Page 185 of 292

183
Praktische informatie
7POWERCHARGE FAULT PictogramBeschrijving
(rood)
Storing in de regeleenheid. Laden niet toegestaan.
Als het storingslampje weer gaat branden na een
handmatige reset, dan moet de regeleenheid
worden gecontroleerd door een PEUGEOT-dealer
voordat de auto weer wordt opgeladen.
(groen)
(groen)
(rood)
De regeleenheid staat in de diagnosestand.
Procedure voor handmatige reset
De regeleenheid kan worden gereset door de laadstekker en de stekker in \
het stopcontact tegelijkertijd los te koppelen.
Sluit daarna eerst het stopcontact weer aan. Zie de handleiding voor mee\
r informatie.
De tractiebatterij opladen
(plug-in hybride)
Wanneer u de tractiebatterij volledig wilt opladen,
moet u de laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen totdat de procedure automatisch wordt
beëindigd. Het laden kan direct beginnen
(standaard) of op een geprogrammeerd tijdstip.
Het geprogrammeerd laden kan via het
touchscreen of de MyPeugeot-app
worden ingesteld.
Als de auto is aangesloten, wordt de
volgende informatie weergegeven op het
instrumentenpaneel:
–
Status van de batterij (%).
–
Resterende actieradius (km of mijl).
– Geschatte laadtijd (het berekenen kan enkele
seconden duren).
–
Laadsnelheid (kW/h).
Nadat het instrumentenpaneel in stand-by is
gegaan, kan deze informatie opnieuw worden
weergegeven door de auto te ontgrendelen of
een portier te openen.
U kunt de voortgang van het laden ook in
de gaten houden met de
MyPeugeot-app.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor
meer informatie over de op afstand te
bedienen functies .
Lounge-stand
Wanneer de auto is aangesloten, kan
het contact worden aangezet en kunnen
bepaalde functies zoals de audio- en
telematicasystemen en de airconditioning een
paar uur worden gebruikt.
De auto 1 tot 12 maanden stallen
Laat de tractiebatterij leeglopen tot 2 of
3 streepjes op de laadniveaumeter op het
instrumentenpaneel.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij
een temperatuur tussen -10 °C en 30 °C
(wanneer u de auto op een plek met extreme
temperaturen stalt, kan de tractiebatterij
beschadigd raken).
Zie het hoofdstuk 12V-accu (plug-in hybride)
voor de procedure voor het loskoppelen van
de accu.
Page 186 of 292

184
Praktische informatie
Voorzorgsmaatregelen
Plug-in hybrideauto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
blootstellingslimieten voor elektromagnetische
velden, zoals uitgegeven door de International
Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection (ICNIRP - Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten moeten een arts raadplegen
over eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen
of contact opnemen met de fabrikant van hun
geïmplanteerde elektronische medische
apparaat om na te vragen of het apparaat
gegarandeerd werkt in een omgeving die voldoet
aan de richtlijnen van de ICNIRP.
Bij twijfel : blijf tijdens het opladen niet in de auto
of in de nabijheid van de auto, de laadkabel of
de lader, zelfs niet voor korte tijd.
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
►
Laat een elektricien controleren of
de elektrische installatie voldoet aan de
geldende normen en geschikt is voor het
opladen van de auto.
►
Laat een voor de auto geschikt specifiek
stopcontact of een voor de auto geschikte
lader voor versneld laden (wallbox) monteren
door een professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
meegeleverd.
Neem voor meer informatie contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
(Tijdens het laden)
Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is aangesloten op
de laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt
verwijderd, wordt de auto na 30 seconden
weer vergrendeld en wordt het laden
voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
–
Sommige gebieden blijven zeer heet, tot
zelfs 1 uur nadat het laden is beëindigd
- kans
op brandwonden!
–
De ventilator kan op elk moment
inschakelen - kans op snijwonden of
verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het
stopcontact zitten - kans op kortsluiting of
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Laadprocedure
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P
staat en het contact is afgezet voordat u begint
met laden, anders is het laden niet mogelijk.
►
Open de klep van de laadaansluiting door
op de drukknop rechtsboven te drukken en
controleer of er geen vuil aanwezig is op de
laadaansluiting van de auto.
De lichtgeleiders van de klep gaan wit branden.
Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)
► Sluit de laadkabel aan de kant van het
controlepaneel aan op een normaal stopcontact.
T
ijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes
op de regeleenheid branden. Vervolgens blijft
alleen het groene controlelampje
POWER
branden.
Page 187 of 292

185
Praktische informatie
7► Verwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting
van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders
in de klep en het knipperen van het groene
controlelampje
CHARGE
op de regeleenheid.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden
om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Versneld opladen (type 3)
► Volg de gebruikersinstructies van de
snellader (wallbox).
►
V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting
van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders in de
klep.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
V
oer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden
om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
►
Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee
keer op de ontgrendeltoets op de
afstandsbediening om de laadstekker los te
koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te
bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30
seconden.
Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
de groene lichtgeleiders in de klep permanent
branden. ►
Na
het loskoppelen plaatst u de beschermkap
weer op de laadstekker en sluit u de klep van de
laadaansluiting.
►
Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het normale stopcontact.
Versneld opladen (type 3)
Als het laden is beëindigd, wordt dit bevestigd
door de snellader (wallbox) en gaan de
lichtgeleiders in de klep permanent groen
branden.
►
Plaats na het loskoppelen de beschermkap
terug op de laadstekker en sluit de klep van de
laadaansluiting.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
Met PEUGEOT Connect Nav► Selecteer de pagina Laden in het
menu Energy van het touchscreen.
►
Stel de begintijd voor het laden in.
►
Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
Met PEUGEOT Connect Radio of PEUGEOT
Connect Nav
U kunt het geprogrammeerd laden ook
instellen met een smartphone via de app
MyPeugeot.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Page 188 of 292

186
Praktische informatie
Activering
► Sluit de auto aan op de gewenste
laadapparatuur .
► Druk binnen een minuut op deze toets
in de klep om het geprogrammeerd laden
te activeren (bevestigd door het blauw branden
van de lichtgeleiders).
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende
bedrading die door PEUGEOT zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage
altijd volgens de voorschriften van de
fabrikant worden uitgevoerd.
Belangrijk: als de trekhaak bij een auto
met een elektrisch bedienbare achterklep
en de functie Handsfree toegang niet door
een PEUGEOT-dealer wordt gemonteerd,
dan is het van essentieel belang dat u naar
een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats gaat om het detectiesysteem
opnieuw te laten kalibreren. Kans op
storingen in de functie Handsfree toegang.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het rijden met een aanhanger
en de functie Aanhangerstabiliteitscontrole.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in hoofdstuk
Technische gegevens van dit boekje wordt
vermeld.
Wanneer u accessoires aan de trekhaak
bevestigt (bijv. fietsendrager,
bagageplateau):
–
houd u aan de maximaal toegestane
kogeldruk;
–
vervoer niet meer dan 3 fietsen.
W
anneer u fietsen op een fietsendrager laadt,
plaats dan de zwaarste fietsen het dichtst bij
de auto.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare
achterklep met de functie Handsfree
toegang
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het gebruik van de
trekhaak:
–
Schakel deze functie van tevoren uit in het
configuratiemenu van de auto.
–
Of verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan
zonder gereedschap worden gemonteerd en
verwijderd.
Page 189 of 292

187
Praktische informatie
7
1.Bevestigingssteun
2. Beschermdop
3. Aansluiting
4. Veiligheidsoog
5. Afneembare kogel
6. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling
7. Slot met sleutel
8. Label voor het noteren van belangrijke
referenties
A. Vergrendelde stand (groene markeringen
staan tegenover elkaar); de draaiknop maakt
contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand (rode markering staat
tegenover groene markering); de draaiknop
maakt geen contact met de kogel (speling
van ongeveer 5
mm).
Bevestig het bijgevoegde label op een
goed zichtbare plaats, in de buurt van de
steun of in de bagageruimte.
De bedrading van dit systeem is niet
geschikt voor gebruik met aanhangers
met ledverlichting.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over veilig gebruik van de
trekhaak .
Vóór elk gebruik
Controleer of de kogel goed is
vergrendeld. Doe dit door het volgende te
controleren:
–
het groene merkteken van de draaiknop
valt samen met het groene merkteken van de
kogel;
–
de draaiknop maakt contact met de kogel
(stand
A);
–
het slot is vergrendeld en de sleutel is
verwijderd; de draaiknop kan niet meer
worden bediend;
– de kogel mag absoluut niet in de
bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en
trek eraan om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger loskomen. Kans op een ongeval!
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Neem altijd de maximaal toegestane
belasting op de trekhaak in acht; als deze
belasting wordt overschreden, kan de
trekhaak losraken van de auto - kans op een
ongeval!
Controleer voordat u gaat rijden de
afstelling van de koplampen en controleer
of de verlichting van de aanhanger correct
functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de hoogteverstelling van de
koplampen.
Na het gebruik
Wanneer u zonder aanhanger of
bagageplateau rijdt, verwijder dan de
trekhaakkogel en plaats de beschermdop op
de steun, zodat de kentekenplaat en/of de
verlichting goed zichtbaar zijn.
Page 190 of 292

