24
Instrumentenpaneel
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mijl/gallon)Berekend sinds de laatste nulstelling van
de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)Berekend sinds de laatste nulstelling van
de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mijl)Berekend sinds de laatste nulstelling van
de trajectgegevens.
Tijdteller Stop & Start-systeem
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, registreert een tijdteller hoelang de
STOP-stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet
weer op nul gezet.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
– Permanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er brandt een blauw lampje
bij kans op gladheid).
–
Bediening van de verwarming/airconditioning.
–
T
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en systemen van de auto.
– Bediening van het audiosysteem en
de telefoonfuncties, en weergave van de
bijbehorende informatie.
–
W
eergave van de informatie van de
parkeerhulpsystemen (grafische weergave van
de parkeerhulp, Park Assist
enz.).
–
T
oegang tot de internetdiensten en weergave
van de bijbehorende informatie.
–
T
oegang tot de instellingen van de stand en
de intensiteit van de massagefunctie van de
voorstoelen (afhankelijk van de uitvoering).
–
Bediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie
(afhankelijk van de uitvoering).
Zet de auto uit
veiligheidsoverwegingen altijd stil
voordat u handelingen uitvoert die uw
volledige aandacht vragen.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de
auto rijdt.
Werkingsprincipes
► Gebruik de toetsen onder het touchscreen
om de menu's te openen en druk vervolgens op
de aanraaktoetsen op het touchscreen.
Bepaalde menu's worden op twee pagina's
weergegeven: druk op de toets " OPTIES" om de
tweede pagina te bekijken.
Als u enkele seconden niets op de tweede pagina doet, wordt automatisch
de eerste pagina weer weergegeven.
Druk op "ON" of "OFF " om een functie in of uit te
schakelen.
Instellingen voor een functie
Toegang tot aanvullende informatie over de functie
Bevestigen
Terug naar de vorige pagina of bevestigen
Menu's
Druk met drie vingers op het touchscreen
om alle menutoetsen weer te geven.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over de menu's.
28
Toegang tot de auto
Elektronische sleutel
met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke
sleutel,
Functies van de
afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering heeft de
afstandsbediening de volgende functies:
– Ontgrendelen/vergrendelen/
supervergrendelen van de auto.
–
Ontgrendelen - openen/sluiten van de
bagageruimte.
–
V
erlichting op afstand bedienen.
–
Inschakelen/uitschakelen van het
alarmsysteem.
–
Lokaliseren van de auto.
–
Openen/sluiten van de ramen.
–
Sluiten van het zonnedak.
–
Activeren van de elektrische startonderbreker
van de auto. De afstandsbediening bevat een conventionele
sleutel om de centrale vergrendeling/
ontgrendeling van de auto via het portierslot te
bedienen en de motor te starten en af te zetten.
De auto kan met behulp van noodprocedures
worden vergrendeld/ontgrendeld als
bijvoorbeeld de afstandsbediening of de centrale
vergrendeling defect is, of als de accu leeg is.
Raadpleeg het desbetreffende gedeelte voor
meer informatie over de
Noodprocedures
.
Geïntegreerde sleutel
De in de afstandsbediening geïntegreerde
sleutel kan, afhankelijk van de uitvoering, voor
de volgende handelingen worden gebruikt:
–
Ontgrendelen/vergrendelen/
supervergrendelen van de auto.
–
Inschakelen/uitschakelen van het
mechanische kinderslot.
–
Inschakelen/uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde.
–
Noodontgrendeling/-vergrendeling van de
portieren.
Zonder
Keyless entry and start
► Druk op de knop om de sleutel uit of in te
klappen.
Met Keyless entry and start
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te
verwijderen of terug te plaatsen.
Ontgrendelen van de auto
Met de afstandsbediening
► Druk op deze knop om de auto te
ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt aangegeven door het
gedurende enkele seconden snel knipperen
van de richtingaanwijzers. Afhankelijk van de
uitvoering worden de buitenspiegels uitgeklapt
en wordt de instapverlichting ingeschakeld.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep/klep
van de laadaansluiting
► Druk op de ontgrendeltoets.
