2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpaneel 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 11
Meters 17
Handmatige controle 22
Dimmer dashboardverlichting 22
Boordcomputer 23
Touchscreen 24
Datum en tijd instellen 26
Externe functies (plug-in hybride) 27
2Toegang tot de autoElektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel 28
Keyless entrée and start 30
Centrale vergrendeling 33
Noodprocedures 34
Portieren 36
Achterklep 37
Handsfree achterklep 38
Alarm 42
Elektrische ruitbediening 43
Panoramadak 44
3Ergonomie en comfortJuiste zitpositie 47
Voorstoelen 47
Stuurwielverstelling 51
Spiegels 51
Achterbank 52
Verwarming en ventilatie 54
Handbediende airconditioning 55
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
56
Ontwasemen - ontdooien voorruit 60
Voorruitverwarming 60
Ontwasemen - ontdooien achterruit 60
Extra verwarmings-/ventilatiesysteem 61
Voorverwarming (plug-in hybride) 62
Voorzieningen vóór 63
Plafonnier 67
Sfeerverlichting interieur 67
Voorzieningen in de bagageruimte 67
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 71
Richtingaanwijzers 72
Dagrijverlichting/parkeerlichten 73
Parkeerlichten 73
Automatisch inschakelen van het dimlicht
als het donker wordt
73
Follow me home- en instapverlichting 73
Grootlichtassistent 74
Koplampen verstellen 75
Statische bochtverlichting 76
Ruitenwisserschakelaar 76
Ruitenwisserbladen vervangen 78
Automatische ruitenwissers 79
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 80
Alarmknipperlichten 80
Claxon 81
Geluidssignaal voor voetgangers
(plug-in hybride)
81
Noodoproep of pechhulpoproep 81
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 83
Advanced Grip Control 86
Hill Assist Descent Control 87
Veiligheidsgordels 88
Airbags 91
Kinderzitjes 94
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
96
ISOFIX-kinderzitjes 97
i-Size-kinderzitjes 99
Kinderzitjes plaatsen 100
Kinderbeveiliging 102
6RijdenRijadviezen 104
Diefstalbeveiliging 105
Starten / afzetten van de motor met
de sleutel
105
Starten / afzetten van de motor metKeyless
entry and start
107
Plug-in hybrideauto starten 108
Elektrische parkeerrem 109
Handgeschakelde versnellingsbak 11 2
Automatische transmissie EAT6 11 2
EAT6/EAT8 automatische transmissie 11 5
Automatische transmissie (plug-in hybride) 11 8
Progressive Hydraulic Cushions 11 9
Rijstanden 11 9
Hill Start Assist 121
Schakelindicator 121
Stop & Start 122
Bandenspanningscontrolesysteem 124
CITROËN ConnectedCAM® 125
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
126
26
Instrumentenpaneel
U kunt het geprogrammeerd laden ook
instellen met een smartphone, via de app
MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het laden van de tractiebatterij
(plug-in hybride) .
eSave
Met de functie eSave kan de elektrische energie
van de tractiebatterij geheel of gedeeltelijk
worden gereserveerd voor later gebruik tijdens
een rit (bijvoorbeeld bij rijden in de bebouwde
kom of in een gebied waar alleen elektrische
auto's mogen rijden).
►
Selecteer de actieradius in de elektrische
stand die moet worden gereserveerd ( 10 km
, 20
km
of de volledige actieradius MAX) en activeer
vervolgens de functie door op ON te drukken.
De activering van de functie wordt
bevestigd door het branden van dit
controlelampje op het instrumentenpaneel en de
weergave van de energiereserve in kilometers of
mijlen.
►
W
anneer u de energiereserve wilt
gebruiken, kiest u de rijstand Electric met de
keuzeschakelaar.
Als de gevraagde actieradius de beschikbare actieradius overschrijdt (niet
aanbevolen), dan begint de
verbrandingsmotor de tractiebatterij op te
laden tot de gevraagde drempelwaarde.
Hierdoor neemt het brandstofverbruik sterk
toe.
Informatiebalk(en)
Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de informatiebalk(en) van het
touchscreen.
Bovenste balk van de CITROËN Connect
Radio en CITROËN Connect Nav
– Tijd en buitentemperatuur (er gaat een blauw
waarschuwingslampje branden bij kans op
gladheid).
–
Informatie over de airconditioning en
rechtstreekse toegang tot het betreffende menu.
–
Informatie over de menu's Radio
Media en
Telefoon.
–
Berichten.
–
T
oegang tot de Instellingen voor het
touchscreen en het digitale instrumentenpaneel
(datum/tijd, taal, eenheden enz.).
Datum en tijd instellen
Met CITROËN Connect
Radio
► Selecteer het menu Instellingen in de
bovenste balk van het touchscreen.
►
Selecteer "
Configuratie".
► Selecteer " Datum en tijd".
► Selecteer "Datum:" of "Tijd:".
► Selecteer het formaat van de weergave.
►
Wijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
►
Bevestig met "
OK".
Met CITROËN Connect Nav
U kunt de tijd en de datum alleen instellen
wanneer "GPS-synchronisatie" is uitgeschakeld.
► Selecteer het menu Instellingen in de
balk van het touchscreen.
►
Druk op de toets "
OPTIES" om het
vervolgscherm weer te geven.
► Selecteer " Instellen tijd-datum ".
►
Selecteer het tabblad " Datum:
" of "Tijd:".
►
Wijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
►
Bevestig met "
OK".
Andere instellingen
U kunt:
– De tijdzone wijzigen.
–
De manier waarop de datum en tijd worden
weergegeven (12 uur/24 uur) instellen.
–
De regelfunctie voor de zomertijd activeren of
deactiveren (+ 1 uur).
–
De GPS-synchronisatie (UTC) in- of
uitschakelen.
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk
van het verkoopland).
56
Ergonomie en comfort
Temperatuurregeling
► Druk op een van de pijlen 6 om de waarde te
verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
Druk voor maximale koeling of
verwarming van de passagiersruimte op
de toets “omlaag” of “omhoog” van de
temperatuur totdat LO of HI wordt
weergegeven.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 5 om de
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te verlagen
(-).
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke
stand te zetten wordt de aanjager volledig
uitgeschakeld.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
Met de drie toetsen 7 kunt u de luchtverdeling in
het interieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimten.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
Automatisch programma "zicht"
Raadpleeg de rubriek " Ontwasemen/ontdooien
voorruit" voor meer informatie over de toets 1
"Automatisch progamma Zicht".
Airconditioning aan/uit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
–
in de winter
, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
8 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Als het lampje brandt, is de airconditioning
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt
u korte tijd de recirculatiestand gebruiken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Druk op de toets van het menu
Airconditioning onder het touchscreen
om de pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
58
Ergonomie en comfort
► Druk op toets 8 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Als het lampje brandt, is de airconditioning
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt
u korte tijd de recirculatiestand gebruiken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Centrale regeling /
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan
voorpassagierszijde kan worden afgestemd
op de instelling aan bestuurderszijde (functie
centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de
secundaire pagina die u kunt openen via de
toets 11 "OPTIES ".
► Druk op de toets 14 om de functie "MONO"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie
krijgt de status "ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient
(functie gescheiden regeling).
Om bij koud weer en koude motor de
toevoer van koude lucht in het interieur
te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk vergroot tot de gewenste
comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin om
voor een optimale temperatuur de ingestelde
waarde te wijzigen. Het systeem corrigeert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Automatisch programma "zicht"
Raadpleeg de rubriek " Ontwasemen/ontdooien
voorruit" voor meer informatie over de toets 1
"Automatisch progamma Zicht".
Functie "Air Quality
System" (AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor
schakelt deze functie automatisch de recirculatie
van de interieurlucht in als een bepaalde
grenswaarde voor de vervuiling van de
buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt
de recirculatie van de interieurlucht automatisch
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende
geurtjes te detecteren. De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur
lager is dan 5
°C, om te voorkomen dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door de
secundaire pagina te openen met de toets 11
“OPTIES " en vervolgens op toets 15 te drukken.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies door het systeem geregeld
blijven:
–
regeling luchtopbrengst, toets 5
,
–
regeling luchtverdeling, toets 7
,
Zodra u een instelling wijzigt, gaat het lampje
van de toets 10
"AUTO" uit.
►
Druk nogmaals op toets 10
om het
automatische comfortprogramma weer in te
schakelen.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 5 om de
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te verlagen
(-).
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke
stand te zetten wordt de aanjager volledig
uitgeschakeld.
Naast de ventilator wordt " OFF" weergegeven.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
Met de drie toetsen 7 kunt u de luchtverdeling in
het interieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimten.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie
toetsen 7 gedoofd.
Airconditioning aan/uit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
–
in de winter
, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
62
Ergonomie en comfort
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.
► Draai de knop met een muntstuk los en
vervang de batterij.
Gooi batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze
bevatten metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever ze in bij een speciaal
inzamelpunt.
Als het systeem wordt ingeschakeld met de afstandsbediening met groot bereik,
dan is de maximale verwarmingsduur
ongeveer 45 minuten bij een dieselmotor, en
ongeveer 30
minuten bij een benzinemotor.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als
de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
–
de accu voldoende is opgeladen en het
brandstofpeil voldoende is,
–
de motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een keer is
gestart,
–
er 60 minuten zijn verstreken tussen twee
verwarmingsverzoeken.
De programmeerbare verwarming werkt
op brandstof uit de brandstoftank van de
auto. Controleer of er voldoende brandstof is
voordat u deze functie gebruikt. Het wordt
sterk afgeraden om de verwarming te
programmeren wanneer het minimumniveau
van de brandstofvoorraad is bereikt.
Zorg ervoor dat de extra verwarming altijd
is uitgeschakeld tijdens het tanken van
brandstof, om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Om het risico van vergiftiging of
verstikking te vermijden, mag de
programmeerbare verwarming niet worden
gebruikt, ook niet voor korte perioden, in
afgesloten ruimten zoals een garage of een
werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
Parkeer de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier
enz.). - Brandgevaar!
Glazen oppervlakken zoals de achterruit
en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm
worden.
Plaats nooit voorwerpen op deze
oppervlakken; raak deze oppervlakken nooit
aan - Kans op brandwonden!
Voorverwarming/-koeling
(plug-in hybride)
Met deze functie kunt u de temperatuur in
het interieur zo programmeren dat een vooraf
bepaalde temperatuur die niet kan worden
gewijzigd (ongeveer 21 °C) is bereikt voordat
u in de auto stapt. U kunt de dagen en tijden
hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
is aangesloten.
Programmeren
(Met CITROËN Connect Nav)
In het menu Airconditioning > OPTIES:
Selecteer Temperatuur conditionering .
63
Ergonomie en comfort
3► Druk op + om een programmering toe te
voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto
stapt en de gewenste dagen. Druk op OK
.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd terwijl de
auto is aangesloten (20 minuten wanneer deze
niet is aangesloten) en wordt 10 minuten daarna
gehandhaafd.
Dit controlelampje gaat permanent branden
als er een cyclus voor voorverwarming/-
koeling is geprogrammeerd. Het knippert als de
voorverwarming/-koeling bezig is.
U kunt meerdere programma's instellen.
Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Wij raden u aan om deze functie alleen te
programmeren als de auto op een laadpunt
is aangesloten, om de levensduur van de
tractiebatterij optimaliseren.
Het programmeren kan ook met een
smartphone worden uitgevoerd, met de
app MyCitroën.
Bij een auto met de CITROËN Connect Radio
kan de functie alleen worden geprogrammeerd
met een smartphone, via de app.
Raadpleeg het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de externe functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens
het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie kan alleen worden geactiveerd met
het contact afgezet.
–
Als de auto niet is aangesloten, dan wordt de
functie alleen geactiveerd als de laadtoestand
van de tractiebatterij meer dan 20% is.
–
Als de auto niet is aangesloten, er een
herhaald
programma is geactiveerd (bijvoorbeeld
van maandag tot en met vrijdag) en er twee cycli
voor voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd
zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt het
programma gestopt.
Voorzieningen vóór
1. Handgreep
2. Zonneklep
3. Opbergruimte onder het stuurwiel
Kaarthouder
4. Dashboardkastje met verlichting
5. Portiervakken
6. USB-aansluiting
Aansteker / 12V-aansluiting (120 W).
7. Opbergruimte
8. Opbergruimte of draadloze lader
9. Bekerhouder
10. Armsteun vóór met opbergvak
11 . Aansluiting voor USB-lader
73
Verlichting en zicht
4Dagrijverlichting/
parkeerlichten
De verlichting voor en achter wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
–
Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand
"
AUTO" bij voldoende omgevingslicht).
–
Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand
"
AUTO" bij weinig omgevingslicht of in stand
"Parkeerlicht" of "Dim-/grootlicht").
Als de functie dagrijverlichting is ingeschakeld, hebben de leds een
grotere lichtsterkte.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
►
Afhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het
verklikkerlampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
Automatisch inschakelen
van het dimlicht als het
donker wordt
Als de ring in de stand AUTO staat, worden
de kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten
en het dimlicht met behulp van de regen-/
lichtsensor automatisch ingeschakeld als er
weinig licht in de omgeving is. Ze kunnen ook
gaan branden als er regen wordt waargenomen;
de ruitenwissers worden dan ook automatisch
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat de ruitenwissers zijn gestopt.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de
verlichting branden en wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in
het midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Follow me home- en
instapverlichting
Automatisch
Met de ring in de stand " AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
U kunt de functie in- en uitschakelen en
de tijdsduur van de "follow me home"-
verlichting instellen via het menu Rijverlichting /
Auto van het touchscreen.
74
Verlichting en zicht
Inschakelen / uitschakelen
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand
"AUTO".
► Selecteer in het menu Auto / Rijden
het tabblad "Rijfuncties" en daarna
"Automat. aan/uit grootlicht ".
Tot de functie is gedeactiveerd gaat de
verlichting over op de stand "automatische
verlichting":
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of gebruik van het groot licht door de
verkeerssituatie niet mogelijk is:
– De dimlichten blijven branden:
Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
Handmatig
Inschakelen / uitschakelen
► Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit te
schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan het parkeerlicht, het dimlicht
en de instapverlichting in de buitenspiegels bij
weinig omgevingslicht na het ontgrendelen van
de auto branden.
U kunt de functie in- en uitschakelen en
de tijdsduur van de instapverlichting aan
de buitenzijde instellen via het menu
Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
Instapverlichting
De beschikbaarheid van deze functie is
afhankelijk van de uitvoering.
► Druk kort op deze toets van de
afstandsbediening.
De parkeerlichten, het dimlicht, de
kentekenplaatverlichting en de instapverlichting
in de buitenspiegels gaan gedurende 30
seconden branden.
Door de toets nogmaals in te drukken terwijl
de verlichting nog brandt, wordt de verlichting
onmiddellijk uitgeschakeld.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
Als de schakelaar van de plafonnier vóór in deze stand staat, wordt de
instapverlichting automatisch ingeschakeld:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Ongeacht de stand van de schakelaar van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting en de "follow me
home"-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen dim- en
grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en
de rijcondities met behulp van een camera aan
de bovenzijde van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.