Page 17 of 112

3-1
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Speciale kenmerken
DAU91733
Cruise controlDit model is uitgerust met cruise control, dat
een ingestelde kruissnelheid handhaaft.
De cruise control werkt alleen bij het rijden
in de 4e, 5e of 6e versnelling met snelheden
tussen ongeveer 50 km/h (31 mi/h) en 180
km/h (112 mi/h).
WAARSCHUWING
DWA21140
Onjuist gebruik van de cruise con-
trol kan leiden tot verlies van de
controle over de machine met mo-
gelijk een ongeval tot gevolg. Ge-
bruik geen cruise control in druk
verkeer, slechte weersomstandig-
heden of op bochtige, gladde, heu-
velachtige of slechte wegen of
grindwegen.
Wanneer u heuvelopwaarts of heu-
velafwaarts rijdt, kan de cruise con-
trol de ingestelde kruissnelheid
mogelijk niet aanhouden.
Wanneer u de cruise control niet
gebruikt, moet u deze uitschakelen
om te voorkomen dat u deze per on-
geluk inschakelt. Controleer of het
controlelampje voor cruise control“ ” uit is. Cruise control activeren en instellen1. Druk op de aan-uitschakelaar van de cruise control “ ” links op het stuur.
Het controlelampje van de cruise con-
trol “ ” gaat branden.
2. Druk op de “SET–”-zijde van de instel- schakelaar voor cruise control om de
cruise control te activeren. De huidige
rijsnelheid wordt ingesteld als de kruis-
snelheid. Het controlelampje voor de
cruise-controlinstelling “ ” gaat bran-
den.
De ingestelde krui ssnelheid aanpassen
Terwijl de cruise control in werking is, drukt
u op de “RES+”-zijde van de instelschake-
laar voor cruise control om de ingestelde
kruissnelheid te verhogen of op de
“SET–”-zijde om de ingestelde kruissnel-
heid te verlagen.
OPMERKINGAls u de instelschakelaar eenmaal indrukt,
wordt de snelheid in stappen van ongeveer
2.0 km/h (1.2 mi/h) verhoogd. Wanneer u
de “RES+”- of “SET–”-zijde van de instel-
schakelaar voor cruise control ingedrukt
houdt, wordt de snelheid continu verhoogd
of verlaagd totdat u de schakelaar weer los-laat.
U kunt de rijsnelheid ook handmatig verho-
gen met de gasgreep. Nadat u gas hebt ge-
geven, kunt u een nieuwe kruissnelheid
1. Controlelampje cruise-controlinstelling “”
2. Controlelampje cruise control “ ”
1. Instelschakelaar cruise control “RES+”
2. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
3. Instelschakelaar cruise control “SET–”
2
1
RESSET
PASS
3 3 2 1 1
3 2
BEA-9-D0.book 1 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 18 of 112

Speciale kenmerken
3-2
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
instellen door op de “SET–”-zijde van de in-
stelschakelaar te drukken. Als u geen nieu-
we kruissnelheid instelt en gas terugneemt,
remt de machine af tot de eerder ingestelde
kruissnelheid.
Cruise control uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit
om de ingestelde kruissnelheid te annule-
ren. Het controlelampje “ ” gaat uit.
Draai de gasgreep voorbij de gesloten
stand in de deceleratierichting.
Bekrachtig de voor- of achterrem.
Knijp de koppelingshendel in.
Schakelen
Druk op de aan-uitschakelaar om de cruise
control uit te schakelen. Het controlelampje
“ ” en het controlelampje “ ” gaan uit.
OPMERKINGDe rijsnelheid gaat dalen zodra cruise con-
trol wordt uitgeschakeld, als tenminste nietaan de gasgreep wordt gedraaid.
De hervattingsfunctie gebruiken
Druk op de “RES+”-zijde van de instelscha-
kelaar voor cruise control om de cruise con-
trol opnieuw te activeren. De rijsnelheid
keert dan terug naar de eerder ingestelde
kruissnelheid. Het controlelampje “ ” gaat
aan.
WAARSCHUWING
DWA16351
Het is gevaarlijk de hervattingsfunctie te
gebruiken wanneer de eerder ingestelde
kruissnelheid te hoog is voor de huidigeomstandigheden.OPMERKINGAls u op de aan-uitschakelaar drukt terwijl
de cruise control in werking is, wordt de
cruise control volledig uitgeschakeld en
wordt de eerder ingestelde kruissnelheid
gewist. U kunt de hervattingsfunctie pas
weer gebruiken nadat u een nieuwe kruis-snelheid hebt ingesteld. Automatische uitschakeling van cruise con-
trolDe cruise control voor dit model wordt elek-
tronisch geregeld en is gekoppeld aan de
andere regelsystemen. De cruise control
wordt onder de volgende omstandigheden
automatisch uitgeschakeld:
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden.
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tracti
eregeling niet is uit-
geschakeld, werkt de tractieregeling
nog.)
De startschakelaar/noodstopschake-
laar wordt in de stand “ ” gezet.
De motor slaat af.
De zijstandaard wordt omlaag gezet.
Als u rijdt met een ingestelde kruissnelheid
en de cruise control onder de bovenstaande
omstandigheden wordt uitgeschakeld, gaat
het controlelampje “ ” uit en knippert het
controlelampje “ ” gedurende 4 secon-
den, waarna het uitgaat.
Als u niet rijdt met een ingestelde kruissnel-
heid en de startschakelaar/noodstopscha-
kelaar in de stand “ ” wordt gezet, de
motor afslaat of de zijstandaard omlaag
wordt gezet, gaat het controlelampje “ ”
uit (het controlelampje “ ” knippert niet).
Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, moet u stoppen en controleren
1. Deceleratierichting
1
BEA-9-D0.book 2 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 19 of 112

Speciale kenmerken
3-3
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
13
of de machine in goede staat verkeert.
Voordat u de cruise control opnieuw ge-
bruikt, moet u deze inschakelen met de
aan-uitschakelaar.OPMERKINGIn bepaalde gevallen kan de cruise control
de ingestelde kruissnelheid mogelijk niet
aanhouden wanneer u heuvelopwaarts of
heuvelafwaarts rijdt met de machine.
Wanneer u heuvelopwaarts rijdt met
de machine, kan de werkelijke rijsnel-
heid lager worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, accele-
reert u met de gasgreep tot de ge-
wenste rijsnelheid.
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt met de
machine, kan de werkelijke rijsnelheid
hoger worden dan de ingestelde kruis-
snelheid. Als dit gebeurt, kunt u de in-
stelschakelaar niet gebruiken om de
ingestelde kruissnelheid aan te pas-
sen. Als u de rijsnelheid wilt verlagen,
gebruikt u de remmen. Wanneer u de
remmen gebruikt, wordt de cruise con-trol uitgeschakeld.
DAU91323
“D-MODE”“D-MODE” is een elektronisch geregeld mo-
torprestatiesysteem.
WAARSCHUWING
DWA18440
Wijzig de rijmodus niet tijdens het rijden.
Het “D-MODE”-systeem bestaat uit 4 ver-
schillende kenvelden voor de regeling van
de motorrespons en het motorvermogen.
Hierdoor kunt u kiezen uit diverse modi
naargelang uw voorkeuren en rijomgeving.
D-MODE 1 - Sportieve motorrespons
D-MODE 2 - Gemiddelde motorrespons
D-MODE 3 - Milde motorrespons
D-MODE 4 - Milde motorrespons en beper-
king van het motorvermogenOPMERKING
De huidige instelling voor “D-MODE”
wordt getoond in de weergave MODE.
(Zie pagina 4-12.)
De huidige instelling voor “D-MODE”
wordt opgeslagen wanneer de machi-
ne wordt uitgeschakeld.
De “D-MODE” wordt geregeld met be-
hulp van de schakelaars MODE, ziepagina 4-4 voor meer informatie.
DAU91434
“TCS-MODE”Dit model is uitgerust met de tractieregeling,
de anti-uitbreekregeling (SCS) en het an-
ti-liftsysteem (LIF). Deze zijn gegroepeerd
in “TCS-MODE”. “TCS -MODE” heeft 4 in-
stellingen:
“TCS-MODE M” kan worden aangepast in
het instellingenmenu, zie pagina 4-16.
Tractieregeling
De tractieregeling helpt bij het behouden
van grip bij het optrekken. Wanneer senso-
ren detecteren dat het achterwiel begint te
slippen (ongecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in d oor het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld. Het
controlelampje tractieregeling “ ” knippert
om de bestuurder te laten weten dat de trac-
tieregeling is ingeschakeld.
De werking van de tractieregeling wordt au-
tomatisch aangepast op basis van de leun-
hoek van de machine. Om een maximale
acceleratie mogelijk te maken, wordt in de
MODE Tractie-
rege-ling SCS LIF
TCS-MODE 1 111
TCS-MODE 2 222
TCS-MODE M 1, 2, 3 OFF,
1, 2, 3 OFF,
1, 2, 3
TCS-MODE OFF OFF OFF OFF
BEA-9-D0.book 3 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 20 of 112

Speciale kenmerken
3-4
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
rechtopstand minder tractieregeling toege-
past. In de bochten word t meer tractierege-
ling toegepast.OPMERKING
Het is mogelijk dat de tractieregeling
wordt geactiveerd wanneer de machi-
ne over een hobbel rijdt.
Er zijn mogelijk kleine veranderingen
in het motor- en uitlaatgeluid waar-
neembaar wanneer de tractieregeling
of andere systemen worden geacti-
veerd.
De tractieregeling kan alleen worden
uitgeschakeld door “TCS-MODE” op
“OFF” te zetten met behulp van de
schakelaars MODE. Zie pagina 4-4
voor meer informatie over “TCS-MO-
DE”.
Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet, worden de tractieregeling, SCS en
LIF ook uitgeschakeld.WAARSCHUWING
DWA15433
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijdbijzonder gladde oppervlakken.
Als de machinevoeding wordt ingescha-
keld, wordt de tractieregeling automatisch
ingeschakeld. De tractieregeling kan alleen
handmatig worden in- of uitgeschakeld
wanneer de sleutel in de stand “ON” staat
en de machine is gestopt.OPMERKINGAls de motorfiets vast is komen te zitten in
modder, zand of een andere zachte onder-
grond, zet “TCS-MODE” dan op “OFF” om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-makkelijken.LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven banden. (Zie pagina 7-17.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
SCS
De anti-uitbreekregeling regelt de vermo-
gensafgifte van de motor wanneer zijde-
lings wegschuiven van het achterwiel wordt
gedetecteerd. Het systeem past de vermo-
gensafgifte aan op basis van gegevens van
de IMU (traagheidsm
eeteenheid). Dit sy-
steem ondersteunt de tractieregeling om bij
te dragen aan een soepeler rijgedrag.
LIF
Het anti-liftsysteem vermindert de mate
waarin het voorwiel van de grond komt bij
extreme acceleratie, zoals bij het wegrijden
of optrekken uit de bocht. Als voorwiellift
wordt gedetecteerd, wordt het motorvermo-
gen geregeld om de voorwiellift te vertragen
met behoud van een goede acceleratie.
Tractieregeling
BEA-9-D0.book 4 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 21 of 112

Speciale kenmerken
3-5
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU91341
SnelschakelsysteemHet snelschakelsysteem maakt elektro-
nisch ondersteund schakelen zonder kop-
pelingshendel mogelijk. Als de sensor op de
schakelstang de juiste beweging van het
schakelpedaal waarneemt, wordt het mo-
torvermogen kortstondig aangepast om
schakelen mogelijk te maken.
Het snelschakelsysteem werkt niet als de
koppelingshendel wordt ingetrokken, nor-
maal schakelen is dus ook mogelijk als het
snelschakelsysteem is ingeschakeld. Con-
troleer de indicator s nelschakelen voor ac-
tuele status- en bruikbaarheidsinformatie.
Opschakelomstandigheden
Rijsnelheid ten minste 20 km/h (12
mi/h)
Motortoerental ten minste 2200 tpm
Optrekken (gasklep open) Terugschakelomstandigheden
Rijsnelheid ten minste 20 k m / h ( 1 2
mi/h)
Motortoerental ten minste 2000 tpm
Motortoerental ver genoeg verwijderd
van de rode zone
Afremmen en gasklep gesloten
OPMERKING
QS en QS kunnen individueel
worden ingesteld.
