376
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Bedieningstoetsen instrumenten-
paneel
In-/uitschakelen van de Blind Spot Moni-
tor.
Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt gesignaleerd in
de dode hoek van de buitenspiegels of
van achteren snel de dode hoek nadert,
gaat de indicator in de buitenspiegel aan
die zijde branden. Als de richtingaanwij-
zerschakelaar wordt bediend in de rich-
ting van de zijde waar een auto wordt
gesignaleerd, gaat de indicator in de bui-
tenspiegel knipperen.
Controlelampje BSM
Gaat branden wanneer de Blind Spot
Monitor wordt ingeschakeld
■Zichtbaarheid van de indicatoren in
de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buiten-
spiegels bij fel zonlicht niet goed te zien.
■Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, modder, enz.
rond de sensoren in de achterbumper.
( → Blz. 380) Na het verwijderen van het ijs,
de sneeuw, de modder, enz. van de ach-
terbumper moet het systeem weer nor-
maal gaan werken. Ook werken de sensoren mogelijk niet normaal bij
extreem warm of koud weer.
■Wanneer “Blind Spot Monitor
Malfunction Visit
Your Dealer” (Sto-
ring in Blind Spot Monitor. Ga naar
uw dealer) op het multi-informatiedis-
play wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
(→ Blz. 659)
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 376 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
380
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Gebruik de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om de func-
tie in/uit te schakelen.
1Druk op of om te
selecteren.
2 Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op
.
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor opzij
achter
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren
geplaatst in respectievelijk de linker- en
rechterzijde van de achterbumper. Houd
u aan het volgende om ervoor te zorgen
dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving
ervan op de achterbumper te allen
tijde schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan
op de achterbumper vuil is of bedekt is
met sneeuw, werkt de Blind Spot Moni-
tor mogelijk niet en wordt er een waar-
schuwingsmelding ( →Blz. 376)
weergegeven. Veeg in dat geval het vuil
of de sneeuw weg en rijd gedurende
ongeveer 10 minuten met de auto terwijl
aan de bedrijfscondities voor de
BSM-functie ( →Blz. 382) wordt voldaan.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige wan-
neer de waarschuwingsmelding niet
verdwijnt.
●Bevestig geen accessoires, (door-
zichtige) stickers, aluminium tape,
enz. op een sensor of het omliggende
gebied op de achterbumper.
●Stel de sensor en de omgeving ervan
op de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt
verplaatst, werkt het systeem moge-
lijk niet goed meer en worden auto's
mogelijk niet meer correct gesigna-
leerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omgeving van de sensor aanwezig
zijn of als een deel van de sensoren
is losgekomen.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Breng geen wijzigingen aan de sen-
sor of de omgeving ervan op de ach-
terbumper aan.
●Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige als
een sensor of de achterbumper moet
worden verwijderd/geplaatst of ver-
vangen.
●Breng geen andere kleur lak dan een
officiële Toyota-kleur aan op de ach-
terbumper.
In-/uitschakelen van de
Blind Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 380 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
381
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■
Auto's die kunnen worden gesignaleerd door de Blind Spot Monito r
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren opzij achter om de vol-
gende soorten auto's te signaleren die in een aangrenzende rijstrook rijden en
brengt de bestuurder hiervan op de hoogte via de indicatoren in de buitenspiegels.
Auto's die in het gebied rijden dat niet in de buitenspiegels te zien in (de
dode hoek)
Auto's die snel van achteren naderen in het gebied dat niet in de buitenspie-
gels te zien in (de dode hoek)
■ Detectiegebieden Blind Spot Monitor
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor den gesig-
naleerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 0,5 m - 3,5 m vanaf de zijkanten van de auto*1
Ongeveer 1 m vóór de achterbumper
Ongeveer 3 m achter de achterbumper
Ongeveer 3 m - 60 m achter de achterbumper
*2
*1: Het gebied tussen de zijkanten van de auto en 0,5 m vanaf de zijkant van de auto kan niet worden gesignaleerd.
Werking Blind Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 381 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
382
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
*2: Hoe groter het snelheidsverschil is tussen uw auto en de gesig naleerde auto, hoe
verder weg de auto wordt gesignaleerd, waardoor de indicator in de buitenspiegel
gaat branden of knipperen.
■De Blind Spot Monitor werkt wanneer
De Blind Spot Monitor werkt wanneer aan
alle onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan:
●De Blind Spot Monitor is ingeschakeld.
●De selectiehendel staat in een andere
stand dan R.
●De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 16
km/h.
■De Blind Spot Monitor signaleert een
auto wanneer
De Blind Spot Monitor signaleert in de vol-
gende situaties een auto in het detectiege-
bied:
●Een auto in een aangrenzende rijstrook
uw auto inhaalt.
●U haalt een auto in een aangrenzende
rijstrook langzaam in.
