Page 209 of 292

207
In geval van pech
8Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel
zodat u naar de dichtstbijzijnde garage kunt
rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het
loopvlak van een band te repareren.
De compressor kan via de 12
V-aansluiting lang genoeg op het
elektrische systeem van de auto worden
aangesloten om een lekke band weer op te
pompen.
Alleen de 12V-aansluiting voorin mag
worden gebruikt om de compressor aan
te sluiten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de identificatie, vooral dit
label.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker
of schroef) dat de lekkage heeft
veroorzaakt niet uit de band.
►
Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligeidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de
regelgeving in het land waar u rijdt.
►
Zet het contact af.
Aansluitingsset 1
► Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
► Sluit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
Page 210 of 292

208
In geval van pech
► Keer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze in de uitsparing op de compressor .
►
Haal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de lekke
band en zet deze stevig vast.
Aansluitingsset 2
► Haal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de lekke
band en zet deze stevig vast.
►
Sluit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
De band repareren
► Controleer of de schakelaar van de
compressor in stand " O
" staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V
-aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de
auto vlak bij de bestuurder worden
geplakt om hem/haar te herinneren aan het
feit dat er met een gerepareerde band wordt
gereden.
► Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; maak de slang
gedurende deze handeling niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt,
kan de band niet met de bandenreparatieset
worden gerepareerd; neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand " O
”.
►
Haal de stekker van de compressor uit de 12
V
-aansluiting in de auto.
►
V
erwijder de set.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij
inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
Page 211 of 292

209
In geval van pech
8De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
►
Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet
meer dan 200 km met een band die met
dit type set is gerepareerd.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de
band te laten verwisselen.
De bandenspanning
controleren / aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten , om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O
" staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V
-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
►
Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I
" te zetten en breng
de band op de spanning die staat aangegeven
op de bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte
toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band
niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand O zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
bagageruimte.
Zie het hoofdstuk Gereedschapsset
voor
toegang tot het reservewiel.
Page 212 of 292

210
In geval van pech
► Maak het verbindingsstuk los van het deksel
van de kist (B - C).
► Haal het verbindingsstuk door de naaf van
het wiel om het wiel te kunnen verwijderen ( D).
Het gereedschap opbergen
► Berg het desbetreffende gereedschap weer
op in de gereedschapskist en sluit het deksel.
► Zet de gereedschapskist op de grond.
► Steek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist ( B - C).
Afhankelijk van de uitvoering is er een
standaardformaat reservewiel met stalen
of lichtmetalen velg aanwezig.
In sommige landen wordt de auto geleverd
met een "noodreservewiel".
Het reservewiel monteren
► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
►
T
il het reservewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
►
Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
► Leg het reservewiel terug in de
reservewielbak.
►
Draai de moer op de bout een aantal slagen
los.
►
Plaats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
►
Draai de centrale moer voldoende vast om
het wiel goed te bevestigen.
►
Berg de gereedschapskist in het midden van
het wiel op en klik de kist vast.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel wordt met een lier tegen de
bodem van de bagageruimte vastgeklemd.
Alleen een noodreservewiel kan met de lier onder de auto worden bevestigd.
Het reservewiel monteren
► Vouw het vouwpaneel op en zet de linkerstoel
op de 3e zitrij (indien aanwezig) rechtop. ►
T
il het voorgesneden deel van de vloer op om
de bevestigingsmoer van het reservewiel los te
maken.
►
Bevestig verlengstuk
8
aan het uiteinde
van wielsleutel 5 en draai de moer aan om de
lierkabel af te winden totdat het reservewiel plat
op de grond ligt. Wind de lengte af die nodig is
om gemakkelijk bij het wiel te komen.
► Haal het wiel met de gereedschapskist uit
het achterste gedeelte van de auto.
►
Zet het reservewiel rechtop om bij de
gereedschapskist ( A
) te kunnen komen.
Page 213 of 292

2 11
In geval van pech
8
► Maak het verbindingsstuk los van het deksel
van de kist ( B - C).
►
Haal het verbindingsstuk door de naaf van
het wiel om het wiel te kunnen verwijderen ( D
).
Het gereedschap opbergen
► Berg het desbetreffende gereedschap weer
op in de gereedschapskist en sluit het deksel.
►
Zet de gereedschapskist op de grond.
►
Steek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist ( B
- C).
► Wind de lier op door de moer van de lier los
te draaien met wielsleutel 5
en verlengstuk 8: de
moer moet vrij kunnen draaien nadat de kabel
volledig is opgewonden.
►
Berg het overige gereedschap op in
de opbergvakken onder de dorpel van de
bagageruimte.
Het wiel met de lekke band kan niet met
de lier aan de onderzijde van de auto
worden bevestigd. Het wiel moet in de
bagageruimte worden opgeborgen (gebruik
een hoes om de bagageruimte te
beschermen).
Terugplaatsen van de lier en het
reservewiel
► Berg het desbetreffende gereedschap op in
de gereedschapskist en sluit het deksel.
►
Zet de gereedschapskist op de grond.
Na het monteren van het reservewiel in
de plaats van het wiel met de lekke band
moet de lier en de doos met gereedschap
onder de auto worden teruggeplaatst voordat
weggereden kan worden.
► Zet het wiel rechtop.
► Haal het verbindingsstuk door de naaf van
het wiel (
D).
Page 214 of 292

212
In geval van pech
► Steek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist ( B
- C).
►
Centreer en plaats het reservewiel op de
doos met gereedschap ( D
).
► Steek de centreerdop in de wielnaaf.
► Plaats het wiel met de gereedschapskist
onder het achterste gedeelte van de auto.
► Verhoog het wiel met de gereedschapskist
onder de auto door de bout van de lier linksom te
draaien met de wielsleutel 5 en het verlengstuk
8.
►
Draai de bout volledig vast.
Als de kabel
volledig is opgerold, moet bij het verder draaien
van de moer geen weerstand meer worden
gevoeld.
►
Controleer of het wiel goed vlak tegen de
bodem aan ligt.
Verwijderen van het wiel
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Monteren: haal de wielbouten aan en breng
daarna de wieldop aan; plaats de opening
in lijn met het ventiel en druk de wieldop
vervolgens rondom vast met de palm van uw
hand.
De auto parkeren
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg ervoor dat
deze op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
moet u de eerste versnelling inschakelen
om de wielen te blokkeren, de parkeerrem
aantrekken, tenzij deze in de automatische
stand staat, en het contact uitzetten.
Bij een automatische transmissie moet
u stand P selecteren om de wielen te
blokkeren, de parkeerrem aantrekken, tenzij
deze in de automatische stand staat, en het
contact uitzetten.
Controleer of de controlelampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats waar nodig een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
► Verwijder de sierdop van de wielbouten met
het gereedschap ( 7) (lichtmetalen velgen).
Page 215 of 292

213
In geval van pech
8► Bevestig dop (2 ) op de wielsleutel ( 5) en
draai de slotbout een omwenteling los.
►
Draai de overige wielbouten iets los met
alleen de wielsleutel ( 5
).
► Plaats het voetstuk van de krik ( 6) op de
grond, recht onder een van de twee krikpunten
aan de voorzijde ( A) of achterzijde (B). Gebruik
het krikpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
► Draai de krik ( 6 ) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van
het krikpunt (A of B) moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
►
Krik de auto op totdat er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of zachte ondergrond kan de
krik wegschuiven of wegzakken - kans op
letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten ( A of B) onder de auto en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het krikpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik inklappen -
Kans op letsel!
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats.
►
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen ( A) de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Het wiel wordt door
het conische contactvlak ( B) van elke bout op
zijn plek gehouden.
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5
) en de
dop
(2) voorlopig vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) handvast.
Page 216 of 292

214
In geval van pech
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits
Voer de handelingen voor het
terugplaatsen in de omgekeerde volgorde van
het verwijderen uit.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
– Koplampen met ledtechnologie.
– Koplampen met Full LED-technologie.
– Zijrichtingaanwijzers.
– Verlichting zijkant.
– Achterlichten met ledtechnologie.
– Derde remlicht.
– Kentekenplaatverlichting.
Als u dit type gloeilamp moet vervangen, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-
technologie niet aan - gevaar van elektrocutie!
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5 ) en de
dop (2) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
bagageruimte of, afhankelijk van de uitvoering,
verwijder de naafdop van het wiel en berg het op
de plaats van het reservewiel op.
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve cruise control enz.).
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid
van 80 km/h of de maximale afstand van 80
km niet.
Het is niet toegestaan om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.