188
Praktische informatie
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
► Zet het contact weer aan.
► Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand N te bevestigen.
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
► Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt
overschreden, schakelt de transmissie stand P
in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor.
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat
u het contact weer inschakelt, zonder de
deur aan bestuurderszijde te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van het
Keyless entry and start-systeem in het
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
►
Druk bij Keyless entry and start op de toets
"
START/STOP" om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van de AdBlue®-tank
linksom en verwijder de dop.
► Met een verpakking AdBlue®: controleer eerst
de uiterste houdbaarheidsdatum en lees daarna
zorgvuldig de instructies op het etiket voordat
u de inhoud van de verpakking in het AdBlue-
reservoir van de auto giet.
►
Bij een
AdBlue®-pomp: steek het vulpistool
in de vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool
afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
reservoir met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor
het eerst afslaat als u bij een tankstation
tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5
liter AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg
is, wat wordt bevestigd met de melding
"Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het
slepen, op een rollenbank, in een automatische
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Met handbediende
versnellingsbak of
automatische transmissie
EAT6 en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Zet met draaiende motor en ingetrapt
rempedaal de versnellingspook/selectiehendel in
de neutraalstand.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet het
contact uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en duw tegen de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Met automatische
transmissie EAT6/EAT8 en
elektrische parkeerrem
/
209
In geval van pech
8Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.
–
V
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
de lader B
uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader B
als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu
A,
•
de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen van het Stop & Start-systeem
onherstelbaar beschadigd raken.
24V
12V
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te kunnen starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
►
Sluit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak).
►
Schakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit.
►
Zet het contact af en wacht 4 minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
210
In geval van pech
Laat accu's uitsluitend vervangen door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
U mag geen andere auto starten met
behulp van de 12V-accu's van uw auto.
Toegang tot de accu's
Voor
De voorste accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens
de veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
► Open de motorkap.
Pluspool (+) met snelsluiting.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic
kapje van de pluspool (+)
op.
►
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om
de accupoolklem B te ontgrendelen.
►
Beweeg de accupoolklem B
omhoog om hem
te verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
► Plaats de geopende accupoolklem B
op de
pluspool (+).
►
Druk de accupoolklem B
volledig omlaag.
►
Beweeg de hendel A
omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
►
Afhankelijk van de uitrusting duwt u het
plastic kapje terug op de pluspool (+)
.
De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na het aansluiten van de kabels
Als de accukabels weer zijn aangesloten,
moet u het contact aanzetten en vervolgens 1
minuut wachten voordat u de motor start, zodat
de elektronische systemen kunnen worden
geïnitialiseerd.
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aan de hand van het desbetreffende hoofdstuk
moet u bepaalde uitrustingselementen resetten:
–
Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).
–
Schuif-/kanteldak en elektrisch zonnescherm.
–
Elektrische ruitbediening.
–
Datum en tijd.
–
Voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas weer als
de auto gedurende een bepaalde periode, die
afhankelijk is van de omgevingstemperatuur
en de laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
12V-accu (plug-in hybride)
Het plug-in hybridesysteem heeft twee
hulpaccu's: een voorin en een achterin de auto.
Deze accu's bevatten schadelijke
stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen van de
afstandsbediening en accu's in bij een
speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu's uitvoert.
Voer handelingen aan de accu's uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand- of explosiegevaar uit
te sluiten.
Was na afloop uw handen.
252
CITROËN Connect Nav
worden aangesloten of via Bluetooth-streaming
worden gekoppeld (indien compatibel).
Het audiosysteem speelt alleen audiobestanden
af met de bestandsextensie ".wma", ".aac",
".flac", ".ogg" en ".mp3" met een bitrate tussen
32 Kbps en 320 Kbps.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate)
kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (".mp4", enz.)
kunnen niet worden afgespeeld.
Alle ".wma"-bestanden moeten standaard WMA
9-bestanden zijn.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
(sampling rates) zijn 32, 44 en 48 KHz.