► Druk nogmaals op de toets om de andere
portieren en de achterklep te ontgrendelen.
De laadstekker kan bij de tweede keer drukken
worden losgekoppeld.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
volledige of selectieve ontgrendeling en
uitschakeling van het alarm bevestigd door het
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt.
Openen van de ruiten
Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten geopend door de ontgrendeltoets
langer dan 3 seconden in te drukken.
Het openen van de ruiten stopt zodra u de toets
loslaat.
Met de sleutel
► Draai de sleutel in het slot van het portier
linksvoor naar de voorzijde van de auto om deze
te ontgrendelen.
30
Toegang tot de auto
gesloten. Het sluiten stopt zodra u de knop
loslaat.
Hierbij wordt ook het zonnescherm van het
schuif-/kanteldak gesloten.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten
en het schuif-/kanteldak niet gehinderd
wordt door voorwerpen of personen.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem
de ruiten en/of het schuif-/kanteldak bij het
verlaten van de auto op een kier wilt laten
staan, moet u eerst de interieurbeveiliging
van het alarmsysteem uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het alarmsysteem.
Supervergrendeling
De supervergrendeling schakelt de
buiten- en binnenportiergrepen uit en de
knop voor de centrale vergrendeling op het
dashboard.
De claxon blijft werken.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
Als uw auto van een alarmsysteem is voorzien, wordt het inschakelen
bevestigd door het gedurende enkele
seconden branden van de richtingaanwijzers.
Met de afstandsbediening
► Druk binn en 5 seconden nogmaals op
de toets om de supervergrendeling in te
schakelen.
Met de sleutel
► Draai binnen 5 seconden de sleutel nogmaals
in de richting van de achterzijde van de auto om
de supervergrendeling in te schakelen.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, met name bij weinig licht. De auto
dient hiervoor wel vergrendeld te zijn.
► Druk op deze toets. De plafonniers
worden ingeschakeld en de
richtingaanwijzers gaan enkele seconden
knipperen.
Op afstand inschakelen van
de verlichting
De beschikbaarheid van deze functie is
afhankelijk van de uitvoering.
► Druk op deze knop. De parkeerlichten,
het dimlicht, de kentekenplaatverlichting
en de instapverlichting in de buitenspiegels gaan
gedurende 30 seconden branden.
W
anneer u nogmaals op de knop drukt voordat
de tijd is verstreken, wordt de verlichting
onmiddellijk uitgeschakeld.
Keyless entrée and start
Systeem waarmee de auto ontgrendeld
(geopend), vergrendeld (gesloten) en gestart kan
worden met de elektronische sleutel binnen het
detectiebereik " A”.
De elektronische sleutel kan ook worden
gebruikt als afstandsbediening. Zie de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
over de afstandsbediening.
Ontgrendelen van de auto
Volledige ontgrendeling
► Zorg dat de elektronische sleutel zich in de
detectiezone A bevindt en breng uw hand achter
de portiergreep van één van de voorportieren of
druk op de schakelaar voor het openen van de
achterklep (links van de knop).
Als de knop voor elektrische bediening van de
achterklep wordt bediend, gaat de achterklep
automatisch open.
Openen van de ruiten
Afhankelijk van de uitvoering kunt u de ruiten
tot in de gewenste positie openen door uw hand
achter de handgreep te houden of de schakelaar
voor het openen van de achterklep in te drukken.
Het gedurende enkele seconden knipperen van
de richtingaanwijzers geeft aan dat:
– de auto is ontgrendeld bij uitvoeringen zonder
alarmsysteem,
36
Toegang tot de auto
► Trek aan de binnenportiergreep van een
portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd:
– wordt bij het openen van het
bestuurdersportier alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld (als de auto
nog niet volledig ontgrendeld was);
– wordt bij het openen van een van
de andere portieren de auto volledig
ontgrendeld.
Het openen van een achterportier van
binnenuit is niet mogelijk als het
kinderslot is geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de kinderbeveiliging.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
– bij een draaiende motor of tijdens het
rijden (snelheid lager dan 10 km/h), verschijnt
een melding op het scherm.
– tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10
km/h), verschijnt een melding op het scherm en
klinkt er een geluidssignaal.
Zonder Keyless entry and start
► Zet het contact af.
► Draai de sleutel terug in de stand 2 (contact
AAN)
.
►
Druk direct gedurende enkele seconden op
de knop met het gesloten hangslot.
►
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Keyless entry and start
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te
openen.
►
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.
►
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak
de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
►
Bij een auto met een automatische
transmissie:
trap met de selectiehendel in stand
P op het rempedaal.
►
Zet het contact aan door op de toets
START/
STOP
te drukken.
Als de storing na het synchroniseren niet is
verholpen, neem zo snel mogelijk contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.Portieren
Openen
Van buitenaf
► Ontgrendel de auto of houd de elektronische
sleutel van het Keyless entry and start-
systeem in het detectiegebied en trek aan de
portiergreep.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd en één keer op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
wordt gedrukt, kan alleen het
bestuurdersportier worden geopend.
Van binnenuit
39
Toegang tot de auto
2
U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten:
A.Met de elektronische sleutel van het systeem
Keyless entry and start.
B. Met de schakelaar aan de buitenzijde van de
achterklep.
C. Met de knop aan de binnenzijde van de
achterklep.
D. Met de toets op het dashboard*.
E. Met de functie"Handsfree toegang"onder de
achterbumper.
Openen/sluiten
► Houd de middelste knop A van de
elektronische sleutel ingedrukt.
* Afhankelijk van de uitvoering.
of
► Druk kort op schakelaar B
aan de buitenzijde
van de achterklep terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
of
►
Druk kort op schakelaar C
aan de binnenzijde
van de achterklep (alleen voor het sluiten).
of
►
Druk twee keer achter elkaar op schakelaar
D
op het dashboard.
of
►
Gebruik de functie Handsfree toegang E
door
een snelle voetbeweging te maken onder de
achterbumper bij de kentekenplaat terwijl u de
elektronische sleutel bij u hebt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de handsfree-functieHandsfree
toegang.
De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep
is uitgeschakeld, wordt de achterklep door
deze acties op een kier gezet.
Wanneer de auto is vergrendeld, zal het
openen van de bagageruimte.met schakelaar
A, B of E de auto ontgrendelen. Als selectieve
ontgrendeling is geactiveerd voordat de
bagageruimte wordt geopend, gaat alleen de
bagageruimte open.
Door de achterklep met de functie Handsfree
toegang te sluiten kunt u de gehele auto
vergrendelen.
U kunt het openen of sluiten van de
achterklep op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals een van deze methoden
gebruikt, wordt de beweging onderbroken.
Als u na het onderbreken van de beweging
weer een van de methoden gebruikt, wordt de
beweging omgekeerd.
Handsfree-functie ("Handsfree
toegang")
Terwijl u de elektronische sleutel bij u hebt ,
opent, sluit of stopt deze functie de beweging
van de achterklep wanneer u een voetbeweging
onder de achterbumper maakt.
De functie "Handsfree achterklep/
toegang" stelt u in via het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen
Zorg ervoor dat u stabiel staat wanneer u
de voetbeweging onder de achterbumper
maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem niet
aan – kans op brandwonden!
43
Toegang tot de auto
2► Verlaat de auto.
► V ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld:
het rode controlelampje in de toets knippert één
keer per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke
keer na het afzetten van het contact
opnieuw worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
Schakel alle beveiliging opnieuw in door de
auto met de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of het Keyless entry and start-
systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
►
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier
.
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
lampje in de toets gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
►
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening drukken of moet u de auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de toets blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrische ruitbediening
1.
Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
44
Toegang tot de auto
van het contact of na het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het
zonnedak wanneer de auto rijdt - kans
op ernstig letsel!
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of vervoerde
lading de beweging van het dak niet kunnen
hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het
beweegbare glazen deel van het zonnedak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan
totdat het volledig droog is voordat u het dak
bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het
dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer geregeld de staat van de
rubbers van het dak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren enz.).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer
dan eerst of het dak volledig is gesloten en
houd de hogedrukreiniger altijd op meer dan
30 cm van de rubbers.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op
of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand:
de ruit opent of sluit volledig wanneer de
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45
seconden na het uitschakelen van het
contact of na vergrendeling van de auto
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld.
U kunt de bediening weer inschakelen door
het contact in te schakelen of de auto te
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de
ruitbediening voor de
elektrische achterruiten
Druk vanwege de veiligheid van uw
kinderen op toets 5 om de ruitbediening
voor de elektrische achterruiten uit te schakelen,
ongeacht hun positie.
Het rode controlelampje in de toets gaat
branden en er wordt een melding ter bevestiging
weergegeven. Het lampje blijft branden totdat de
bediening weer wordt ingeschakeld.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Resetten van de
ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens
de volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit
volledig is gesloten.
►
Blijf de ruitbediening nog minimaal 1 seconde
omhoog trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de elektrische ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk hiervoor op de
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
ruitbediening aan passagierszijde bedient,
moet hij/zij controleren of de ruit zonder
problemen kan worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische
ruiten juist gebruiken.
Let vooral goed op als kinderen de ruiten
bedienen.
Let goed op passagiers en/of andere
personen wanneer u de ruiten met de sleutel
of het "Keyless entry and start"-systeem sluit.
Panoramadak
Het panoramadak bestaat uit een beweegbaar
glazen deel dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden
geopend. Als het panoramadak wordt geopend,
opent automatisch het zonnescherm.
►
Gebruik de knoppen in de dakconsole om het
panoramadak of het zonnescherm te bedienen.
A. Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen),
bij een draaiende motor, in de STOP-stand van
Stop & Start, en 45 seconden na het afzetten
50
Ergonomie en comfort
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
aan het einde van de cyclus; het controlelampje
van de toets gaat uit.
Stuurwielverstelling
► Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de
hendel A om het verstelmechanisme van het
stuurwiel te ontgrendelen.
► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor
een optimale zithouding.
► Duw tegen de hendel A om het
verstelmechanisme van het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de
stoel niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Contact aan of draaiende motor
►
Druk op toets
1 of 2 om de betreffende
zitpositie op te roepen.
Er klinkt een geluidssignaal wanneer de
stoelpositie volledig is aangepast.
U kunt de beweging onderbreken door op de
toets M, 1 of 2 te drukken of door één van de
schakelaars van de stoelverstelling te bedienen.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is
tot ongeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact mogelijk.
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait.
► Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende
aantal controlelampjes gaat branden.
►
U kunt de verwarming uitschakelen door op
de toets te drukken totdat alle controlelampjes
uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel
mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de
functie uit; als het stroomverbruik daalt, daalt
ook het energieverbruik.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen,
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of
op de stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
Gebruik de stoelverwarming nooit als de
stoel vochtig is.
Meerkeuzemassagefunctie
Systeem waarbij kan worden gekozen uit
verschillende massagesoorten en waarbij
de intensiteit van de massage kan worden
ingesteld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Via het touchscreen kunnen de instellingen van
de massagefunctie worden aangepast.
De functie kan worden geactiveerd met de toets
op de voorstoel.
► Druk op deze toets. Het
controlelampje gaat branden.
De functie wordt onmiddellijk geactiveerd
waarbij de laatst opgeslagen instellingen worden
gebruikt. Bovendien wordt de pagina voor het
wijzigen van de instellingen geopend op het
touchscreen.
Als de instellingen naar uw zin zijn, hoeft u niets
te doen en zal deze pagina automatisch weer
sluiten.
De instellingen wijzigen:
►
Selecteer een andere soort massage; u hebt
de keuze uit vijf mogelijkheden.
►
Selecteer een massage-intensiteit uit de drie
verschillende niveaus: " 1
" (Zacht), "2" (Normaal)
of "3" (Hard).
De wijzigingen worden direct toegepast.
Zodra het systeem is ingeschakeld, wordt er een
massagecyclus van één uur gestart, bestaande
uit sessies van 6 minuten massage en 4 minuten
pauze.