8
Eco-rijden
– bij de wisseling van de seizoenen;
– als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en
interieurfilter vervangen, enz.). Houd u aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
schadelijke stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de hoeveelheid stikstofoxide tot
wettelijke niveaus te verlagen.
Laat het vulpistool bij het tanken niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit
de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat het
gemiddelde brandstofverbruik zich pas na 3000
km stabiliseert.
De actieradius optimaliseren (plug-in
hybride)
Sluit de auto zo snel mogelijk aan.
Probeer in het gebied ECO op de
vermogensmeter te blijven door gelijkmatig te
rijden en de snelheid niet te veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op
tijd en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel
mogelijk af met de functie voor regeneratief remmen om energie terug te winnen
(vermogensmeter in het gebied
CHARGE).
Laat voordat u wegrijdt het interieur van de
auto voorverwarmen of voorkoelen terwijl de
laadkabel is aangesloten.
Om het verbruik tijdens een rit te optimaliseren:
►
Programmeer een bestemming in het GPS-
navigatiesysteem van de auto.
►
Selecteer de rijstand
Hybride
.
►
Zorg ervoor dat de tractiebatterij bijna
volledig is opgeladen.
►
Gebruik de functie e-Save niet tijdens het
rijden.
►
Gebruik de verwarming/airconditioning op
een verstandige manier
.
12
Instrumentenpaneel
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil .
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. (3): Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Permanent, in combinatie met een ander
lampje, de weergave van een melding en
een geluidssignaal.
Een ernstige storing in de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging of de
automatische transmissie, of een ernstige
elektrische storing.
Voer (1) en dan (2) uit.
MotoroliedrukPermanent.
Een probleem met de motorsmering.
Voer (1) en dan (2) uit.
Te hoge koelvloeistoftemperatuurPermanent.
De temperatuur van de koelvloeistof is te
hoog.
Voer (1) uit en wacht totdat de motor is
afgekoeld alvorens bij te vullen tot het vereiste
niveau. Wanneer het probleem blijft optreden (2)
uitvoeren.
Systeemstoring (plug-in hybride)Brandt permanent.
Storing in het plug-in hybridesysteem.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (plug-in hybride)Brandt permanent.
De auto kan niet worden gestart als
de laadkabel op de aansluiting op de auto is
aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand accuPermanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct
gespannen of gebroken enz.).
Reinig de nokjes en bevestig deze weer als het
waarschuwingslampje niet uitgaat wanneer de
motor is gestart, (2) uitvoeren.
Portier(en) geopendPermanent, in combinatie met een
melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.
Als een van de portieren of de achterklep niet
goed is gesloten (snelheid lager dan 10 km/h).
Permanent, in combinatie met een
melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft en een geluidssignaal.
Als een van de portieren of de achterklep niet
goed is gesloten (snelheid hoger dan 10 km/h).
Veiligheidsgordels losgemaakt of niet
vastgemaakt
Permanent of knippert in combinatie met
een geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
70
Ergonomie en comfort
► Trek de vloerplaat met behulp van de
middelste handgreep omhoog en naar u toe, en
gebruik vervolgens de steunen aan de zijkant om
de vloerplaat te verplaatsen.
►
Duw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren
om deze in de gewenste stand te zetten.
Controleer of de bagageruimte leeg is
voordat u de vloerplaat in een andere
stand zet.
U kunt de inhoud van de bagageruimte met de
vloer in de laagste stand vergroten:
►
T
rek de dwarsbalk van de achterbank
omhoog, naar het niveau van de merktekens, om
deze te verwijderen.
►
Plaats de dwarsbalk terug door deze zo ver
mogelijk aan te drukken totdat deze vastklikt.
Opbergbak
► Til de mat van de bagageruimte zover
mogelijk op of til de opvouwbare mat van de
bagageruimte (afhankelijk van de uitvoering) op
voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de
opbergbak:
–
Een bandenreparatieset met
gereedschapsset.
–
Een reservewiel met gereedschapsset.
–
De laadkabel voor de tractiebatterij (plug-in
hybride).
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden
zodra de achterklep wordt geopend en gaat
automatisch uit zodra deze wordt gesloten. De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt,
hangt af van de situatie:
–
bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.
–
in de eco-mode: ongeveer 30 seconden.
–
bij draaiende motor: onbeperkt.
167
Praktische informatie
7Zorg dat er geen water of stof in de
laadaansluiting of laadstekker komt
- kans op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met
natte handen aansluiten of loskoppelen - kans
op elektrocutie!
Tractiebatterij
In de Li-ion tractiebatterij (lithium-ion) wordt de
elektrische energie voor het aandrijven van de
auto opgeslagen.
Deze bevindt zich onder de achterbank.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen, en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De veroudering van de tractiebatterij is
afhankelijk van diverse factoren, zoals de
klimaatomstandigheden en de afgelegde
afstand.
Bij schade aan de tractiebatterij
Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de tractiebatterij komt,
raak deze dan nooit aan. Als dit toch gebeurt,
spoel de huid dan grondig af met veel water
en raadpleeg zo snel mogelijk een arts.
Klep van de laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan
de zijkant linksachter van de auto.
1. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
laden
2. Controlelampje ter bevestiging dat de
laadstekker in de laadaansluiting is
vergrendeld.
Permanent rood: laadstekker goed geplaatst
en vergrendeld.
Knipperend rood: laadstekker niet goed
geplaatst of vergrendelen niet mogelijk.
3. Laadaansluiting
4. Lichtgeleiders
Status van de
lichtgeleiders Betekenis
Wit, permanent Verlichting wanneer de klep wordt geopend
Blauw,
permanent Geprogrammeerd laden
Groen,
knipperend Laden bezig
Groen,
permanent Laden voltooid
Rood,
permanent Storing
Bij een schok (zelfs een lichte schok)
tegen de klep van de laadaansluiting
mag deze niet meer worden gebruikt.
U mag de laadaansluiting niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabel
De batterij kan met verschillende soorten kabels
worden opgeladen.
De bij de auto meegeleverde laadkabel is
geschikt voor gebruik met de elektrische
installaties van het land waar de auto is verkocht.
Wanneer u naar het buitenland reist, raadpleeg
dan de volgende tabel om te controleren of de
168
Praktische informatie
Zie de gebruikersinstructies van de snellader
voor het gebruik ervan.
Regeleenheid (type 2)
Type 1
Type 2POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
laadkabel ook met lokale elektrische installaties
kan worden gebruikt. Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de juiste
laadkabel(s) te verkrijgen.
Type kabel
CompatibiliteitSpecificaties
Laadkabel type 2 met geïntegreerde
regeleenheid
Normaal stopcontact.
Laden beperkt tot maximaal 8 A.
Stopcontact van het type "Green'Up".
Laden beperkt tot maximaal 14 A.
Laadkabel type 3
Wallbox-snellader
Laden beperkt tot maximaal 32 A.
De geschatte laadtijd wordt op het
instrumentenpaneel aangegeven als de
auto is aangesloten. Deze tijd is afhankelijk
van diverse factoren, zoals de
buitentemperatuur of kwaliteit van het
stroomnet.
Als de buitentemperatuur lager dan -10 °C is,
is het raadzaam om de auto zo snel mogelijk aan te sluiten, omdat de laadtijd aanzienlijk
kan toenemen. De batterij laadt mogelijk niet
helemaal op.
Kabel voor opladen via een normaal
stopcontact (type 2)
Het is belangrijk dat de kabel niet beschadigd
is en intact blijft.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Wallbox-snellader (type 3)
U mag de snellader niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
169
Praktische informatie
7Zie de gebruikersinstructies van de snellader
voor het gebruik ervan.
Regeleenheid (type 2)
Type 1
Type 2POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
CHARGE
Knippert groen: bezig met laden of
voorverwarming geactiveerd.
Brandt permanent groen: laden voltooid.
FAULT
Rood: storing; laden niet toegestaan of
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer
of alle aansluitingen in orde zijn en of de
elektrische installatie niet defect is.
Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact
steekt, gaan alle controlelampjes kort branden.
Als er geen controlelampjes gaan branden,
controleer dan de zekering van het normale
stopcontact.
–
Als de zekering is gesprongen, neem dan
contact op met een elektricien om te controleren
of uw elektrische installatie geschikt is en om
eventuele reparaties uit te voeren.
–
Als de zekering niet is gesprongen, gebruik
de laadkabel dan niet meer en neem contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Label regeleenheid Type 1 - Aanbevelingen
1. Lees voor gebruik het instructieboekje.
2. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
3. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
4. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
5. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de
kabels worden gedragen.
6. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect
of beschadigd is.
7. Probeer deze laadkabel nooit te repareren
of te openen. Deze kabel heeft geen
onderdelen die kunnen worden gerepareerd
- vervang de laadkabel als deze beschadigd
is.
8. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
170
Praktische informatie
9.Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
10. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
11 . Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
12. Als de laadkabel of het stopcontact zeer
heet aanvoelen, moet u onmiddellijk
stoppen met laden door de auto met de
afstandsbediening te vergrendelen en
daarna te ontgrendelen.
13. Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
14. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van
het merk CITROËN.
15. U mag de stekker nooit met natte handen in
het stopcontact steken of eruit halen.
Label regeleenheid Type 2 - Aanbevelingen
Lees voor gebruik het instructieboekje.
1.Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
3. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
4. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de
kabels worden gedragen.
5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect
of beschadigd is.
6. Probeer deze laadkabel nooit te repareren
of te openen. Deze kabel heeft geen
onderdelen die kunnen worden gerepareerd
- vervang de laadkabel als deze beschadigd
is.
7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer
heet aanvoelen, moet u onmiddellijk
stoppen met laden door de auto met de
afstandsbediening te vergrendelen en
daarna te ontgrendelen. 11 .
Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van
het merk CITROËN.
13. U mag de stekker nooit met natte handen in
het stopcontact steken of eruit halen.
14. Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
Label regeleenheid Type 2 - Status van
controlelampjes
Status van
controlelampje
Uit
Aan
Knippert
172
Praktische informatie
(Tijdens het laden)
Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is aangesloten op
de laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt
verwijderd, wordt de auto na 30 seconden
weer vergrendeld en wordt het laden
voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
– Sommige gebieden blijven zeer heet, tot
zelfs 1 uur nadat het laden is beëindigd - kans
op brandwonden!
– De ventilator kan op elk moment
inschakelen - kans op snijwonden of
verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het
stopcontact zitten - kans op kortsluiting of
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Procedure voor handmatige reset
De regeleenheid kan worden gereset door de laadstekker en de stekker in \
het stopcontact tegelijkertijd los te koppelen.
Sluit daarna eerst het stopcontact weer aan. Zie de handleiding voor mee\
r informatie.
De tractiebatterij opladen
(plug-in hybride)
Wanneer u de tractiebatterij volledig wilt
opladen, dan moet u de laadprocedure zonder
onderbrekingen volgen totdat de procedure
automatisch wordt beëindigd. Het laden
kan direct beginnen (standaard) of op een
geprogrammeerd tijdstip.
Het geprogrammeerd laden moet via het
touchscreen of de app MyCitroën worden
ingesteld.
Als de auto is aangesloten, wordt de
volgende informatie weergegeven op het
instrumentenpaneel:
–
Status van de batterij (%).
–
Resterende actieradius (km of mijl).
–
Geschatte laadtijd (het berekenen kan enkele
seconden duren).
–
Laadsnelheid (kW/h).
Nadat het instrumentenpaneel is overgegaan
op de stand-bystand, kan deze informatie
opnieuw worden weergegeven door de auto te
ontgrendelen of een portier te openen.
U kunt de voortgang van het laden ook in
de gaten houden met de MyCitroën-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
De auto tot 4 weken stallen
Parkeer de auto in een overdekte ruimte.
Sluit de laadkabel aan op de voedingsbron
naar de tractiebatterij.
De auto 1 tot 12 maanden stallen
Laat de tractiebatterij leeglopen tot 2 of
3 streepjes op de laadniveaumeter op het
instrumentenpaneel.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij
een temperatuur tussen -10 °C en 30 °C
(wanneer u de auto op een plek met extreme
temperaturen stalt, kan de tractiebatterij
beschadigd raken).
Koppel de zwarte kabel los van de minklem
(-) van de hulpaccu's.
Voorzorgsmaatregelen
Plug-in hybrideauto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
blootstellingslimieten voor elektromagnetische
velden, zoals uitgegeven door de International
Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection
(ICNIRP - Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten moeten een arts raadplegen
over eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen
of contact opnemen met de fabrikant van hun
geïmplanteerde elektronische medische
apparaat om na te vragen of het apparaat
gegarandeerd werkt in een omgeving die voldoet
aan de richtlijnen van de ICNIRP.
Bij twijfel : blijf tijdens het opladen niet in de auto
of in de nabijheid van de auto, de laadkabel of
de lader, zelfs niet voor korte tijd.
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
►
Laat een elektricien controleren of
de elektrische installatie voldoet aan de
geldende normen en geschikt is voor het
opladen van de auto.
►
Laat een voor de auto geschikt specifiek
stopcontact of een voor de auto geschikte
lader voor versneld laden (wallbox) monteren
door een professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
meegeleverd.