188
Praktische informatie
Monteren van de kogel
► Verwijder onder de achterbumper de
beschermdop (2) van de steun (1).
►
Steek het uiteinde van de trekhaakkogel ( 5
)
in de steun (1) en beweeg deze omhoog; de
kogel wordt automatisch vergrendeld.
► De draaiknop ( 6 ) draait een kwart slag
linksom; houd uw handen uit de buurt van de
knop!
► Controleer of het mechanisme correct is
vergrendeld (stand A
).
►
V
ergrendel het slot ( 7) met de sleutel.
►
V
erwijder de sleutel. De sleutel kan niet
worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.
►
Klem het kapje op het slot.
► Verwijder de beschermkap van de
trekhaakkogel.
►
Maak de aanhanger vast aan de
trekhaakkogel. ►
Maak de kabel van de aanhanger vast aan
het veiligheidsoog ( 4
) van de steun.
►
Steek de stekker van de aanhanger in
de aansluiting en draai de stekker een kwart
omwenteling om hem op de aansluiting ( 3
) van
de steun aan te sluiten.
Verwijderen van de kogel
► Pak de stekker van de aanhanger , draai hem
een kwart slag en trek hem uit de aansluiting ( 3)
van de steun.
►
Maak de veiligheidskabel van de aanhanger
los uit het veiligheidsoog ( 4
) van de steun.
►
Maak de aanhanger los van de
trekhaakkogel.
►
Plaats de beschermkap terug over de
trekhaakkogel.
►
V
erwijder het kapje van het slot en zet het
kapje vast op de kop van de sleutel.
► Steek de sleutel in het slot ( 7 ).
► Ontgrendel het slot met de sleutel.
Page 191 of 292

189
Praktische informatie
7
► Houd de trekhaakkogel (5 ) stevig met één
hand vast; trek met uw andere hand aan de
draaiknop ( 6) en draai hem zo ver mogelijk
rechtsom; laat de draaiknop niet los.
►
V
erwijder de kogel via de basis van de steun
(1).
►
Laat de draaiknop los; deze wordt
automatisch geblokkeerd in de ontgrendelde
stand (stand
B).
► Plaats de beschermdop ( 2 ) terug op de steun
(1).
► Berg de kogel zorgvuldig op in de hoes,
zodat de kogel geen beschadigingen kan
oplopen en niet vuil kan worden.
Onderhoud
De correcte werking van het systeem is alleen
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon
blijven.
Voordat de auto met een hogedrukreiniger
wordt schoongemaakt, moet de kogel worden
verwijderd en moet de beschermdop op de steun
zijn aangebracht.
Werkzaamheden aan de trekhaak
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dakdragers
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam om
uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
dakdragers te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden die staan vermeld in
de handleiding die bij de dakdragers wordt
meegeleverd.
Bevestigen op de dakrails
U moet de dakdragers bevestigen ter hoogte van
de merktekens op de dakrails.
Op het dak bevestigen
Bevestig de dakdragers uitsluitend op de vier
bevestigingspunten in het dakframe. Als de
portieren zijn gesloten, zijn deze punten niet
zichtbaar.
De bevestigingen van de dakdragers
hebben een bout die in de opening van elk
bevestigingspunt moet worden gestoken.
Page 192 of 292

190
Praktische informatie
Maximale belasting op de dakdragers, bij
een maximale laadhoogte van 40 cm
(behalve fietsendrager): 80
kg.
Deze waarde kan veranderen; controleer
de maximaal toegestane belasting in de
handleiding van de dakdragers.
Pas de rijsnelheid bij een belading hoger
dan 40 cm aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de dakdragers en de
bevestigingspunten op het dak te voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Voorschriften
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk
bij het dak.
Zet de lading goed vast.
Rijd voorzichtig: de auto reageert sneller op
zijwind en de stabiliteit van de auto kan door
de belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig of de dakdragers goed
zijn geplaatst en bevestigd, in ieder geval
voor elke rit.
Verwijder de dakdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
Schuif-/kanteldak
Controleer of de lading niet onder de
dakdragers uitsteekt en daardoor in contact
kan komen met het schuif-/kanteldak als dit
wordt bediend - Kans op ernstige schade!
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land
in acht met betrekking tot het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/65 R17 9 mm
225/55 R18 9 mm
205/55 R19 9 mm
Maat van de
af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
235/50 R19 Niet geschikt voor sneeuwkettingen
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een
snelheid van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van
sneeuwkettingen altijd op een vlakke,
droge ondergrond te oefenen voordat u op
reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op
wegen zonder sneeuw, omdat de banden