Page 145 of 244

schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5 fig.
123. Zodra de spanning die vermeld
wordt in de paragraaf "Wielen" in het
hoofdstuk "Technische gegevens" of op
het daarvoor bestemde label op de
meter 7 verschijnt, schakel de
compressor dan weer uit met de
AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 125.
Als de meter 7 fig. 123 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje 1
van de compressor fig. 121. Verplaats
het voertuig circa 10 m voor een betere
verdeling van het afdichtmiddel; stop
het voertuig op een veilige wijze,
schakel de handrem in en herstel de
spanning met de zwarte vulleiding 9 fig.
126 tot de vereiste waarde is bereikt.
Als ook 15 minuten na het starten
de druk minder dan 1,8 bar / 26 psi is,
rij dan niet verder, maar neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km /5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem aangetrokken. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 126.
Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk
en rij voorzichtig zo snel mogelijk naar
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan 1,8
bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
PROCEDURE OM DE
SPANNING TE
HERSTELLEN
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een veilige
manier, zoals hierboven beschreven, en
schakel de handrem in;
123P2000160
124P2000159
125P2000161
126P2000163
143
Page 146 of 244

neem de zwarte vulleiding 9 fig. 126
uit en schroef deze stevig op het ventiel
van de band. Volg de aanwijzingen in
fig. 124 en fig. 126.
Druk op de ontluchtingsknop 10 fig.
123 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele Fix&Go-
filterelementen die kunnen worden
aangeschaft bij het Fiat Servicenetwerk.
om het element fig. 125 te
verwijderen, druk op de knop 8 en trek
het omhoog.
BELANGRIJK
164)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op
het busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.165)BELANGRIJK: Overschrijd de snelheid
van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
55)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40 °C en +55
°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak
tot een maximale diameter van 6
mm kunnen hersteld worden. Toon het
busje en het etiket aan het personeel dat
de band zal behandelen die hersteld werd
met de bandenreparatiekit.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een andere auto, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
Starten net een hulpaccu kan gevaarlijk
zijn als dit niet correct wordt uitgevoerd:
volg onderstaande procedures
zorgvuldig.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Wacht, nadat de contactsleutel naar
STOP is gedraaid en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
144
NOODGEVALLEN
Page 147 of 244

STARTEN MET
HULPACCU
166) 167) 168)
56) 57) 58)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu fig.
127 met dezelfde of een iets hogere
capaciteit dan de lege accu.
Ga als volgt te werk om te starten:
verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu's met
een geschikte startkabel;
sluit met een tweede startkabel de
minklem – van de hulpaccu aan op een
massapunt
op de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
de motor starten;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde
los.
Voor versies met Start&Stop-
systeem
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu NOOIT worden aangesloten
op de minpool (–) van de accu in de
auto, maar uitsluitend op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.BELANGRIJK Onthoud dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging (voor bepaalde
versies/markten) niet werken zolang de
motor niet is gestart. Om die reden is
meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het
stuur.
BELANGRIJK
166)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
van de accu en veroorzaak geen vonken.
167)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
168)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.
127F0S0093
145
Page 148 of 244

BELANGRIJK
56)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
57)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
58)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
AFSLUITSYSTEEM
BRANDS-
TOFTOEVOER
169)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de
brandstoftoevoer waarna de motor
afslaat
automatische ontgrendeling van de
portieren
inschakeling van de
interieurverlichting;
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van het voertuig te herstellen:
draai de contactsleutel in de stand
MAR-ON
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
schakel de richtingaanwijzer links uit
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
schakel de richtingaanwijzer links uit
draai de contactsleutel naar de
stand STOP
draai de contactsleutel naar de
stand MAR;
LPG-versies: in geval van een botsing
wordt de benzinetoevoer onmiddellijk
gestopt, de LPG-veiligheidskleppen
worden gesloten en de inspuiting wordt
onderbroken waardoor de motor
uitgeschakeld wordt.
BELANGRIJK
169)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
146
NOODGEVALLEN
Page 149 of 244

SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
170) 171) 172) 173)
Het sleepoog dat bij het voertuig wordt
geleverd bevindt zich in de
gereedschapstas, onder de mat in de
bagageruimte.
BEVESTIGING VAN HET
SLEEPOOG
Voor
Ga als volgt te werk:
verwijder dop A fig. 128 ;
haal het sleepoog B fig. 128 uit zijn
behuizing in de gereedschapshouder;
draai het helemaal op de
schroefdraadpen en draai het vast.Achter
verwijder dop A fig. 129 ;
haal het sleepoog B fig. 129 uit zijn
behuizing in de gereedschapshouder;
draai het helemaal op de
schroefdraadpen en draai het vast.
VERSIES MET DUALOGIC
VERSNELLINGSBAK
Verzeker u ervan dat de versnellingsbak
in de vrijstand staat (N) (door te
controleren of het voertuig door te
duwen verplaatst kan worden) en ga
vervolgens te werk zoals bij een
voertuig met handgeschakelde
versnellingsbak.
Sleep de auto niet als de
versnellingsbak niet in de vrijstand kan
worden gezet en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
170)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar MAR en vervolgens
naar STOP worden gedraaid, zonder hem
uit het contactslot te nemen. Als de
contactsleutel wordt uitgenomen, wordt
het stuurslot automatisch ingeschakeld
waardoor het onmogelijk wordt de auto te
besturen.
171)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens de auto te slepen.
172)Het sleepoog (voor/achter) mag
uitsluitend worden gebruikt voor het slepen
op wegen in geval van nood. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen met geschikte middelen conform
de wegenverkeerswetgeving (starre stang)
en om de auto over de weg te verplaatsen
om hem gereed te maken voor het slepen
of voor transport met takelwagen. Het
sleepoog MAG NIET worden gebruikt om
voertuigen off-road (d.w.z. onverharde
wegen) te slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels of andere
niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moeten er voor het slepen
twee voertuigen worden gebruikt (een
slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn bevinden.
128F0S0583
129F0S0584
147
Page 150 of 244
173)Houd er rekening mee dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
beschikbaar zijn, waardoor voor het
bedienen van het rempedaal en het sturen
meer kracht is vereist. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Controleer of er
tijdens het slepen geen delen van de auto
door de sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Neem bij het slepen in elk
geval de wettelijke voorschriften in acht van
het land waarin wordt gereden en pas uw
rijgedrag aan. Start de motor niet wanneer
het voertuig wordt gesleept.
148
NOODGEVALLEN
Page 151 of 244
ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van het voertuig, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD .................................150
NIVEAUS CONTROLEREN..............157
ACCU .............................................161
REMMEN ........................................162
WISSERBLADEN
VOORRUIT/ACHTERRUIT
VERVANGEN ..................................163
WIELEN EN BANDEN .....................164
CARROSSERIE ...............................164
INTERIEUR......................................166
149
Page 152 of 244

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van de auto onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Fiat een reeks controles
en onderhoudsbeurten opgesteld
die op vaste afstandsintervallen en/of
op vaste tijdsintervallen uitgevoerd
moeten worden, zoals beschreven in
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema.
Om de auto in topconditie te houden,
worden op de volgende pagina's van
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema een aantal
aanvullende controles genoemd die
vaker moeten worden uitgevoerd ten
opzichte van de normale intervallen.Geprogrammeerde Onderhoudsbeurten
worden door alle werkplaatsen van het
Fiat Servicenetwerk uitgevoerd op basis
van de vaste intervallen in tijd of
kilometers/mijlen. Eventuele reparaties
die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na uitdrukkelijke toestemming van
de eigenaar. Als de auto dikwijls
gebruikt wordt voor het trekken van
aanhangers, dan moet een korter
interval tussen de geprogrammeerde
onderhoudsbeurten worden
aangehouden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Wij adviseren bij twijfel over de werking
van uw auto contact op te nemen
met uw Fiat-dealer en de volgende
beurt niet af te wachten.
150
ONDERHOUD EN ZORG