Page 249 of 384

Eenmaal per maand of voor een lange rit
• Oliepeil controleren.
• Niveau van de ruitensproeiervloeistof con-
troleren.
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Rou-
leer banden bij de eerste tekenen van on-
gelijkmatige slijtage, zelfs voordat de indi-
cator voor olie verversen gaat branden.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir en de hoofdremcilinder
en vul indien nodig vloeistof bij.
• De werking van alle lampen binnen en bui-
ten controleren.
• Controle en herstel van additiefpeil voor
AdBlue voor dieselemissies (UREUM) (in-
dien aanwezig).Gebruik van de auto onder zware omstandigheden
• Herstel het additiefpeil voor AdBlue voor
dieselemissies (UREUM) (indien aanwe-
zig), wanneer het lampje brandt of het be-
richt wordt weergegeven in het
instrumentenpaneel.
LET OP!
Als noodzakelijk onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan dit leiden tot schade
aan uw auto.
Onderhoudsschema — Dieselmotor
Vereiste onderhoudsintervallen
Raadpleeg het onderhoudsschema op de vol-
gende pagina's voor de vereiste onderhouds-
intervallen.
Bij iedere olieverversingsinterval, zoals aange-
geven door de indicator voor olie verversen:
•
Olie verversen en filter vervangen
•
Banden rouleren
Rouleer de banden bij de eerste tekenen van
ongelijkmatige slijtage, zelfs voordat de in-
dicator voor olie verversen gaat branden
Bij iedere olieverversingsinterval, zoals aange-
geven door de indicator voor olie verversen:
• Accu controleren, indien nodig klemmen
reinigen en vastdraaien
•
Remblokken, remschoenen, rotoren, rem-
trommels, slangen en handrem controleren
• Bescherming en slangen van motorkoel-
systeem controleren
•
Uitlaatsysteem inspecteren
• Luchtfilter controleren bij gebruik in een
stoffige omgeving of bij off-road-gebruik
• Alle vergrendelingen controleren op aan-
wezigheid van vet. Indien nodig nieuw vet
aanbrengen.
•
Inspecteer het koelvloeistofpeil.
OPMERKING:
Nadat u de laatste procedure in de tabel hebt
uitgevoerd, gaat u verder met het geplande
onderhoud, waarbij u de frequentie aangege-
ven in het schema aanhoudt door markering
van elke werkzaamheid met een stip of spe-
ciale opmerking. Het onderhoud eenvoudig
opnieuw beginnen vanaf het begin van het
schema kan ertoe leiden dat het toegestane
interval wordt overschreden bij sommige
werkzaamheden.
247
Page 250 of 384

Afstand of verstreken tijd (wat het eerst komt)12.500
25.000
37.500
50.000
62.500
75.000
87.500
100.000
112.500
125.000
137.500
150.000
162.500
175.000
187.500
Of aantal jaar: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Of kilometer:
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
180.000
200.000
220.000
240.000
260.000
280.000
300.000
Extra controles
Motorolie verversen en motoroliefilter vervangen. (*)
Additief voor emissiereductie (AdBlue/ureum) controleren en zo
nodig bijvullen, indien aanwezig (°), bij elke stopzetting.XXXXXXX XXX X X X X X
Homokinetische koppelingen controleren. X X X X X X X
Ophanging vóór, stofhoezen en spoorstangeinden controleren en
indien nodig vervangen.XXX X X X X
Visuele controle uitvoeren van: carrosserie, bodemplaatbescher-
ming, pijpen en leidingen (uitlaat - brandstof - remmen), rubber-
delen (hoezen, bussen, manchetten enz.).XXX X X X X
Bij gebruik van de auto in een stoffige omgeving of in het terrein:
luchtfilter inspecteren en indien nodig vervangen.XXXXXXX XXX X X X X X
Remvoeringen en werking van de handrem controleren. X X X X X X X
Vloeistofpeilen controleren en indien nodig bijvullen. X X X X X X X X X X X X X X X
Extra onderhoud
Luchtfilter van motor vervangen. X X X X X X X
Airconditioning-/interieurluchtfilter vervangen. X X X X X X X
Remvloeistof om de 24 maanden verversen bij gebruik van DOT
4-remvloeistof. (**)XXX X X X X
Brandstoffilter van motor vervangen. X X X X X X X
Hulpaandrijf- en distributieriem controleren. X X X
SERVICE EN ONDERHOUD
248
Page 251 of 384

Afstand of verstreken tijd (wat het eerst komt)12.500
25.000
37.500
50.000
62.500
75.000
87.500
100.000
112.500
125.000
137.500
150.000
162.500
175.000
187.500
Of aantal jaar: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Of kilometer:
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
180.000
200.000
220.000
240.000
260.000
280.000
300.000
Hulpaandrijfriem vervangen. (***) X X
Koelsysteem doorspoelen en koelvloeistof verversen na 10 jaar of
240.000 km (150.000 mijl), afhankelijk van wat eerst komt.XX
Distributieriem vervangen. (***) X X
(*) Het feitelijke interval voor het verversen
van de olie en vervangen van het motorolie-
filter is afhankelijk van de gebruiks-
omstandigheden van het voertuig. Het wordt
aangegeven door het waarschuwingslampje
of bericht op de instrumentengroep. In geen
geval mag twee jaar worden overschreden.
Als het voertuig hoofdzakelijk wordt gebruikt
voor rijden in de stad, vervangt u de motorolie
en het filter elk jaar.
(**) het remvloeistofinterval wordt uitgedrukt
in tijd, niet in kilometers.
( *** ) De distributie- en hulpaandrijfriem
moeten worden vervangen elke 60.000 km
(37.500 mijl) of 3 jaar voor gebruik in bijzon-der zware omstandigheden (stoffige omgevin-
gen, koud klimaat, stadsverkeer, langdurig
stationair draaien). Deze onderhouds-
intervallen mogen onder geen beding worden
overschreden.
(°) Verbruik van additief is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto en
wordt aangegeven door leds en/of via een
bericht op het instrumentenpaneel.
WAARSCHUWING!
• U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
WAARSCHUWING!
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij-
felt over uw kunde om een bepaalde
werkzaamheid uit te voeren, breng dan
uw auto naar een vakkundige monteur.
• Het niet correct inspecteren en onder-
houden van uw auto kan tot gevolg heb-
ben dat een onderdeel niet correct func-
tioneert, wat de rijeigenschappen en
prestaties nadelig beïnvloedt. Dit kan
een aanrijding tot gevolg hebben.
249
Page 252 of 384
MOTORCOMPARTIMENT
2,0-liter benzinemotor
1 — Accu 7 — Reservoir remvloeistof
2 — Stroomverdeelkast (zekeringen) 8 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
3 — Peilstok motorolie 9 — Radiateurdop motorkoelvloeistof intercooler
4 — Vulopening motorolie 10 — Koelvloeistofreservoir intercooler
5 — Reservoir motorkoelvloeistof 11 — Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
6 — Radiatordop motorkoelvloeistof 12 — Motorluchtfilter
SERVICE EN ONDERHOUD
250
Page 253 of 384
3,6-liter benzinemotor
1 — Accu 6 — Radiatordop motorkoelvloeistof
2 — Stroomverdeelkast (zekeringen) 7 — Reservoir remvloeistof
3 — Peilstok motorolie 8 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
4 — Vulopening motorolie 9 — Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
5 — Reservoir motorkoelvloeistof 10 — Motorluchtfilter
251
Page 254 of 384
2.2-liter dieselmotor
1 — Stroomverdeelkast (zekeringen) 7 — Reservoir remvloeistof
2 — Accu 8 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
3 — Vulopening motorolie 9 — Vuldop intercoolerreservoir
4 — Peilstok motorolie 10 — Koelvloeistofreservoir intercooler
5 — Reservoir motorkoelvloeistof 11 — Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
6 — Vuldop motorkoelvloeistofreservoir 12 — Motorluchtfilter
SERVICE EN ONDERHOUD
252
Page 255 of 384

Oliepeil controleren — Benzinemotor
WAARSCHUWING!
• Rook nooit tijdens werkzaamheden in de
motorruimte: deze kan gas en ontvlam-
bare dampen bevatten, met het risico
van brand.
• Wees zeer voorzichtig bij werkzaamhe-
den in de motorruimte wanneer de motor
heet is: u zou brandwonden kunnen op-
lopen. Kom niet te dicht bij de radiateur-
ventilator: de elektrische ventilator kan
starten; verwondingsgevaar. Sjaals,
stropdassen en andere losse kleding-
stukken kunnen worden gegrepen door
bewegende onderdelen.
LET OP!
• Zorg dat u de verschillende soorten
vloeistoffen niet met elkaar verwisselt
wanneer u deze bijvult: ze zijn niet on-
derling compatibel! Als u bijvult met een
ongeschikte vloeistof, kan uw auto ern-
stig beschadigd raken.
LET OP!
• Het oliepeil mag nooit de MAX-
markering overschrijden.
• Vul altijd motorolie bij met dezelfde spe-
cificaties als de olie die al aanwezig is in
de motor.
• Wacht bij het bijvullen van de motorolie
tot de motor is afgekoeld voordat u de
vuldop losmaakt, met name bij auto's
met een aluminium dop. WAARSCHU-
WING: verbrandingsgevaar!
• Rijd niet met een leeg ruitensproeierre-
servoir: de ruitensproeier is essentieel
voor het verbeteren van het zicht. Her-
haald gebruik van het systeem zonder
vloeistof kan schade of een snelle ach-
teruitgang van bepaalde systeemonder-
delen veroorzaken.
Om voor een optimale smering van de motor
te zorgen, moet de motorolie op het juiste peil
worden gehouden. U dient het motoroliepeil
te controleren vijf minuten nadat een warme
motor is uitgeschakeld.Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Handhaaf het motoroliepeil al-
tijd binnen de SAFE-zone op de peilstok.
Wanneer u bij deze motoren 0,95 liter
(1 quart) olie toevoegt wanneer het oliepeil
zich aan de onderkant van de gearceerde
zone bevindt, zal het oliepeil stijgen tot aan
de bovenkant van de gearceerde zone.
LET OP!
Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of ver-
lies van oliedruk optreden. Dit kan leiden
tot motorschade.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
De sproeiers voor de voorruit en de sproeier
voor de achterruit (indien aanwezig) maken
gezamenlijk gebruik van hetzelfde vloei-
stofreservoir. Het vloeistofreservoir bevindt
zich in de motorruimte. Controleer regelmatig
het vloeistofpeil. Vul het reservoir uitsluitend
met een ruitensproeieroplossing (niet met
radiateur-antivries). Breng, wanneer u het
ruitensproeiervloeistofreservoir bijvult, wat
253
Page 256 of 384

ruitensproeiervloeistof aan op een (hand-
)doek en veeg hiermee de ruitenwisserbladen
schoon. Hierdoor wordt de wiswerking verbe-
terd.
Om te voorkomen dat uw ruitensproeiersys-
teem bij koud weer bevriest, dient u een
oplossing of mengsel te kiezen dat geschikt is
voor het klimaat in uw omgeving. Deze infor-
matie treft u aan op de meeste flessen met
ruitensproeiervloeistof.
WAARSCHUWING!
In de handel verkrijgbare ruitensproeier-
vloeistof is brandbaar. Deze kan ontbran-
den en brandwonden veroorzaken. Wees
daarom voorzichtig als u het reservoir bij-
vult of in de buurt van het reservoir werkt.
Onderhoudsvrije accu
Uw auto is uitgerust met een onderhoudsvrije
accu. U hoeft nooit water bij te vullen of
onderhoudswerkzaamheden te laten
uitvoeren.
WAARSCHUWING!
• Gebruik van de accu met een te laag
vloeistofniveau kan onherstelbare
schade toebrengen aan de accu en kan
een explosie veroorzaken.
• Bescherm altijd uw ogen met een speci-
ale veiligheidsbril wanneer u werkzaam-
heden aan of in de buurt van een accu
verricht.
• Accu's bevatten stoffen die zeer gevaar-
lijk zijn voor het milieu. Neem voor de
vervanging van een accu contact op met
een erkende dealer.
• Accuvloeistof is een gevaarlijke corro-
sieve vloeistof die brandwonden of zelfs
blindheid kan veroorzaken. Zorg dat uw
ogen, huid en kleding niet in aanraking
komen accuvloeistof. Leun niet over de
accu wanneer u de klemmen aansluit.
Wanneer accuzuur in uw ogen of op uw
huid spat, spoel dan onmiddellijk met
een ruime hoeveelheid water. Raadpleeg
de paragraaf "Starten met startkabels" in
het hoofdstuk "In geval van nood/pech"
voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Accugas is brandbaar en explosief.
Houd open vuur of vonken daarom altijd
uit de buurt van de accu. Gebruik geen
hulpaccu of andere acculader van meer
dan 12 volt. Zorg dat de kabelklemmen
elkaar niet raken.
• Accupolen, accuklemmen en toebeho-
ren bevatten lood en loodhoudende stof-
fen. Was uw handen nadat u hiermee in
aanraking bent gekomen.
LET OP!
• Let er bij het aansluiten van de accuka-
bels op dat de pluskabel op de pluspool
en de minkabel op de minpool aangeslo-
ten worden. De accupolen zijn gemar-
keerd met plus (+) en min (-) op de
accubehuizing. De kabelklemmen moe-
ten stevig op de aansluitpolen zitten en
mogen geen corrosie vertonen.
• Wanneer u een snellader gebruikt terwijl
de accu nog in de auto aanwezig is,
koppel dan beide accukabels in de auto
los voordat u de lader op de accu aan-
SERVICE EN ONDERHOUD
254