Om problemen met lezen en weergeven te
voorkomen, raden wij aan om bestandsnamen
te kiezen van maximaal 20 tekens die geen
speciale tekens bevatten (zoals, " ? . ; ù).
Gebruik uitsluitend USB-geheugensticks met de
bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Wij raden aan om de originele USB-kabel
voor het draagbare apparaat te
gebruiken.
Telefoon
Een Bluetooth®-telefoon
koppelen
De beschikbaarheid van de diensten is
afhankelijk van het netwerk, de simkaart
slaat deze lijsten op, zodat deze sneller worden
geladen wanneer ze niet gewijzigd zijn.
AUX-aansluiting (AUX)
Afhankelijk van de uitrustingSluit een draagbaar apparaat (MP3-
speler, enz.) met een audiokabel (niet
meegeleverd) aan op de jack-aansluiting.
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar
als "Extra ingang" in de audio-instellingen is
geselecteerd.
Stel eerst het volume van het draagbare
apparaat af (op een hoog geluidsniveau). Stel
dan het geluidsvolume van het audiosysteem in.
De bediening vindt plaats via het draagbare
apparaat.
Geluidsbron selecteren
Druk op Radio Media om het
beginscherm weer te geven.
Selecteer "BRONNEN ".
Selecteer de geluidsbron.
Een video bekijken
Afhankelijk van de uitrusting/afhankelijk van de
uitvoering/afhankelijk van het land.
Steek een USB-geheugenstick in de USB-poort.
De video kan alleen via het touchscreen
worden bediend.
Druk op Radio Media om het
beginscherm weer te geven.
Selecteer "BRONNEN ".Selecteer Video om de video te starten.
Druk om de USB-geheugenstick te
verwijderen op de pauzetoets om de
video te stoppen en verwijder de geheugenstick.
Het systeem kan videobestanden met de
indelingen MPEG-4 Part 2, MPEG-2, MPEG-
1, H.264, H.263, VP8, WMV en RealVideo
afspelen.
Streaming via Bluetooth®
Met streaming kunt u via uw smartphone naar
audio luisteren.
Het profiel Bluetooth moet hiervoor worden
geactiveerd.
Stel eerst het volume van het draagbare
apparaat af (op een hoog geluidsniveau).
Stel dan het geluidsvolume van het
audiosysteem in.
Als het afspelen niet automatisch begint, kan het
zijn dat u het afspelen van de audio moet starten
via de smartphone.
Bediening verloopt via het externe apparaat of
via de aanraaktoetsen van het systeem.
Als streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een geluidsbron
beschouwd.
Apple®-speler aansluiten
Sluit een Apple®-speler met behulp van een
geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in
de auto.
De beschikbare indeling is die van het
aangesloten apparaat (artiesten / albums
/ genres / playlists / audioboeken / podcasts).
De standaardindeling is de indeling per
artiest. Om dit te veranderen moet u terug
naar het eerste niveau in de structuur en
kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld
afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat u
in de structuur weer afzakt naar het gewenste
nummer.
De softwareversie van het audiosysteem kan
incompatibel zijn met de softwareversie van de
Apple
®-speler.
Informatie en tips
Het systeem ondersteunt USB-apparaten voor
massaopslag, BlackBerry®-apparaten en Apple®-
spelers via de USB-poorten. De adapterkabel
wordt niet meegeleverd.
U beheert de apparaten met de
bedieningstoetsen van het audiosysteem.
