
2404-6. Gebruik van overige rijsystemen
Waarschuwing gemiddelde afstand
(auto nadert object)
Geel: 70 - 90 cm
Waarschuwing kleine afstand (auto
komt dichter bij object)
Oranje: 50 - 70 cm
Waarschuwing kleinste afstand (auto
te dicht bij object)
Rood: 50 cm of minder
■Waarschuwing voor object dicht
bij achterkant auto
Als het systeem bepaalt dat er een
risico bestaat op een aanrijding met het
object. Er klinken korte piepsignalen of
er klinkt een permanent waarschu-
wingsgeluid en het systeem gaat auto-
matisch hard remmen of regelt het kop-
pel om de aanrijding te voorkomen.
Er wordt dan ook een waarschuwings-
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwing automatisch remmen
“Object Close Behind” (object dicht
bij achterkant auto)
Trap het rempedaal in als de auto door
het automatisch remmen tot stilstand is
gebracht. Zolang het rempedaal niet is
ingetrapt, wordt een melding weergege-
ven op het scherm van het multimedia-
systeem en blijft het permanente waar-
schuwingsgeluid klinken.
Er wordt dan ook een waarschuwings-
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
A
A
A
Werking functie automatisch
remmen
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 240 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

249
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden1Druk bij draaiende motor op de
toets ON-OFF van de cruise con-
trol-schakelaar.
Het controlelampje conventionele cruise
control (wit) op het instrumentenpaneel gaat
branden.
2Trap het gaspedaal in om de
gewenste snelheid te bereiken.
3Duw als de gewenste rijsnelheid is
bereikt de cruise control-schake-
laar in de richting van +RES of
-SET. De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt bediend,
wordt de ingestelde snelheid die
vanaf dat moment wordt aangehou-
den.
Dit wordt bevestigd door het branden van
het controlelampje cruise control (groen) op
het instrumentenpaneel. De ingestelde snel-
heid wordt weergegeven op het instrumen-
tenpaneel. U kunt de weergegeven eenhe-
den wijzigen door het display van het instru-
mentenpaneel in te stellen. (→Blz. 377)
De auto houdt de gewenste snelheid aan.
Als de conventionele cruise control is geacti-
veerd, is het mogelijk om de rijsnelheid tijde-
lijk te verhogen. Dit kunt u doen door een-
voudigweg het gaspedaal in te trappen.
Zodra u het gaspedaal loslaat, neemt de
auto de ingestelde snelheid van de cruise
control weer aan.
WAARSCHUWING
• Op wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
• Op steile hellingen
• Bij het afdalen van een steile helling kan
de rijsnelheid de ingestelde snelheid
overschrijden.
• Tijdens het slepen in een noodgeval
●Houd bij het instellen van de snelheid
voor de conventionele cruise control
altijd rekening met de geldende snel-
heidslimiet, de verkeersintensiteit, de
wegcondities en overige omstandighe-
den.
Instellen van de conventionele
cruise control
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 249 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

2524-6. Gebruik van overige rijsystemen
*: Indien aanwezig
Druk op de SPORT-modusschakelaar of de
SNOW-modusschakelaar om de SPORT- of
SNOW-modus te selecteren.
Druk nogmaals op de desbetreffende scha-
kelaar om de SPORT- of SNOW-modus uit
te schakelen en terug te keren naar de
NORMAL-modus.
1NORMAL-modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluidsniveau en dynamische
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
2SPORT-modus
Gebruik de SPORT-modus voor sportief rij-
den en het rijden op bochtige bergwegen.
Het controlelampje SPORT gaat branden.
Bovendien wordt als de SPORT-modus is
geselecteerd terwijl de selectiehendel in
stand D staat ook de ingeschakelde versnel-
ling (D1 t/m D6) weergegeven op het instru-
mentenpaneel.
3SNOW-modus
Gebruik de SNOW-modus voor het accele-
reren en rijden op een glad wegdek, bijvoor-
beeld als het gesneeuwd heeft.
Het controlelampje SNOW-modus gaat
branden.
■SPORT-modus
●In de SPORT-modus worden lagere ver-
snellingen gebruikt en wordt bij hogere
motortoerentallen een andere versnelling
ingeschakeld.
●In de volgende situaties kan de
SPORT-modus mogelijk niet worden inge-
schakeld. Als de SPORT-modus niet kan
worden ingeschakeld, klinkt er een zoemer
en wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Als de Adaptive Cruise Control of de con-
ventionele cruise control in werking is
• Bij koude motor
■SNOW-modus
Om slippen te voorkomen kan de 1e versnel-
ling niet worden ingeschakeld wanneer de
SNOW-modus is ingeschakeld.
■Automatisch uitschakelen van de
SPORT-modus en SNOW-modus
In de volgende gevallen wordt de rijmodus
automatisch uitgeschakeld:
●Wanneer de motor na het rijden in de
SPORT-modus of SNOW-modus wordt uit-
gezet.
●Wanneer de Adaptive Cruise Control of de
conventionele cruise control wordt geacti-
veerd terwijl wordt gereden in de
SPORT-modus.
●Wanneer de SPORT-modus is ingescha-
keld en automatisch wordt gestopt/wegge-
reden in de tweede versnelling.
(→Blz. 144)
Rijmodusselectie-
schakelaar*
De rijmodi kunnen worden gese-
lecteerd overeenkomstig de rijom-
standigheden.
Selecteren van een rijmodus
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 252 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

257
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Druk nogmaals op de schakelaar om
het systeem weer in te schakelen.
■TRACK-modus
Uw auto beschikt over twee rijprogramma's
die zijn afgestemd op verschillende rijstijlen.
Het gewenste rijprogramma kan worden
geselecteerd met de TRACK-schakelaar. De
NORMAL-modus is afgestemd op een veilige
en soepele normale rijstijl. Als de schakelaar
ten minste 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den, wordt de TRACK-modus geactiveerd.
Als de TRACK-modus wordt geselecteerd,
wordt de regeling van bijvoorbeeld de VSC
en TRC aangepast om de bestuurder de
gelegenheid te bieden sportiever te rijden.
Als de TRACK-modus wordt ingeschakeld,
gaat het multi-informatiedisplay over op de
weergave van de TRACK-modus en gaat het
controlelampje VSC OFF branden.Druk om vanuit de TRACK-modus terug te
gaan naar de NORMAL-modus op de scha-
kelaar of op de TRACK-schakelaar.
■Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd de schakelaar langer dan 3
seconden ingedrukt terwijl de auto stilstaat
om het TRC- en VSC-systeem uit te schake-
len.
De controlelampjes TRC OFF en VSC OFF
gaan branden.
Bij auto's met automatische transmissie blijft
echter de remfunctie van het differentieel met
beperkte slip ingeschakeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
systemen weer in te schakelen.
■TRC-modus en VSC-modus selecteren
De modi kunnen als volgt worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandigheden:
Rijomstandig-
hedenTRC-modiVSC-modi
Remfunctie
differentieel met
beperkte slip
Controlelampjes
Normale wegenNORMAL-modusNORMAL-modusNORMAL-modus⎯
Onverharde
wegenUITNORMAL-modusNORMAL-modus
Sportief rijden
TRACK-modusTRACK-modusTRACK-modus
UITUIT
TRACK-modus*1
UIT*2
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 257 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

2645-1. Gebruik van de airconditioning
5-1.Gebruik van de airconditioning
Weergave ingestelde temperatuur linkerzijde
Toets temperatuurregeling links
Weergave modus klimaatregeling
Toets aanjagersnelheid
Toets temperatuurregeling rechts
Weergave ingestelde temperatuur rechterzijde
Toets MAX A/C
Toets SYNC
Toets buitenlucht-/recirculatiemodus
Toets A/C
Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt, worden automatisch gese-
lecteerd en de aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van
de gekozen temperatuur.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse
besturing.
Verder zijn de positie van het display en de knoppen per systeem verschil-
lend.
Bedieningspaneel airconditioning
A
C
D
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 264 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

303
6 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Wissel de banden zoals aangegeven in
de afbeelding.
Vo o r
Voor een gelijkmatige bandenslijtage en een
langere levensduur van de banden adviseert
Toyota de wielen te wisselen met hetzelfde
interval als de controle van de banden.
Uw auto is uitgerust met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem dat
gebruikmaakt van bandenspannings-
sensoren en -zenders om een lage
bandenspanning te signaleren voordat
deze tot problemen leidt.
De door het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem gesignaleerde
bandenspanning kan op het
multi-informatiedisplay worden weer-
gegeven.
Als de bandenspanning onder een
bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door mid-
del van een melding op het scherm
en een waarschuwingslampje.
(→Blz. 342)
OPMERKING
■Als tijdens het rijden in elke band een
te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning te
laag is, anders kunnen de banden en/of
velgen ernstig beschadigd raken.
■Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over
onverharde wegen en wegen met kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben moge-
lijk een verlaging van de bandenspanning
tot gevolg, waardoor de verende werking
van de banden vermindert. Bovendien
kunnen de banden zelf en de velgen en
carrosserie beschadigd raken bij het rijden
over onverharde wegen.
Wisselen van banden
A
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 303 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

307
6 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
De bandenspanningssensoren en -zen-
ders zijn voorzien van een unieke iden-
tificatiecode. Bij het vervangen van een
bandenspanningssensor en -zender is
het noodzakelijk om de identificatie-
code te registreren. Laat de identifica-
tiecodes registreren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
■Registreren van identificatiecodes
De identificatiecodes van de bandenspan-
ningssensoren en -zenders van twee sets
banden kunnen worden geregistreerd.
Als de identificatiecodes voor zowel de nor-
male banden als de winterbanden vooraf zijn
geregistreerd, is het niet nodig om de identifi-
catiecodes te registreren wanneer de nor-
male banden worden vervangen door winter-
banden.
Naast de set identificatiecodes van de senso-
ren van het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem die al bij de auto is geregis-
treerd, kan een tweede set identificatiecodes
worden geregistreerd.
Er kan een tweede set identificatiecodes van
de sensoren van het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden geregistreerd
door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als er 2 sets identificatiecodes zijn geregis-
treerd, kunnen beide sets identificatiecodes
worden geselecteerd.
1Parkeer de auto op een veilige
plaats en zet het contact AAN.
2Druk de resetschakelaar van het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem binnen 3 seconden 3 keer
achter elkaar in.
3Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat 3 seconden
branden en vervolgens 3 keer knip-
peren.
4Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat gedurende 1
minuut knipperen en blijft vervol-
gens branden.
5Als de wijziging van de identificatie-
code is voltooid, dooft het waar-
schuwingslampje lage bandenspan-
ning.
Controleer of de spanning van de banden
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display.
Registreren van
identificatiecodesWijzigen van de set
identificatiecodes
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 307 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

3447-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
■Waarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde waarschuwingsmel-
dingen verschillen mogelijk van de werkelijke
meldingen overeenkomstig de bedrijfscondi-
ties en voertuigspecificaties.
■Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet hoor-
baar door omgevingsgeluiden of geluid van
het audiosysteem.
WAARSCHUWING
●Als, nadat de banden op spanning zijn
gebracht, het waarschuwingslampje
lage bandenspanning opnieuw gaat
branden, kan dit erop duiden dat er een
band lek is. Controleer de banden.
Repareer een lekke band met de ban-
denreparatieset.
●Vermijd plotselinge stuurbewegingen en
hard remmen. De banden kunnen
beschadigd raken, waardoor u de con-
trole over het stuurwiel of de remmen
kunt verliezen.
■Als u een klapband krijgt of als er
plotseling een lek ontstaat
Het kan zijn dat het bandenspannings-
waarschuwingssysteem niet meteen in
werking treedt.
OPMERKING
■Ervoor zorgen dat het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem goed
werkt
Monteer geen banden met verschillende
specificaties of van verschillende merken,
anders werkt het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem mogelijk niet goed.
Als er een
waarschuwingsmelding
wordt weergegeven
Het multi-informatiedisplay waar-
schuwt bij systeemstoringen en
onjuist uitgevoerde handelingen,
of geeft meldingen over noodzake-
lijk onderhoud weer. Voer de juiste
herstelprocedure uit wanneer er
een melding verschijnt.
Centraal waarschuwingslampje
Het centrale waarschuwingslampje gaat
ook branden of knipperen om aan te
geven dat er op dat moment een melding
wordt weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay.
Multi-informatiedisplay
Volg de instructies van de melding op het
multi-informatiedisplay op.
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 344 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM