Page 97 of 261

Instrumenten en bedieningsorganen959Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 44.
Airbagsysteem 3 47.
Airbag-deactivering V brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd. * brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 52.
9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet geladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 190.
Page 98 of 261

96Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 153.
Antiblokkeersysteem (ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Antiblokkeersysteem 3 153.
Schakelen
R of S met het getal van een hogere
of lagere versnelling verschijnt
wanneer wordt aanbevolen om
vanwege de brandstofbesparing op of terug te schakelen.
Systeem voor gecontroleerde afdaling
u brandt of knippert groen.
Brandt groen
Het systeem is gebruiksklaar.
Knippert groen Het systeem is in gebruik.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Lane Departure Warning 3 171.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐
teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Page 99 of 261

Instrumenten en bedieningsorganen97KnippertHet systeem grijpt actief in. Het
motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 155.
Traction Control-systeem 3 154.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
AdBlue
ù knippert geel.Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 145.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 206.
Motoroliedruk
I brandt rood.Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Schakel het contact uit.
Page 100 of 261

98Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen
3 187.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken 3 175.
Katalysator 3 144.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 192.
Startbeveiliging d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een reparatiebedrijf laten verhel‐ pen.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 114.
Groot licht
C brandt blauw.
Brandt wanneer het grootlicht aan is
of tijdens een lichtsignaal 3 115 of
wanneer het grootlicht aan is met grootlichtassistentie, adaptief rijlicht
3 118.Grootlicht-assistent
f brandt groen.
De grootlicht-assistent is geactiveerd
3 118.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.
Brandt Het adaptief rijlicht voor moet wordenonderhouden.
De hulp van een werkplaats inroepen. Adaptief rijlicht (AFL) 3 118.
Knippert
Systeem overgeschakeld op symme‐ trisch dimlicht.
Controlelamp f knippert na het
inschakelen van de ontsteking ca. 4 seconden om u eraan te herinneren
dat het systeem is geactiveerd
3 117.
Automatische verlichting 3 115.
Page 101 of 261
Instrumenten en bedieningsorganen99Mistlampen voor
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 121.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 122.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 157.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen of geel.Brandt groen
Er is een voertuig in dezelfde rijstrookgedetecteerd.
Brandt geel
De afstand tot een voorligger wordt te kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 160.
Snelheidsbegrenzer L brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 159.
Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.Verkeersbordherkenning 3 167.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.
Page 102 of 261

100Instrumenten en bedieningsorganenDisplaysDriver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de instru‐
mentengroep is het Driver Informa‐
tion Center verkrijgbaar als Midlevel-
display of Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● boordinformatie
● reis- / brandstofinformatie
● informatie over zuinig rijden
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● auto-instellingenMidlevel-display
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om van hoofdmenu te
wisselen of om vanuit een submenu
één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een
submenu van het hoofdmenu te
selecteren of om een numerieke
waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Bevestig berich‐
ten door op SET/CLR te drukken.
Boordinformatie 3 107.
Page 103 of 261

Instrumenten en bedieningsorganen101Hoofdmenu
Hoofdmenu's zijn:
● Rit- / brandstofinformatie, weer‐ gegeven door ;, zie onder‐
staande beschrijving.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door ?, zie onderstaande
beschrijving.
● Eco-informatie, weergegeven door @, zie onderstaande
beschrijving.
Enkele van de weergegeven functies
zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden.Uplevel-display
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om van hoofdmenu te
wisselen of om vanuit een submenu
één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een
submenu van het hoofdmenu te
selecteren of om een numerieke
waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Bevestig berich‐
ten door op SET/CLR te drukken.
Boordinformatie 3 107.
Page 104 of 261

102Instrumenten en bedieningsorganenHoofdmenu
Hoofdmenu's zijn:
● Rit- / brandstofinformatie, weer‐ gegeven door Info Q , zie onder‐
staande beschrijving.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door Opties L, zie onder‐
staande beschrijving.
Enkele van de weergegeven functies
zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies zijn alleen actief als met de auto wordt
gereden.
Informatiemenu Dagteller /
brandstof, ; of Info Q
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het menu Info. Sommige zijn voor uw specifieke auto
mogelijk niet beschikbaar. Afhankelijk van het display worden sommige
functies als symbool weergegeven.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren:
● Dagteller 1/2 of A/B
● Gemiddeld brandstofverbruik
● Gemiddelde snelheid● Digitale snelheid
● Actieradius brandstof
● Actueel brandstofverbruik
● Resterende levensduur olie
● Bandenspanning
● Verkeersbordherkenning
● Afstand tot voorligger
● Timer
● AdBlue-peil
Op het Midlevel-display worden de
pagina's Resterende levensduur van
de olie, Bandenspanning, Verkeers‐
bordherkenning en Afstand tot voor‐
ligger weergegeven in het menu
Voertuiginformatie; selecteer ?.
Dagteller 1/2 of A/B
De dagteller geeft de huidige afstand
vanaf een bepaalde reset weer.
Dagteller telt op tot een afstand van
9999 km en begint dan weer bij 0.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
De informatie van dagtellerpagina 1/
A en 2/B is apart te resetten terwijl het
desbetreffende display actief is.Gemiddeld brandst.verbr.
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en start
met een standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐ heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt berekend op
basis van het huidige brandstofpeil en het momentane verbruik. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.