Andere apparaten, die bij het aansluiten niet
door het systeem worden herkend, moeten met
een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug
262
Trefwoordenregister
12V-accu 184, 207–211, 207–212
180° zicht naar achteren
158
A
Aanhanger 85, 174
Aanhangergewichten
216–217, 219
Aansluiting 12 V
64, 68
Aansteker
64
ABS
84
Accessoires
80
Accu
178
Accu laden
209, 211–212
Achterlichten
201
Achterruitverwarming
60
Achteruitrijcamera
127, 154–155, 157
Achteruitrijlicht
201
Actief dodehoekbewakingssysteem
153
Actieradius AdBlue®
19, 184
Actieve vering
11 9
Active Safety Brake
144, 146
Adaptieve cruise control met
Stop-functie
130–131
Adaptieve snelheidsregelaar
136
AdBlue®
19, 186
AdBlue® bijvullen
187
AdBlue®-reservoir
187
Advanced Grip Control
86
Afmetingen
220
Afstandsbediening
28–34
Afzetten van de motor
105
Airbags
91–94, 96
Airbags vóór 92, 94, 96
Airconditioning
54–56, 58–59
Airconditioning (handbediend)
56, 58
Alarmknipperlichten
80, 191
Alarmsysteem
42
Algemeen menu
24
Allesdragers
180–181
Android Auto verbinding
229, 248
Antiblokkeersysteem (ABS)
83–84
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
33, 105
Antispinregeling (ASR) ~
Antislipregeling
83–86
Apple®-speler
227, 252
Apple CarPlay verbinding
228, 247
Apps
248
Armleuning vóór
65–66
Audiokabel
252
Automatische airconditioning ~
Airconditioning, automatische
57, 60
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
56
Automatische ruitenwissers
79
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
9, 112, 115–117,
121, 123, 185, 208
Automatisch inschakelen verlichting
73–74
Automatisch noodremsysteem
144, 146
AUX-aansluiting
227, 252
B
Bagageafdekking 68
Bagagenet voor hoge belading 69–70
Bagageruimte
37–38, 40, 70
Banden
185, 220
Banden oppompen
185, 220
Bandenreparatieset
192–193
Bandenspanning
185, 193–194, 220
Bandenspanningscontrole (met set)
193, 195
Bandenspanning te laag (detectie)
124
Batterij afstandsbediening ~
Afstandsbediening, batterij
35, 62
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
35
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen aan
stuurkolom
222, 236
Bekerhouder
64
Beladen
69–70, 180
Benzinemotor
120, 182, 217
Bergingsauto of trailer (slepen)
213
Bijvullen AdBlue®
184, 187
Binnenspiegel
52
BlueHDi
19, 22, 184, 191
Bluetooth (handsfree set)
229–230, 253–254
Bluetooth (telefoon)
229–230, 253–254
Bluetooth-verbinding
229–230,
248–249, 253–254
Bochtverlichting, statisch
76
Boordcomputer
23–24
Boordgereedschap
70, 191–193
Brandstof
7, 164
Brandstofadditief
184–185
Brandstofniveaumeter
164
Brandstoftank
164–165
265
Trefwoordenregister
L
Laadkabel 169
Laadkabel (plug-in hybride)
167, 173
Laadniveaumeter (plug-in hybride)
21
Laadstekker (plug-in hybride)
167, 172–174
Laadtoestand van de tractiebatterij
25
Laden accu ~ Accu laden
209, 211–212
Laden tractiebatterij
169
Laden via een normaal stopcontact
169
Lader voor versneld laden (wallbox)
167
Lak
189, 220
Lampen
199
Lampen (vervangen)
198–199, 201
Lampen vervangen
198–199, 201, 201–202
Lane Departure Warning System
147, 153
Lane Keeping System
136, 140–142, 144
Leder (onderhoud)
190
LED-verlichting
73, 199, 201
Leeslampjes
67
Lekke band
193–195
Lendensteun
48
Lendensteun, verstelling
48
Lichtschakelaar
71, 73
Lokaliseren van de auto
30
Luchtfilter
185
Luchtfilter (vervangen)
185
Luchtrecirculatie
57–59
M
Make-upspiegel 64
Massagefunctie 50
Massages op meerdere punten
50
Matten
66, 128
Mat verwijderen
66
Meldingen
255
Menu
228
Menu's (audio)
223–224, 237–238
Menustructuren display
228
Milieu
7, 35, 62
Mistachterlicht
71, 202
Mistlampen vóór
71, 76, 200
Mobiele app
25, 27, 62, 172, 174
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren
180–181
Motor
186
Motoren
216–218
Motorkap
181
Motorkapsteun
181
Motorolie
182
Motorolieniveaumeter
18, 22
N
Navigatiesysteem 242–244
Neerklappen stoelen achter
53–54
Netaansluiting (standaardstekker)
167
Niveau AdBlue®
184
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
184–185
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau
19, 183
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
183
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
77, 184
Niveaus controleren
182–184
Niveaus en controles
182–184
Noodbediening achterklep
37
Noodbediening portieren
34
Noodoproep ~ Urgence-oproep
81–82
Noodprocedure afzetten van de motor
109
Noodprocedure starten
109, 208
Noodremassistentie ~ Brake Assist System
(BAS)
83–84, 145
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
System (BAS)
83–84
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
21
O
Oliefilter 185
Oliefilter (vervangen)
185
Olieniveau
18, 182
Oliepeilstok
18, 182
Olieverbruik
182
Onder de motorkap ~ Motorruimte
181–182
Onderhoud
186
Onderhoud (adviezen)
166, 189
Onderhoudsadviezen
166, 189
Onderhoudscontroles
17, 184
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator
17, 22
Ontdooien
60
Ontgrendelen
28–29, 31
Ontgrendelen achterklep
29, 31
267
Trefwoordenregister
Ruitensproeiers 77
Ruitensproeiers vóór
77
Ruitenwisser achter
77
Ruitenwisserbladen (vervangen)
78
Ruitenwisserbladen vervangen
78
Ruitenwissers
76, 79
Ruitenwisserschakelaar
76–77, 79
Ruitenwissers vóór
77
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
50
SCR (Selective Catalytic Reduction)
20, 186
SCR-systeem
20, 186
Selectiehendel
115–118
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
11 2
Sensoren (waarschuwingen)
127
Serienummer auto
220
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
192–195
Sfeerverlichting
67
Signalering onoplettendheid
146–147
Sjorogen
68
Slepen
213–215
Slepen van de auto
213–214
Slepen van een auto
213, 215
Sleutel
28, 33–34
Sleutel met afstandsbediening
28–29, 105
Sleutel niet herkend
109
Smartphone 27
SMS
255
Sneeuwkettingen
178–179
Sneeuwscherm
179
Sneeuwschermen
179
Snelheidsbegrenzer
130–133, 135
Snelheidslimietherkenning
128–129
Snelheidsregelaar
130–131, 133–135
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
130–131
Snelmenu's
24
Spaarfase
178
Sport-stand
120–121
Starten
208
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
164
Starten van de auto
105–107, 115–118
Starten van de motor
105, 108
Stickers
190
Stickerset
190
Stilzetten van de auto
105–108, 115–118
Stoelen achter ~ Achterbank
52–54
Stoelen verstellen
48–49
Stoelverwarming
50
Stop & Start
24, 55, 60, 122–123, 164, 181, 184, 210
Streaming audio Bluetooth
227, 252
Stuurkolomschakelaars
115–117
Stuurwiel (verstellen)
51
Supervergrendeling
30, 33
Synchroniseren afstandsbediening
35
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
35T
Tankbeveiliging 165
Technische gegevens
217–219
Te laag brandstofniveau ~
Brandstofniveau
164–165
Telefoon
65, 229–231, 253–255
Teller
9–10, 128
Temperatuurregeling
56–57
Terugwinnen van energie
20, 119
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
193, 195
Tijd instellen
26, 232, 257
TMC (verkeersinformatie)
244
Toegang tot de achterbank ~ Achterbank
(toegang)
48
Toerenteller
9–10
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
57–59
Top 360 Vision
154, 157
Top Rear Vision
154–155
Top Tether (bevestiging)
97
Touchscreen
24, 25, 62
Tractiebatterij opladen (plug-in
hybride)
20, 166, 172–174
Tractiebatterij (plug-in
hybride)
21, 166–167, 172
Trailer Stability Management (TSM)
85
Trekhaak
85, 174
Trekhaak met afneembare kogel
175–178