291
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
●De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het in-
of uitschakelen van het grootlicht of op
de snelheid waarmee de niet verlichte
gebieden veranderen:
• De helderheid van koplampen, mistlam- pen en achterlichten van tegenliggers
en voorliggers
• De beweging en richting van tegenlig- gers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een
voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingsper- centage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveel- heid bagage
●De regeling van de lichtverspreiding van
de koplampen kan onverwacht verande-
ren.
●Fietsen of vergelijkbare objecten worden
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het sys-
teem de helderheid van het omgevings-
licht mogelijk niet juist signaleren.
Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk
branden of gaat het grootlicht knipperen
of worden voetgangers, tegenliggers of
voorliggers verblind. Als dat het geval is,
moet handmatig geschakeld worden
tussen grootlicht en dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil,
enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd
is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasen-
sor extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevings- licht overeenkomt met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van tegenliggers of voorliggers zijn uitge-
schakeld, vuil zijn, een andere kleur
hebben of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk- ken elkaar afwisselen. • Als geregeld en herhaaldelijk over stij-
gende en dalende wegen wordt gere-
den, of over wegen met een slecht of
oneffen wegdek (zoals klinkerwegen,
grindwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch- tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voor- werp, zoals een verkeersbord of spiegel,
voor de auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk spiegelend is, zoals een container
op een truck
• Als de koplampen van de auto bescha- digd of vuil zijn, of niet correct zijn afge-
steld
• Als de auto naar één kant overhelt door bijvoorbeeld een lekke band, of aan de
achterzijde wat lager ligt doordat een
aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier wordt geschakeld tussen groot-
licht en dimlicht
• Als de bestuurder meent dat het groot- licht mogelijk knippert of voetgangers of
andere bestuurders verblindt
• Als de auto wordt gebruikt in een gebied waar men aan de andere kant van de
weg rijdt. Bijvoorbeeld, een auto
bestemd voor rechtsrijdend verkeer in
een gebied voor linksrijdend verkeer of
vice versa
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
(→ Blz. 659)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 291 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
294
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
2 Lage snelheid ruitenwissers
3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
Het wisinterval kan worden gewijzigd
als de intervalstand wordt geselec-
teerd.
5 Verhoogt de frequentie van het
interval
6 Verlengt het interval van de wis-
serwerking 7
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de
ruitenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier
in werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplamp-
sproeiers één keer. Daarna werken de
koplampsproeiers elke vijfde keer dat u
de hendel naar u toe trekt.
Ruitenwissers met regensensor
1 Stand AUTO
2 Lage snelheid ruitenwissers
3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
In de stand AUTO werken de ruitenwis-
sers automatisch wanneer de sensor sig-
naleert dat het regent. De wissnelheid
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 294 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
295
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
wordt automatisch afgestemd op de hoe-
veelheid neerslag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de gevoelig-
heid van de sensor als volgt worden
ingesteld door de schakelaarring te
draaien.
5Verhoogt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
6 Verlaagt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
7 Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de
ruitenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier
in werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplamp-
sproeiers één keer. Daarna werken de
koplampsproeiers elke vijfde keer dat u
de hendel naar u toe trekt.
■De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Effecten van de rijs nelheid op de rui-
tenwisserwerking (auto's met ruiten-
wissers met regensensor)
De rijsnelheid heeft invloed op de interval-
werking.
■Regensensor (auto's met ruitenwis-
sers met regensensor)
●De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of onder-
gaande zon af en toe op de voorruit valt
of als er insecten o.i.d. op de voorruit zit-
ten.
●Als de ruitenwisser in de AUTO-modus
wordt gezet terwijl het contact AAN
staat, maken de ruitenwissers één wis-
slag om aan te geven dat de
AUTO-modus is ingeschakeld.
●Als de temperatuur van de regensensor
85°C of hoger is, of -15°C of lager, werkt
de automatische functie mogelijk niet.
Zet de ruitenwisserschakelaar in dat
geval in een andere modus dan AUTO.
■Als er geen ruitens proeiervloeistof
op de voorruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in
het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkoppen niet
verstopt zijn.
■Bij het uitzetten van de motor in een
noodgeval tijdens het rijden
Als de ruitenwissers voor werken wanneer
de motor wordt uitgezet, zullen ze op hoge
snelheid werken. Zodra de auto stilstaat,
wordt de werking weer normaal als het
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 295 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
296
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
contact AAN wordt gezet, of stopt de wer-
king als het bestuurdersportier wordt
geopend.
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met ruiten-
wissers met regensensor)
De ruitenwissers voor kunnen onver-
wacht in werking treden als de sensor
wordt aangeraakt of als de voorruit aan
trillingen wordt blootgesteld terwijl de
ruitenwissers in de stand AUTO staan.
Let erop dat er niets bekneld raakt als
de ruitenwissers in werking treden.
■Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van ruitensproeier-
vloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeier-
vloeistof pas wanneer de voorruit warm
is. De vloeistof kan anders op de voor-
ruit bevriezen en zo het zicht belemme-
ren. Dit kan leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
■Als er geen ruiten sproeiervloeistof
uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd
naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
■Wanneer een sproeier verstopt
raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is
geraakt deze niet schoon te maken met
een naald of iets dergelijks. Hierdoor
kan de sproeierkop beschadigd raken.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 296 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
301
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
4-5.Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
■
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→ Blz. 312
■ LTA (Lane Tracing Assist)
*
→Blz. 319
*: Indien aanwezig
■ LDA (Lane Departure Alert met
stuurregeling)
*
→Blz. 329
*: Indien aanwezig
■ AHS (Adaptive High Beam-sys-
teem)
*
→Blz. 289
*: Indien aanwezig
■ Automatic High Beam-systeem*
→Blz. 286
*: Indien aanwezig
■ RSA (Road Sign Assist)*
→Blz. 363
*: Indien aanwezig
■ Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
*
→Blz. 337
*: Indien aanwezig
■ Dynamic Radar Cruise Control*
→Blz. 348
*: Indien aanwezig
Twee soorten sensoren, die zich ach-
ter de grille en de voorruit bevinden,
signaleren informatie die nodig is
voor de werking van de ondersteu-
nende systemen.
