Page 217 of 292

215
In geval van pech
8Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits
Voer de handelingen voor het
terugplaatsen in de omgekeerde volgorde van
het verwijderen uit.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
–
Koplampen met ledtechnologie.
–
Koplampen met Full LED-technologie.
–
Zijrichtingaanwijzers.
–
V
erlichting zijkant.
–
Achterlichten met ledtechnologie.
–
Derde remlicht.
–
Kentekenplaatverlichting.
Als u dit type gloeilamp moet vervangen, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-
technologie niet aan - gevaar van elektrocutie!
Verlichting vóór
Uitvoering met led-koplampen
1. Dimlicht / groot licht
2. Dagrijverlichting / parkeerlichten /
richtingaanwijzers
Uitvoering met koplampen met Full
LED-technologie
1.Dimlicht / groot licht
2. Statische bochtverlichting
3. Dagrijverlichting / parkeerlichten /
richtingaanwijzers
Achterlichten
Page 218 of 292

216
In geval van pech
Versie 1 (Full)
Kast 1Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F1 3 AKeyless entry and start
F2 5 AMultifunctionele display
F5 5 AAchteruitrijcamera - parkeerhulp
F7 10 AHifi-versterker
=
1.Dagrijverlichting / parkeerlichten / remlichten
(led)
2. Dagrijverlichting / parkeerlichten (led)
3. Richtingaanwijzers (led)
4. Achteruitrijlichten (led)
5. Mistlampen (P21W)
Mistlicthen (P21W)
Deze gloeilampen kunnen via de buitenkant van
de achterbumper worden vervangen.
►
Steek uw hand onder de bumper
.
►
Draai de gloeilamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
►
Draai de gloeilamp een kwartslag en vervang
de gloeilamp.
Raak de uitlaat niet aan als u de
gloeilamp kort na het uitschakelen van
het contact vervangt - kans op brandwonden!
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het paneel van de
zekeringkast.
Afhankelijk van de uitvoering:
► Trek het paneel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
►
V
erwijder het paneel volledig.
►
Haal de tang uit de houder
.
► Open het dashboardkastje.
► Druk op de handgreep in het midden van het
paneel van de zekeringkast.
►
Beweeg het deksel volledig omlaag.
►
Haal de tang uit de houder
.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering vervangt:
► Achterhaal de oorzaak van de storing en
verhelp de oorzaak.
►
Schakel alle stroomverbruikende functies uit.
►
Zet de auto stil en zet het contact af.
►
Bepaal welke zekering defect is aan de hand
van de actuele zekeringtabellen en schema's.
Bij het vervangen van zekeringen is het
volgende zeer belangrijk:
►
Gebruik de speciale tang om de zekering uit
de zekeringkast te verwijderen en controleer of
het smeltdraadje van de zekering intact is.
►
V
ervang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
Page 219 of 292

217
In geval van pech
8kleur): een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken - kans op brand!
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering opnieuw voordoet, laat dan het
elektrische systeem door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Complete zekeringtabellen en
bijbehorende schema's
Neem voor meer informatie contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer een zekering wordt vervangen
die niet in deze zekeringtabellen staat,
kunnen er ernstige storingen ontstaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Goed
Defect
Tang
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
systeem van uw auto is al rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
voordat u andere elektrische voorzieningen
of accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het repareren van de auto of
het oplossen van storingen die zijn ontstaan
door de montage van accessoires die niet
door PEUGEOT zijn geleverd of aanbevolen,
of die niet zijn gemonteerd in
overeenstemming met de aanbevelingen. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra uitrusting meer
dan 10 milliampère bedraagt.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Voer voor toegang tot de zekeringen dezelfde
procedure uit als voor toegang tot het
gereedschap voor het vervangen van de
zekeringen.
Versie 1 (Full)
Kast 1
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F1 3 AKeyless entry and start
F2 5 AMultifunctionele display
F5 5 AAchteruitrijcamera - parkeerhulp
F7 10 AHifi-versterker
Page 220 of 292
218
In geval van pech
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F8 20 ARuitenwisser achter
F10 30 ASloten
F 11 30 ASloten
F17 10 A12
V-aansluiting bagageruimte
F18 5 ANoodoproep en pechhulpoproep
F22 3 AVerlichting dashboardkastje
F26 3 ADisplay waarschuwingslampje veiligheidsgordels niet vastgemaakt
F27 3 ARegen- en zonnesensor
F31 5 AAirbags.
F33 15 A12V-aansluiting vóór
F35 5 AInstrumentenpaneel
F36 20 ATouchscreen, audio-/navigatiesysteem
Kast 2
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F17 10 AOpslaan van rijstanden
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F4 15 AClaxon
F5 20 ARuitensproeierpomp
F6 20 ARuitensproeierpomp achter
F8 20 ARuitenwisser achter
Page 221 of 292
219
In geval van pech
8Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F10 30 ASloten
F 11 30 ASloten
F14 5 ASirene alarmsysteem
F17 5 AInstrumentenpaneel
F22 3 ARegen- en zonnesensor
F24 5 AAchteruitrijcamera - parkeerhulp
F25 5 AAirbags
F27 5 AAlarm
F28 5 ANoodoproep en pechhulpoproep
F29 20 ATouchscreen, audio-/navigatiesysteem
F32 15 AAansteker
F36 5 AVerlichting dashboardkastje
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak de twee vergrendelingen A los.►
V
erwijder het deksel.
►
V
ervang de zekering.
►
Sluit het deksel na het vervangen van
de zekering zorgvuldig en zet de twee
vergrendelingen A
vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Page 222 of 292

220
In geval van pech
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke
stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen van de
afstandsbediening en accu's in bij een
speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit
in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand of explosie uit te
sluiten.
Was na afloop uw handen.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Versie 1 (Full)
Kast 1
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F14 15 ARuitensproeierpomp.
F15 5 AStuurbekrachtiging.
F20 25 ARuitensproeierpomp.
F22 15 AClaxon.
F23 15 AGroot licht rechts.
F24 15 AGroot licht links.
Kast 2
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F8 30 AEmissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue)
F12 15 AAutomatische transmissie.
F14 5 AAutomatische transmissie.
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F18 10 AGroot licht rechts
F19 10 AGroot licht links
Page 223 of 292

221
In geval van pech
812V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke
stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen van de
afstandsbediening en accu's in bij een
speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit
in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand of explosie uit te
sluiten.
Was na afloop uw handen.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens
de veilighe
idshaak van de motorkap te bedienen.
►
Open de motorkap.
Pluspool (+)
.
Deze pool is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu
of een accu van een andere auto) en startkabels
of met een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(zoals ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu ( A
) (bij het gebogen
Page 224 of 292

222
In geval van pech
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen onherstelbaar beschadigd raken.
24V
12V
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Een aantal functies, waaronder het Stop
& Start-systeem, is niet beschikbaar als
de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu loskoppelen
We raden u aan om de accu los te koppelen als
de auto langere tijd niet wordt gebruikt, zodat de
accu voldoende lading behoudt om de motor te
starten.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de
accu loskoppelt:
► Sluit alle te openen carrosseriedelen
(portieren/deuren, achterklep, ruiten, dak).
metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu ( B) of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op de minpool (-) van de
hulpaccu ( B
) of de startbooster (of op een
massapunt van de auto met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C
.
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze enkele minuten draaien.
►
Start de auto met de lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even voordat u een nieuwe poging
doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
►
Maak de startkabels vervolgens in
omgekeerde volgorde
los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool
(+), als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende
op te laden.
Wanneer u meteen gaat rijden zonder
dat de auto voldoende is opgeladen,
kunnen sommige functies mogelijk niet goed
werken.
Automatische transmissie
Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT
-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel lader B uit voordat u de kabels
op de accu aansluit om gevaarlijke vonken te
voorkomen.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader B
als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu
A,
•
de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12V-lader worden