
Speciale kenmerken
3-5
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU91341
SnelschakelsysteemHet snelschakelsysteem maakt elektro-
nisch ondersteund schakelen zonder kop-
pelingshendel mogelijk. Als de sensor op de
schakelstang de juiste beweging van het
schakelpedaal waarneemt, wordt het mo-
torvermogen kortstondig aangepast om
schakelen mogelijk te maken.
Het snelschakelsysteem werkt niet als de
koppelingshendel wordt ingetrokken, nor-
maal schakelen is dus ook mogelijk als het
snelschakelsysteem is  ingeschakeld. Con-
troleer de indicator s nelschakelen voor ac-
tuele status- en bruikbaarheidsinformatie.
Opschakelomstandigheden
Rijsnelheid ten minste 20 km/h (12
mi/h)
Motortoerental ten minste 2200 tpm
Optrekken (gasklep open) Terugschakelomstandigheden
Rijsnelheid ten minste 20 k m / h   ( 1 2
mi/h)
Motortoerental ten minste 2000 tpm
Motortoerental ver genoeg verwijderd
van de rode zone
Afremmen en gasklep gesloten
OPMERKING
QS   en QS   kunnen individueel
worden ingesteld.
Schakelen naar of 
uit de vrijstand moetgebeuren met de koppelingshendel.
DAU91350
BCHet remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar de voor- en achterwie-
len als de remmen worden bekrachtigd en
blokkeren van de wielen wordt gedetec-
teerd. Dit systeem heeft twee instellingen.
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxima-
liseren bij rechtuit rijden.
BC2 gebruikt aanvullende informatie van de
IMU om de toegepaste remkracht in boch-
ten te reguleren om laterale wielslip te be-
perken.
WAARSCHUWING
DWA20891
Het remregelsysteem vormt geen ver-
vanging voor het gebruik van de juiste
rij- en remtechnieken. Het remregelsy-
Bruikbaarheid 
snelschakelsysteem Indicator
Opschakelen OK
Terugschakelen OK
Snelschakelsysteem kan  niet worden gebruikt
Snelschakelsysteem  uitgeschakeld
ABS
BC1/BC2 BC2 BC2
BEA-9-D0.book  5 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分 

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-5
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU91374
Wielschakelaar “ ”
Als de wielschakelaar wordt bediend, ver-
schijnt een cursor rond het eerder geselec-
teerde display-item.
Via de wielschakelaar wordt het volgende
bediend:
Voertuiginformatiedisplays
Instellingen MENU
Handvatverwarming (optie)
Bedien de wielschakelaar als volgt:
Omhoogdraaien  - draai het wiel omhoog
om naar boven te schuiven of een instel-
lingswaarde te verhogen.
Omlaagdraaien  - draai het wiel omlaag om
naar beneden te schuiven of een instel-
lingswaarde te verlagen.
Naar binnen duwen  - druk de wielschake-
laar in de richting van het stuur in om door
de cursor aangegeven items te selecteren
en instellingswijzigingen te bevestigen.
Houd de schakelaar ingedrukt om geselec-
teerde items terug te stellen.
OPMERKING
Als de wielschakelaar enige tijd niet
wordt bediend, verdwijnt de cursor.
Plaats bij terugstelbare items de cur-
sor op het item en houd de schakelaar
ingedrukt om het item terug te stellen.
Zie pagina 4-9 voor meer informatie
over het hoofdscherm en de bijbeho- rende functies.
Zie pagina 4-15 voor meer informatie
over het scherm MENU en het wijzi-gen van instellingen.
DAU4939U
Controlelampjes en 
waarschuwingslampjes1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Controlelampje linker richtingaanwijzer 
“”
3. Controlelampje rechter richtingaanwijzer  “”
4. Controlelampje grootlicht “ ”
5. Vrijstandcontrolelampje “ ”
6. Controlelampje stabiliteitsregeling “ ”
7. Waarschuwingslampje hulpsysteem “ ”
8. ABS-waarschuwingslampje “ ”
9. Waarschuwingslampje brandstofniveau  “”
10.Waarschuwingslampje oliedruk en  koelvloeistoftemperatuur “ ”
11.Storingsindicatielampje “ ”
12.Controlelampjes cruise control “ ” /“ ”
ABS
3
4
56
7
8
11 11
10 10 9
11 1 12
2 2
1012 12 12 9 9
BEA-9-D0.book  5 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分 

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-7
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
O2-sensor, het luchtinlaatsysteem of
onderdelen van het uitlaatsysteem
(katalysatoren of EXUP etc.), en ver-
wijder deze niet.
Onderhoud de aandrijfketting goed.
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
Zorg dat de rempedaalhoogte correct
afgesteld blijft om slepen van de ach-
terrem te voorkomen.
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies,
langdurig gebruik met half geopendegasgreep etc.
DAU91500
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
machine wordt ingeschakeld en uit als met
een snelheid van 5 km/h (3 mi/h) of hoger
wordt gereden.OPMERKINGAls het waarschuwingslampje niet werkt zo-
als hierboven beschreven of tijdens het rij-
den gaat branden, werkt het ABS mogelijk
niet correct. Laat de machine zo snel moge-lijk controleren door een Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA21120
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat als u een snelheid van 5 km/h (3
mi/h) hebt bereikt of als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den: 
Rijd extra voorzichtig om te voorko-
men dat de wielen blokkeren bij een
noodstop. 
Laat de machine zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha dea-ler.
DAU88350
Controlelampje startblokkering “ ”
Als het contactslot wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje na 30 seconden
continu knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld. Het
controlelampje stopt na 24 uur met knippe-
ren, maar het startblo kkeersysteem blijft in-
geschakeld.OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamahadealer om de machine te controleren. Storing in het transpondersignaal
Als het controlelampje startblokkering knip-
pert in het patroon 5 k
eer langzaam gevolgd
door 2 keer snel, betreft dit mogelijk een
storing in het transpondersignaal. Als deze
fout zich voordoet, probeer dan het volgen-
de. 1. Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot.
2. Start de motor met behulp van de co- deersleutel.
3. Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
4. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan de machine en alle 3 sleu-
tels naar een Yamaha dealer en laat
de standaardsleutels opnieuw code-
ren.
DAU91472
Controlelampje stabiliteitsregeling “ ”
Dit controlelampje gaat knipperen wanneer
tijdens het rijden de tractieregeling, SCS of
LIF wordt geactiveerd. Wanneer “TCS-MO-
DE” op “OFF” wordt gezet, gaat het contro-
lelampje branden.OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
BEA-9-D0.book  7 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分 

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-14
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
aantal ronden met 1 verhoogd en wordt de
huidige rondetijd teruggesteld.
Druk om de rondetimer te pauzeren de wiel-
schakelaar naar binnen.
Druk om de pauze op te  heffen de dimlicht-
schakelaar/lichtsignaalschakelaar omlaag
naar “PASS”. De werking van de timer
wordt hervat zonder dat een nieuwe ronde
wordt geteld.
Om de rondetijdmodus af te sluiten, scha-
kelt u deze uit in het instellingen MENU. (Zie
pagina 4-15.)OPMERKING
De rondetimer kan alleen worden ge-
start als de motor draait.
Als op de dimlichtsc hakelaar/lichtsig-
naalschakelaar wordt gedrukt, knip-
pert de koplamp.
Telkens als de rondetimer is gepau-
zeerd, kan de werking worden hervat
door op de dimlichtsc hakelaar/lichtsig-naalschakelaar te drukken.
Pictogram remregelsysteem “BC”
Dit pictogram wordt vervangen door de
waarschuwing hulpsysteem en de waar-
schuwing koelvloeistoftemperatuur als
deze worden geactiveerd.
Zie voor meer informatie over het BC-sy-
steem “BC” op pagina 3-5. Waarschuwing fo
utmodus “Err”
Als zich een interne fout voordoet (bijv. uit-
val van de communicatie met een systeem-
regelaar), verschijnt de waarschuwing
foutmodus als volgt.
“Err” en waarschuwingslampje “ ” duiden
op een ECU-fout.
Alleen “Err” duidt op een ABS ECU-fout.
OPMERKINGAfhankelijk van de aard van de fout werkt
het display mogelijk niet goed, waardoor het
onmogelijk kan zijn om de instellingen van
de tractieregeling te wijzigen. Daarnaast
werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Wees extra voorzichtig bij het remmen en
vraag onmiddellijk een Yamaha dealer omde machine na te kijken.
Waarschuwing hulpsysteem “ ”
Dit pictogram verschijnt als er een probleem
wordt gedetecteerd in een niet-motorgere-
lateerd systeem.
Waarschuwingslampje  koelvloeistof-
temperatuur “ ”
Dit pictogram verschijnt als de koelvloeistof-
temperatuur oploopt tot 116  C (241  F) of
hoger. Stop de machine en schakel de mo-
tor uit. Laat de motor afkoelen.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
Dit pictogram verschijnt als de motorolie-
druk laag is. Als de machine voor het eerst
wordt ingeschakeld, moet nog oliedruk wor-
den opgebouwd. Daarom wordt dit picto-
gram weergegeven totdat de motor is
gestart.OPMERKINGAls een storing wordt gedetecteerd, zal het
waarschuwingspictogram oliedruk doorlo-pend knipperen.LET OP
DCA26410
Laat de motor niet draaien als de olie-druk laag is.
BEA-9-D0.book  14 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分 

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-17
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
gen, BC1 en BC2. Selecteer BC1 als u al-
leen het standaard ABS wilt gebruiken.
Selecteer BC2 om het remregelsysteem de
remdruk verder te laten reguleren in de
bochten om laterale wielslip te beperken.OPMERKINGVoor ervaren rijders en bij circuitgebruik kan
het BC2-remsysteem bij wisselende om-
standigheden vroeger ingrijpen dan ver-
wacht in relatie tot uw beoogde snelheid oflijn in de bochten.
SnelschakelsysteemDe indicators van het snelschakelsysteem
zijn verdeeld in de secties QS  en QS .
QS  en QS  zijn niet gekoppeld en kun-
nen onafhankelijk van elkaar worden in- of
uitgeschakeld.
Het snelschakelsysteem kan worden inge- steld op ON of OFF.
In de stand OFF wordt de betreffende op- of
terugschakelfunctie uitgeschakeld. In dat
geval moet bij schakelen in die richting de
koppelingshendel worden gebruikt.
OPMERKINGAls de instelling van het snelschakelsy-
steem niet kan wor
den gewijzigd: schakel
de motor uit met de versnellingsbak in devrijstand en wijzig dan de instelling.
“Shift Indicator”
Met deze module kan een aangepaste
schakelindicator worden ingesteld. Als het
motortoerental in (toeren per minuut, tpm) in
het gespecificeerde bereik ligt, gaat de
schakelindicator knipperen.
Deze module heeft 3 opties:
“IND Mode” - de schakelindicator kan wor- den in- of uitgeschakeld
“IND Start” - het toerental waarbij de indica-
tor begint te knipperen kan worden geko-
zen. Draai na selectie de wielschakelaar
omhoog of omlaag om de toerentalwaarde
met stappen van 200 tpm te verhogen of
verlagen. “IND Start” kan worden ingesteld
tussen 6000 - 12800 tpm.
“IND Stop” - het toerental waarbij de indica-
tor stopt met knipperen kan worden geko-
zen. Draai na selectie de wielschakelaar
omhoog of omlaag om de toerentalwaarde
met stappen van 200 tpm te verhogen of
verlagen. “IND Stop” kan worden ingesteld
tussen 6200 - 13000 tpm.
“Maintenance”
Met deze module kunt u de afgelegde af-
stand tussen motorolieverversingen regi-
streren (gebruik het item OIL), evenals twee
andere items naar keuze (gebruik INTER-
km/h
QS Setting
QS
ONQSON
km/h
Shift Indicator
IND Mode ONIND Start 8000 r/minIND Stop 10000 r/min
OIL
INTERVAL 1INTERVAL 2 1000
km/h
km
1000
km
1000
km
Maintenance
BEA-9-D0.book  17 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分 

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-20
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU93080
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voor zien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, moet u de stelknop
draaien terwijl u de hendel van de gasgreep
vandaan houdt.
Draai de stelknop in de richting (a) om de af-
stand te vergroten. Draai de stelknop in de
richting (b) om de afstand te verkleinen.
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU91461
Remregelsysteem (BC)Het remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar de wielen voor en achter
afzonderlijk als de remmen worden be-
krachtigd en blokkeren van de wielen wordt
gedetecteerd. Het systeem heeft twee in-
stellingen die kunnen worden gewijzigd in
het instellingen-MENU. (Zie pagina 4-16.)
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxima-
liseren bij rechtuit rijden. BC2 gebruikt aan-
vullende informatie van de IMU om de
toegepaste remkracht in bochten te regule-
ren om laterale wielslip te beperken.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Als het remregelsy-
steem wordt geactiveerd, kan een pulsatie
voelbaar zijn in de remhendel of het rempe-
daal doordat de hydraulische eenheid wordt
ingeschakeld en de remdruk verlaagt. Ga in
dat geval door met de bediening van de
remhendel en het rempedaal en laat het
ABS het werk doen. Ga niet pompend rem-
men, dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
1. Remhendel 
2. Afstand
3. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
11122
33
(a)(a)(a)
(b)(b)(b)
1. Rempedaal 
1111
BEA-9-D0.book  20 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分 

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-21
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonderABS-systeem.
De hydraulische eenheid wordt bewaakt
door de ABS-ECU, die het systeem bij een
storing terugzet naar  conventioneel rem-
men.WAARSCHUWING
DWA20891
Het remregelsysteem vormt geen ver-
vanging voor het gebruik van de juiste
rij- en remtechnieken. Het remregelsy-
steem kan niet elk gripverlies als gevolg
van overmatig remmen bij hoge snelhe-
den of laterale wielslip bij remmen opgladde oppervlakken voorkomen.OPMERKINGHet ABS voert een zelfdiagnosetest uit
wanneer de machine wordt gestart en een
snelheid bereikt van 5 km/h (3 mi/h). Tijdens
deze test kan de hydraulische regeleenheid
een klikgeluid maken en kan een trilling
worden gevoeld in de remhendel of hetrempedaal. Dit is normaal.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meernaar behoren werken.1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1 1 1
2 2
1. Opneemring achterwielsensor
2. Achterwielsensor
11122
BEA-9-D0.book  21 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分 

Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-2
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
13
DAU91411
De motor startenHet startspersysteem staat starten toe wan-
neer:
de versnellingsbak in de vrijstand staat
of
de versnellingsbak in een versnelling
is geschakeld, de  zijstandaard is opge-
klapt en de koppelingshendel is inge-
trokken.
Om de motor te starten
1. Draai het contactslot naar ON en zet de noodstopschakelaar in de stand
“run”.
2. Controleer of de indicator en het/de waarschuwingslampje(s) enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. (Zie
pagina 4-5.)OPMERKING
Start de motor niet als het waarschu-
wingslampje motorstoring blijft bran-
den.
Het waarschuwingslampje oliedruk en
koelvloeistoftemperatuur moet gaan
branden en blijven branden totdat de
motor is gestart.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven tot de
machine een snelheid van 5 km/h (3
mi/h) bereikt.
LET OP
DCA24110
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, vraag dan uw Yamaha dealerom de machine te controleren.
3. Schakel de versnellingsbak in de vrij- stand.
4. Start de motor door de startknop in te drukken.
5. Laat de startknop los als de motor
start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de knop
drukt om de accuspanning weer te la-
ten opbouwen.OPMERKINGAls de motor niet wil starten, opnieuw pro-
beren met de gasgreep 1/4 slag (20 graden)opengedraaid.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort  de levensduur van demotor!1. 1/4 slag (20 graden)
111
BEA-9-D0.book  2 ページ  2021年12月20日 月曜日 午後3時49分