Schakelen naar of
uit de vrijstand moetgebeuren met de koppelingshendel.
DAU91350
BCHet remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar de voor- en achterwie-
len als de remmen worden bekrachtigd en
blokkeren van de wielen wordt gedetec-
teerd. Dit systeem heeft twee instellingen.
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxima-
liseren bij rechtuit rijden.
BC2 gebruikt aanvullende informatie van de
IMU om de toegepaste remkracht in boch-
ten te reguleren om laterale wielslip te be-
perken.
WAARSCHUWING
DWA20891
Het remregelsysteem vormt geen ver-
vanging voor het gebruik van de juiste
rij- en remtechnieken. Het remregelsy-
Bruikbaarheid
snelschakelsysteem Indicator
Opschakelen OK
Terugschakelen OK
Snelschakelsysteem kan niet worden gebruikt
Snelschakelsysteem uitgeschakeld
ABS
BC1/BC2 BC2 BC2
BEA-9-D0.book 5 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 22 of 112
Speciale kenmerken
3-6
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
steem kan niet elk gripverlies als gevolg
van overmatig remmen bij hoge snelhe-
den of laterale wielslip bij remmen opgladde oppervlakken voorkomen.BEA-9-D0.book 6 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 23 of 112

4-1
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
Functies van instrumenten en bedieningselementenDAU1097B
StartblokkeersysteemDit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel
twee standaardsleutels
een transponder (in elke sleutel)
een startblokkeereenheid (op het
voertuig)
een ECU (op het voertuig)
een controlelampje voor het systeem
(pagina 4-7)
Over de sleutels
De codeersleutel wordt gebruikt om de standaardsleutels te coderen. Bewaar de
codeersleutel op een veilige plaats. Gebruik
een standaardsleutel voor uw dagelijkse rit-
ten.
Ga als een sleutel opnieuw moet worden
gecodeerd of vervangen met de codeer-
sleutel en resterende standaardsleutels
naar een Yamaha dealer om de codering te
laten uitvoeren.
OPMERKING
Bewaar de standaardsleutels en de
sleutels van andere startblokkeersy-
stemen altijd op een andere plek dan
de codeersleutel.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kunnenze signaalstoring veroorzaken.
LET OP
DCA11823
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT CON-
TACT OP MET UW DEALER ALS U HEM
VERLOREN HEBT! Als u de codeersleu-
tel bent verloren, kan de machine nog
worden gestart met de bestaande stan-
daardsleutels. Het is echter niet meer
mogelijk om een nieuwe standaardsleu-
tel te registreren. Als alle sleutels zijn
verloren of beschadigd, moet het volle-dige startblokkeersysteem worden ver-
vangen. Ga daarom zorgvuldig met de
sleutels om.
Dompel ze niet onder in water.
Stel ze niet bloot aan hoge tempera-
turen.
Plaats ze niet in de buurt van mag-
neten.
Plaats ze niet in de buurt van appa-
raten die elektrische signalen uit-
zenden.
Ga er niet ruw mee om.
Probeer ze niet te slijpen of te wijzi-
gen.
Probeer ze niet uit elkaar te halen.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfdesleutelring.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
BEA-9-D0.book 1 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 24 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-2
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU10474
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleut el (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-lies te minimaliseren.
DAU84035
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de voertuigverlichting wordt
ingeschakeld. De motor kan worden ge- start. De sleutel kan niet worden uitgeno-
men.
OPMERKING
De koplamp(en) gaan branden als de
motor wordt gestart.
Laat om ontladen raken van de accu te
voorkomen het contactslot niet in de
stand “ON” staan zonder dat de motordraait.
DAU10664
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10062
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-val.
DAU73803
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGAls het stuur niet wordt vergrendeld, pro-
beer het dan iets terug naar rechts te draai-en.
ON
OFF
LOCK
1. Drukken.
2. Draaien.12
BEA-9-D0.book 2 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分