. Als dit gebeurt, zal de
tractieregeling niet werken en zal de
weergave “TCS-MODE” op “OFF” staantotdat de IMU kan worden geïnitialiseerd.
DAU88362
Waarschuwingslampje oliedruk en koel-
vloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motoroliedruk laag is of de koelvloeistof-
temperatuur hoog is. Zet als dit gebeurt on-
middellijk de motor uit.OPMERKING
Als de machine voor het eerst wordt in-
geschakeld, moet dit lampje gaan
branden en blijven branden totdat de
motor is gestart.
Als een storing wordt gedetecteerd,
gaat dit lampje branden en gaat het
waarschuwingspictogram oliedrukknipperen.
LET OP
DCA22441
Als het waarschuwingslampje oliedruk
en koelvloeistoftemperatuur niet uitgaat
nadat de motor is gestart of gaat bran-
den terwijl de motor draait, moet u on-
middellijk de motor afzetten en de
machine stoppen.
Als de motor oververhit raakt, wordt
het waarschuwingspictogram koel-
vloeistoftemperatuur weergegeven.
Laat de motor afkoelen. Controleer
het koelvloeistofniveau (zie pagina
7-38).
Als de motoroliedruk laag is, wordt
het waarschuwingspictogram olie-
druk weergegeven. Controleer het
olieniveau (zie pagina 7-13).
Als het waarschuwingslampje blijft
branden nadat de motor is afge-
koeld en het olieniveau in orde is
bevonden, laat dan een Yamaha
dealer de machine controleren. Rijdniet verder met de machine!
DAU88370
Waarschuwingslampje hulpsystemen
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
er een probleem word t gedetecteerd in een
niet-motorgerelateerd systeem.
OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Laat als dit niet het geval is demachine nakijken door een Yamaha dealer.
BEA-9-D0.book 8 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 31 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-9
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU96241
DisplayOp het display zijn de volgende items te vin-
den:
OPMERKINGDit model is voorzien van een TFT-LCD
(thin film transistor liquid crystal display)
voor een goede contrastwerking en lees-
baarheid onder uiteenlopende omstandig-
heden. Door de aard van deze technologie
is het normaal dat een klein aantal pixels in-actief is.
WAARSCHUWING
DWA18210
Zet de machine stil alvorens instellingen
te wijzigen. Het aanbrengen van wijzigin-
gen tijdens het rijden kan u afleiden envergroot het risico op een ongeval.
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.OPMERKINGU kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenmodus van de weergave. Zie “Unit”op pagina 4-18.
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental aan
op basis van meting van de draaisnelheid
van de krukas in omwentelingen per minuut
(tpm).
1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. Indicator snelschakelsysteem “QS”
4. Aanduiding ingeschakelde versnelling
5. Voertuiginformatiedisplays
6. Instellingen MENU-pictogram “ ”
7. Indicator handvatverwarming (optie)
8. Pictogram remregelsysteem “BC”
9. Klok
10.Weergave MODE
11.Rondetimer
12.Waarschuwingslampje oliedruk “ ”13. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”14.Waarschuwing hulpsysteem “ ”
15.Waarschuwing foutmodus “Err” (vervangt klok indien geactiveerd)
LAP 02LATEST
00:12.34
00:01.23
4
1
2
7
6
9
10
8
1135
14 13
12
15
BEA-9-D0.book 9 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 32 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-10
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 10600 tpm en hoger
Voertuiginformatiedisplays
De twee voertuiginformatiedisplays kunnen
afzonderlijk worden ingesteld voor weerga-
ve van de volgende items:
ODO: kilometerteller
F-TRIP: brandstofreserve-ritteller
TRIP1: ritteller
TRIP2: ritteller
F.AVE: gemiddelde brandstofverbruik
F.CRNT: huidige brandstofverbruik
A.TEMP: luchttemperatuur
C.TEMP: koelvloeistoftemperatuur
Brandstofniveaumeter
FUEL CON: hoeveelheid verbruikte
brandstof
TRIP TIME: rijtijd
Het voertuiginformati edisplay wordt als
volgt bediend:
Draai de wielschakelaar om de cursor op
een weergave te plaatsen.
Druk de wielschakelaar naar binnen om de
geselecteerde weergave grijs te markeren.
Draai de wielschakelaar om een ander dis-
play-item te kiezen.
Druk de wielschakelaar naar binnen om het
nieuwe display-item te bevestigen.
OPMERKING
In de modus LAP TIME wordt het voer-
tuiginformatiedisplay vervangen door
de ronde-informatie.
De items TRIP1, TRIP2, F-TRIP,
F.AVE, FUEL CON en TRIP TIME
kunnen afzonderlijk worden terugge-steld.
Kilometerteller:
De kilometerteller toont de totale afstand die
door de machine is afgelegd.
OPMERKINGDe kilometerteller wo rdt vergrendeld bij999999 en kan niet worden teruggesteld.
Brandstofreserve-ritteller:Wanneer het reservepeil in de brandstof-
tank wordt bereikt, wordt automatisch
F-TRIP weergegeven en wordt de afgeleg-
de afstand vanaf dat punt geregistreerd.
Na het tanken en een bepaalde afstand te
hebben gereden, zal F-TRIP weer automa-
tisch verdwijnen.
Rittellers:TRIP1 en TRIP2 tonen de afgelegde af-
stand sinds de tellers voor het laatst werden
teruggesteld naar nul.OPMERKINGTRIP1 en TRIP2 worden teruggesteld naar
0 nadat 9999.9 is bereikt en gaan vervol-gens opnieuw tellen.
1. Voertuiginformatiedisplays
1
BEA-9-D0.book 10 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分