●Een andere auto binnen het detectiege-
bied komt wanneer deze van rijstrook
wisselt.
■Omstandigheden waaronder de Blind
Spot Monitor een auto niet signaleert
De Blind Spot Monitor is niet ontworpen
om de volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgan-
gers, enz.*
●Tegemoetkomende auto's
●Vangrails, muren, bebording, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
●Auto's achter u die op dezelfde rijstrook
rijden*
●Auto's die 2 rijstroken van uw auto ver-
wijderd zijn*
●Auto's die snel door uw auto worden
ingehaald*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
■Omstandigheden waa ronder de Blind
Spot Monitor mogelijk niet goed
werkt
●Onder de volgende omstandigheden
signaleert de Blind Spot Monitor auto's
mogelijk niet correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of wanneer
er een sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke auto
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus-
sen uw auto en een auto achter u
• Bij een duidelijk verschil in snelheid tus- sen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
• Wanneer het snelheidsverschil tussen uw auto en een andere auto verandert
• Wanneer een auto het detectiegebied binnenkomt met ongeveer dezelfde
snelheid als uw auto
• Wanneer uw auto vanuit stilstand weg- rijdt, blijft een auto in het detectiegebied
• Bij het op- en afrijden van opeenvol- gende steile hellingen, zoals heuvels,
dalingen in de weg, enz.
• Bij het rijden op wegen met scherpe bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
• Wanneer de rijstroken breed zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en de auto op een aangren-
zende rijstrook ver van uw auto vandaan
is
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
• Bij een duidelijk verschil in hoogte tus- sen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
• Direct nadat de Blind Spot Monitor is ingeschakeld
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 382 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
383
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de Blind Spot Monitor onno-
dig een auto en/of object signaleert gro-
ter:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het detec-
tiegebied binnenkomt kort is
• Bij het op- en afrijden van opeenvol- gende steile hellingen, zoals heuvels,
dalingen in de weg, enz.
• Wanneer de rijstroken smal zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en een auto die op een andere
dan de aangrenzende rijstroken rijdt het
detectiegebied binnenkomt
• Bij het rijden op wegen met scherpe
bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
• Als de banden slippen of spinnen
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet-
sendrager) op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
*: Indien aanwezig
■ Soorten sensoren
Hatchback
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwe-
zig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
Toyota Parking
Assist-sensor*
De afstand van uw auto tot
objecten, zoals een muur, bij het
fileparkeren en inparkeren in een
garage wordt gemeten door sen-
soren en wordt doorgegeven via
het multi-informat iedisplay, het
head-up display (indien aanwe-
zig), het audiosysteemdisplay
(indien aanwezig) en een zoe-
mer. Controleer bij gebruik van
dit systeem ook altijd zelf de
omgeving.
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 383 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
384
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Wagon
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwezig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
■ Weergave
Wanneer de sensoren een object,
zoals een muur, signaleren, wordt er
een afbeelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay, het head-up
display (indien aanwezig) en het
audiosysteemdisplay (indien aanwe-
zig) overeenkomstig de positie van
en de afstand tot het object.
Multi-informatiedisplay en head-up
display
Signalering hoeksensoren voor Signalering binnenste sensor voor
Signalering zijsensor voor (indien
aanwezig)
*
Signalering zijsensor achter
(indien aanwezig)
*
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter*: De displays van de zijsensoren worden
niet weergegeven tot de gebieden aan
de zijkant volledig zijn gescand.
Audiosysteemdisplay
Er wordt een afbeelding weergegeven
wanneer de Toyota Parking Assist Moni-
tor wordt weergegeven.
Als er een object wordt gesignaleerd, ver-
schijnt er een vereenvoudigde afbeelding
op het audiosysteemdisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om de
Toyota Parking Assist-sensor in of uit
te schakelen. ( →Blz. 124)
1 Druk op of om te
selecteren.
2 Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op
.
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 384 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
385
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer de Toyota Parking
Assist-sensor wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF (
→B l z . 111 )
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
dan op het multi-informatiedis-
play, selecteer en vervolgens
“On” (aan). Als het systeem door mid-
del van deze methode is uitgescha-
keld, wordt het niet automatisch weer
ingeschakeld nadat het contact UIT
en weer AAN is gezet.
WAARSCHUWING
■Bij gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●Rijd als het systeem is ingeschakeld
niet harder dan 10 km/h.
●Het detectiegebied van de sensoren
en de reactietijden zijn beperkt. Con-
troleer tijdens het voor- of achteruitrij-
den of de omgeving (vooral naast de
auto) veilig is en rijd langzaam. Regel
de snelheid met het rempedaal.
●Monteer geen accessoires binnen de
detectiegebieden van de sensoren.
●Objecten direct onder de bumper wor-
den niet waargenomen.
Smalle paaltjes of objecten die lager
zijn dan de sensor worden mogelijk
niet gesignaleerd wanneer u ze
nadert, zelfs als ze eerder wel zijn
gesignaleerd.
■Zijsensoren (indien aanwezig)
In de onderstaande situaties werkt het
sonarsysteem mogelijk niet goed, waar-
door een ongeval kan ontstaan. Rijd
met de nodige voorzichtigheid.
●Obstakels worden mogelijk niet aan
de zijkanten gesignaleerd tot er kort
met de auto is gereden en de scan
van de zijkanten is voltooid.
(→ Blz. 386)
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels zoals
andere voertuigen, mensen of dieren
die vanaf opzij naderen niet worden
gesignaleerd.
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels mogelijk
niet worden gesignaleerd, afhankelijk
van de situatie rondom de auto. Op
dat moment wordt de weergave van
de zijsensor ( →Blz. 384) tijdelijk uit-
geschakeld.
■Wanneer moet de functie uitge-
schakeld worden
Schakel in de volgende situaties de
functie uit, omdat deze anders mogelijk
zelfs werkt als er geen kans op een
aanrijding is.
●De auto is uitgerust met een staafan-
tenne, een draadloze antenne of
mistlampen.
●De voor- of achterbumper of een sen-
sor ondergaat een sterke schok.
●Als een niet-originele Toyota-wielop-
hanging (bijvoorbeeld verlaagde wiel-
ophanging) is gemonteerd.
●Er zijn sleepogen geplaatst.
●Er is een kentekenplaat met achter-
grondverlichting gemonteerd.
■Als de Toyota Parking Assist-sen-
sor in gebruik is
In de volgende gevallen werkt het sys-
teem mogelijk niet goed als gevolg van
een storing in een sensor, enz. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Het display van de Toyota Parking
Assist-sensor knippert of wordt con-
tinu weergegeven en er klinkt een
piepsignaal terwijl er geen objecten
worden gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 385 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
386
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
■Het systeem kan worden geactiveerd
wanneer
●Het contact AAN staat.
●De Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld.
●De rijsnelheid lager is dan ongeveer
10 km/h.
●Een andere schakelstand dan P is gese-
lecteerd.
●Het stuurwiel wordt ongeveer 90° of
meer gedraaid (zijsensoren voor, zijsen-
soren achter) (indien aanwezig)
■Waarschuwingsfunctie obstakel
(indien aanwezig)
Wanneer een obstakel zich aan de zijkant
van de auto op het traject van de auto
bevindt terwijl de auto naar voren of achte-
ren rijdt, informeert deze functie de
bestuurder m.b.v. het display en de zoe-
mer.
Obstakel
Berekend traject auto
■Signalering obstakels aan zijkanten
(indien aanwezig)
●Obstakels aan de zijkanten worden tij-
dens het rijden gesignaleerd door de zij-
kanten te scannen met de zijsensoren.
Herkende obstakels worden gedurende
maximaal ongeveer 2 minuten in het
geheugen opgeslagen.
●Obstakels worden mogelijk niet aan de
zijkanten gesignaleerd tot de scan is vol-
tooid. Nadat het contact AAN is gezet,
wordt het scannen voltooid nadat er
korte tijd met de auto is gereden.
●Wanneer een obstakel, zoals een ander
voertuig, een voetganger of een dier,
door de zijsensoren is gesignaleerd,
blijft het systeem he t obstakel mogelijk
signaleren, zelfs nadat het obstakel zich
niet meer binnen het detectiegebied van
de zijsensor bevindt.
■Als “Parking Assist Unavailable
Please Clean Parking Assist Sensor”
(Parking Assist niet beschikbaar, rei-
nig Parking Assist-sensor) wordt
weergegeven op het multi-informatie-
display
Mogelijk is een van de sensoren bedekt
met bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil. Verwij-
der dit van de sensor om te zorgen dat het
systeem weer normaal werkt.
WAARSCHUWING
●Als het gedeelte rond de sensor in
aanraking komt met iets of wordt
blootgesteld aan een krachtige schok.
●Als de bumper of grille ergens tegen-
aan komt.
●Als het display knippert of continu
wordt weergegeven en er geen zoe-
mer klinkt, behalve wanneer het
geluid is gedempt.
●Controleer eerst de sensor als er een
weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er
geen ijs, sneeuw of modder op de
sensor zit, is de sensor waarschijnlijk
defect.
■Opmerkingen bij het wassen van
de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet
bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
●Spuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet recht-
streeks op de sensoren, omdat dit er
toe kan leiden dat een sensor niet
meer goed werkt.
●Richt bij het wassen van de auto met
stoom de stoom niet rechtstreeks op
de sensoren, omdat dit er toe kan lei-
den dat een sensor niet meer goed
werkt.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 386 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM