Page 225 of 504

225
GAP
MEM
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer ("LIMIT")
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen
en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Inschakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5. Als uw auto hiermee is uitgerust, kunt
u een overzicht weergeven van de
opgeslagen snelheden of snelheden
opslaan die door het Road Sign Assist-
systeem worden voorgesteld.
Weergave op het instrumentenpaneel
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over deze
toets en de adaptieve cruise
control .
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de
instelbare snelheidsbegrenzer
(AS L).
Head-up display
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de Road Sign
Assist en in het bijzonder het opslaan
van verkeersborden.
6
Rijden
Page 226 of 504

226
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen / Pause
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT" : de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F Schakel de snelheidsbegrenzer in door
op de toets 4 te drukken, als de gewenste
snelheid wordt weergegeven (standaard de
laatste geprogrammeerde snelheid).
F U kunt de werking van de
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals op de toets 4 te drukken:
het onderbreken wordt bevestigd op het
display (Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
-
druk op de toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F herhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F ingedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
- door, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te
drukken:
F de zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F druk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
De waarde wordt direct weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden
gesloten.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
Om de snelheidsbegrenzer te kunnen inschakelen moet
de ingestelde snelheid minimaal 30 km/h bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt
eveneens via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de
weerstand in om de ingestelde
snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de
ingestelde maximumsnelheid het
gaspedaal los tot de wagensnelheid
weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
Rijden
Page 227 of 504

227
MEM
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, kan de
snelheidsbegrenzer niet altijd
voorkomen dat de ingestelde snelheid
wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt dan
tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde
snelheid knippert op het display.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden, knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Het knipperen van streepjes wijst op een storing in de
snelheidsbegrenzer.
Laat het direct nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Storing
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Uitschakelen
F Trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de
snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
F Draai de knop 1 in de stand "0" .
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
-
door het indrukken van toets 5 , indien uw
auto is uitgerust met Road Sign Assist:
F de opgeslagen snelheid verschijnt op het
instrumentenpaneel,
F druk nogmaals op de toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de
Road Sign Assist . Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door Toyota kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed is
bevestigd,
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
6
Rijden
Page 228 of 504

228
MEM
MEM
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Snelheidsregelaar ("CRUISE")
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de
bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bediening aan de stuurkolom
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Instellen van een snelheid/ Verlagen van de
snelheid.
3. Instellen van een snelheid/Verhogen van
de snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5. Als uw auto hiermee is uitgerust, kunt
u een overzicht weergeven van de
opgeslagen snelheden of snelheden
opslaan die door het Road Sign Assist-
systeem worden voorgesteld.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de Road
Sign Assist .
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de
instelbare snelheidsbegrenzer
(AS L).
Rijden
Page 229 of 504

229
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Als uw auto is uitgerust met een automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak, moet minimaal de tweede
versnelling zijn ingeschakeld.
6. Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave op het head-up display
Inschakelen
F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" :
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F Druk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid
van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON). Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de
ingestelde snelheid is het voldoende
het gaspedaal los te laten tot de
wagensnelheid weer gelijk is aan de
geprogrammeerde snelheid.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto
met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
6
Rijden
Page 230 of 504

230
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of
om veiligheidsredenen, door activering van
de ESC.
- druk, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 :
F de opgeslagen snelheid verschijnt op het
instrumentenpaneel,
F druk nogmaals op de toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de Road Sign Assist .Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door op
de toets 4 te drukken: op het display wordt de
onderbreking aangegeven (Pause).
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
u vervolgens de snelheid wijzigen:
-
met behulp van de toetsen 2 of 3 :
F herhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F ingedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
- door, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te
drukken:
F de zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F selecteer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden
gesloten.
De wijziging is opgeslagen.
Rijden
Page 231 of 504

231
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand "0" .
De informatie van de snelheidsregelaar
wordt niet meer weergegeven. Als streepjes knipperen wijst dit op een storing
in de snelheidsregelaar.
Laat het nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
StoringLet tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald.
Matten die niet door Toyota zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij
het gebruik van de snelheidsbegrenzer.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
6
Rijden
Page 232 of 504

232
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Adaptive cruise control ("CRUISE")
Dit systeem zorgt er voor dat de auto
automatisch de door de bestuurder
ingestelde snelheid aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand,
die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto
en de voorligger aanhouden.
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
" Adaptieve snelheidsregelaar ".
Bij het afzetten van de motor wordt de
status van de functie opgeslagen.
Inschakelen / uitschakelen
De rolknop voor de selectie van de
snelheidsregelaar moet in de stand
"CRUISE" staan, anders wordt uw
commando niet uitgevoerd.
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Met touchscreen
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Instellen van een snelheid/verlagen van de
snelheid.
3. Instellen van een snelheid/verhogen van
de snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5. Als uw auto hiermee is uitgerust, kunt
u een overzicht weergeven van de
opgeslagen snelheden of snelheden
opslaan die door het Road Sign Assist-
systeem worden voorgesteld.
6. Selectie van de afstand tot de voorligger
("Dichtb. ", "Normaal ", "Ver ").
Bediening aan de stuurkolom
Standaard is de afstand tot de
voorligger ingesteld op " Normaal".
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde
waarde gebruikt bij het inschakelen van
de functie.
Rijden