Radarsensor
Camera voor
Toyota Safety Sense*
Toyota Safety Sense bestaat uit
de volgende ondersteunende
systemen en draagt bij aan een
veilige en comfortabele rijerva-
ring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
■Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen
de gevolgen van een aanrijding voor de
inzittenden en de auto te beperken of
de bestuurder te assisteren onder nor-
male rijomstandigheden.
Vertrouw niet bli ndelings op het sys-
teem, aangezien er een grens is aan de
mate van nauwkeurigheid bij de herken-
ning en de ondersteunende mogelijkhe-
den die dit systeem kan bieden. Het is
altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 301 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
302
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsen-
sor mogelijk niet goed, hetgeen kan lei-
den tot een ongeval waarbij ernstig
letsel kan ontstaan.
●Houd de radarsensor en de lenskap
altijd schoon.
Radarsensor
Lenskap
Reinig de voorzijde van de radarsensor
of de voor- of achterzijde van de lens-
kap als ze vuil zijn of als er waterdrup-
pels, sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de lenskap
met een zachte doek om te voorkomen
dat er beschadigingen ontstaan.
●Bevestig geen accessoires, (door-
zichtige) stickers of andere zaken op
de radarsensor, de lenskap of het
omliggende gebied.
●Stel de radarsensor en de omgeving
van de sensor niet bloot aan krach-
tige schokken.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als de radarsensor,
de grille of de voorbumper is blootge-
steld aan krachtige schokken.
●Haal de radarsensor niet uit elkaar.
●Wijzig of spuit de radarsensor of de
lenskap niet.
●Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige als
de radarsensor, de grille of de voor-
bumper moet worden verwijderd en
geplaatst of vervangen.
■Storingen in de camera voor voor-
komen
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera
voor mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval waarbij ernstig
letsel kan ontstaan.
●Houd de voorruit te allen tijde schoon.
• Reinig de voorruit als deze vuil is of als er een dun olielaagje, waterdrup-
pels, sneeuw, enz. op zit(ten).
• Als er een ruitencoating op de voor- ruit is aangebracht, moeten water-
druppels e.d. nog steeds met de
ruitenwissers voor worden verwijderd
van het gedeelte van de voorruit vóór
de camera voor.
• Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige als
de binnenzijde van de voorruit waar
de camera voor is geplaatst vuil is.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 302 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
311
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Als in de volgende situaties de situatie is gewijzigd (of enige tijd met de auto is gere-
den) en wordt gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoor
waarden wordt vol-
daan, verdwijnt de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
• Als de temperatuur rondom de camera voor niet binnen het werki ngsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer koude omgeving staa t
• Als de camera voor geen objecten voor de auto kan detecteren, zoals 's nachts op een onverlichte weg, bij sneeuw, bij mist of als er fel licht in de camera voor schijnt
SituatieActies
Als het gedeelte rondom een sensor bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of
andere verontreinigingen
Maak om het gedeelte van de voorruit voor
de camera voor te reinigen gebruik van de
ruitenwissers of de voorruitverwarming van
het airconditioningsysteem (→Blz. 504,
509).
Als de temperatuur rondom de camera voor
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staat
Als de camera voor heet is, bijvoorbeeld
doordat de auto in de zon heeft gestaan,
maak dan gebruik van de airconditioning
om het gedeelte rondom de camera voor af
te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij
bepaalde typen zonnescherm door het zon-
licht dat door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omge-
ving heeft gestaan, maak dan gebruik van
het airconditioningsysteem om het gedeelte
rondom te camera voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt
afgedekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap
is geopend of doordat een sticker op het
gedeelte van de voorruit vóór de camera
voor is geplakt.
Sluit de motorkap, verwijder de sticker,
enz., zodat de camera voor niet meer wordt
afgedekt.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 311 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
314
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
■In-/uitschakelen van het
Pre-Crash Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld
via ( →Blz. 659) van het
multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt iede re keer wanneer
het contact AAN wordt gezet automatisch
ingeschakeld.
Als het systeem word t uitgeschakeld,
gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding weer-
gegeven op het multi-informatiedisplay.
■ Wijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-waar-
schuwing kan worden gewijzigd via
(→Blz. 659) van het multi-infor-
matiedisplay.
De instelling van de timing van de waar-
schuwing blijft behouden als het contact UIT
wordt gezet. Als het Pre-Crash Safety-sys-
teem echter is uitgeschakeld en weer is
ingeschakeld, wordt de timing weer inge-
steld op de standaardinstelling (gemiddeld).
1 Vroeg
2 Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
WAARSCHUWING
●Als niet op een stabiele wijze kan
worden gereden met de auto, bijvoor-
beeld als hij betrokken is geweest bij
een ongeval of als er storingen zijn
●Als sportief met de auto wordt gere-
den of als op onverharde wegen
wordt gereden
●Als de banden niet de juiste banden-
spanning hebben
●Als de banden zeer versleten zijn
●Als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
●Als er sneeuwkettingen zijn aange-
bracht
●Wanneer er een compact reservewiel
is gemonteerd of een bandenrepara-
tieset is gebruikt
●Als er tijdelijk uitrusting (sneeuw-
ploeg, enz.) die de radarsensor of de
camera voor kan hinderen op de auto
is geplaatst
Wijzigen van instellingen
van het Pre-Crash
Safety-systeem
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 314 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM