Page 185 of 320

183
Ingezoomde weergave
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp voor en achter geeft
bovendien extra informatie over de
omgeving van de auto.
Stand AUTO
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm
vanaf de voorbumper weer; de twee blauwe
lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1
en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de voorzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.Deze stand is standaard geactiveerd.
Als een obstakel wordt genaderd, wordt dankzij
de sensoren in de voorbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de
omgeving vóór de auto (standaard) naar de
weergave van het beeld van bovenaf van de
auto (zoom).180°-weergave
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A
, centraal
B en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door
deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
6
Rijden
Page 186 of 320

184
Park Assist
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp:
het detecteert een parkeerplek en stuurt
ver volgens in de desbetreffende richting om
op deze plek te parkeren ter wijl de bestuurder
de rijrichting controleert, schakelt, gas geeft
en remt.
Om de bestuurder te helpen het verloop van
de parkeermanoeuvre te volgen, schakelt
het systeem automatisch het display van de
Visiopark 1 of Visiopark 2 en de parkeerhulp in.
Dit systeem is een parkeerhulpsysteem
dat echter nooit de alertheid van de
bestuurder kan vervangen.
De bestuurder moet altijd de controle over
de auto hebben. De bestuurder moet altijd
de omgeving van de auto controleren
alvorens een manoeuvre uit te voeren
en er voor zorgen dat er geen obstakels
worden geraakt.
Het systeem voert metingen uit van
beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot de obstakels met behulp van
ultrasone sensoren ingebouwd in de voor- en
achterbumpers van de auto. Het systeem biedt ondersteuning bij de
volgende manoeuvres:
Werking
A.
Parkeren bij inparkeren na fileparkeren.
B. Fileparkeren – uitparkeren
C. Parkeren bij inparkeren na schuin parkeren
F
V
erminder de snelheid van de auto tot
30
km/h of lager als u een parkeerplek
nadert.
Functie activeren
De functie kan worden ingeschakeld
via het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
Selecteer " Park Assist ". Als deze functie is ingeschakeld, is de
dodehoekbewaking niet actief.
Tot het starten van de inrijdmanoeuvre
of het verlaten van de parkeerplek kunt
u op elk gewenst moment op de pijl in de
linkerbovenhoek van de weergegeven pagina
drukken om de functie uit te schakelen.
Type manoeuvre selecteren
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre
op het touchscreen getoond: standaard is dit
na het aanzetten van het contact de pagina
"Inrijden", anders de pagina "Uitrijden".
F
S
electeer het type en de zijde van de
manoeuvre om het zoeken naar een
parkeerplek in te schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op
elk gewenst moment gewijzigd worden,
ook wanneer er naar een beschikbare
parkeerplek wordt gezocht.
Rijden
Page 187 of 320

185
Ter bevestiging van de selectie gaat
dit lampje branden.
Zoeken naar een parkeerplek
F Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30 km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt gestopt
als de afstand tussen de geparkeerde auto's
en uw auto kleiner of groter is. De functie
wordt automatisch uitgeschakeld vanaf een
rijsnelheid van 50 km/h.
Voor "fileparkeren" moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 0,60 m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte
van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn
aan de breedte van uw auto plus 0,70 m.
Als de funtie Park Assist via het menu
Auto /Rijden van het het touchscreen
uitgeschakeld is, wordt deze automatisch
ingeschakeld zodra het systeem
geactiveerd wordt. Wanneer het systeem een beschikbare
parkeerplek vindt, wordt er "
OK" op de
parkeer weergave getoond in combinatie met
een geluidssignaal.
Voorbereiden op de
manoeuvre
F Rijd heel langzaam tot het verzoek wordt weergegeven om de auto tot stilstand te
brengen: " Stop de auto " en het "STOP"-
teken in combinatie met een geluidssignaal. Als de auto is gestopt, verschijnt een
instructiepagina op het scherm.
F
V
olg de instructies om de manoeuvre voor
te bereiden.
Op het scherm verschijnt dit symbool
om te bevestigen dat u de instructies
hebt gevolgd.
De start van de manoeuvre wordt aangeduid
door de weergave van deze pagina, met de
melding " Manoeuvre wordt uitgevoerd " in
combinatie met een geluidssignaal.
Achteruitrijden wordt aangegeven door de
volgende melding: " Ontgrendel het stuurwiel
en rijd achteruit ".
6
Rijden
Page 188 of 320

186
7
5
Visiopark 1 of Visiopark 2 en Park Assist
worden automatisch ingeschakeld, zodat u
de directe omgeving van de auto tijdens de
manoeuvre in de gaten kunt houden.
Tijdens het manoeuvreren
Het systeem neemt de besturing van de auto
over. Het geeft instructies over de richting bij
het starten van parallelle manoeuvres voor het
in- en uitparkeren en voor alle manoeuvres bij
het inparkeren in vakken.
Deze instructies worden weergegeven als een
symbool in combinatie met een melding:
De manoeuvreerstatus wordt aangegeven door
deze symbolen:De aanduidingen van de maximale
snelheidslimiet tijdens de manoeuvres worden
door deze symbolen aangegeven:
" Achteruitrijden "
" Vooruitrijden "
Manoeuvre wordt uitgevoerd
(g r o e n).
Manoeuvre geannuleerd of
beëindigd (rood) (de pijlen geven
aan dat de bestuurder de controle
over de auto moet terugnemen). 7
km/h bij het inrijden van een
parkeerplek.
5 km/h bij het verlaten van een
parkeerplek.
Tijdens een manoeuvre draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen en steek niet uw
handen tussen de spaken van het
stuur wiel. Let op voor werpen die het
draaien van het stuur wiel kunnen hinderen
(wijde kleding, sjaal, das enz.) – Kans op
letsel!
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden, met name het
tegemoetkomend verkeer.
De bestuurder moet controleren dat geen
object of persoon de voortgang van de
auto kan belemmeren.
De beelden van de camera('s) op het
touchscreen kunnen door het reliëf
worden vervormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende
omgevingslicht kunnen er schaduwzones
ontstaan; het beeld is dan donkerder en
minder contrastrijk. De manoeuvre kan op ieder gewenst moment
definitief worden onderbroken, hetzij door
de bestuurder zelf of automatisch door het
systeem.
Door bediening door de bestuurder:
-
d
e controle over de auto terugnemen,
- d e richtingaanwijzers activeren aan de
tegenovergestelde zijde van die van de
manoeuvre,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
h
et contact wordt afgezet,
Onderbreking door het systeem:
-
ov
erschrijding van de snelheidslimiet:
7
km/h bij het inrijden van de parkeerplek en
5 km/h bij het verlaten van de parkeerplek,
-
a
ctivering van de antispinregeling op een
glad wegdek,
-
o
penen van een portier of de achterklep,
-
d
e motor laten afslaan,
-
s
toring in het systeem,
-
n
a 10 manoeuvres om een parkeerplek
parallel aan de rijbaan in te rijden of te
verlaten en na 7 manoeuvres om een
parkeerplek haaks op de rijbaan in te rijden.
Het onderbreken van de manoeuvre schakelt
automatisch de functie uit.
Rijden
Page 189 of 320

187
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven in combinatie met de melding
"Manoeuvre geannuleerd " op het touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de
controle over de auto terug te nemen.
De functie wordt na een paar seconden
uitgeschakeld, dit waarschuwingslampje
gaat uit en de functie keert terug naar
de begin weergave.
Einde van de inparkeer- of
de uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven in combinatie met de melding
" Manoeuvre voltooid " op het touchscreen.
De uitschakeling van de functie
wordt bevestigd door het doven van
dit lampje in combinatie met een
geluidssignaal. Bij het inrijden van een parkeerplek is het
mogelijk dat de bestuurder de manoeuvre moet
voltooien.
Werkingslimieten
- Het systeem kan een ongeschikte
parkeerplek voorstellen (parkeerverbod,
plaats waar werkzaamheden aan het
wegdek worden uitgevoerd, plaats naast
een greppel enz.).
-
H
et systeem kan aangeven dat een
plaats is gevonden, maar vermeldt deze
niet vanwege een vast obstakel aan de
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre;
de auto kan geen traject voor het parkeren
volgen.
-
H
et systeem is niet ontworpen voor het
uitvoeren van parkeermanoeuvres bij
scherpe bochten.
-
H
et systeem detecteert geen
parkeerplekken die veel groter zijn dan
de auto zelf of die begrensd worden door
obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
-
B
epaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd. -
E
en aanrijding aan de voorzijde of achterzijde
van de auto kan de sensorinstellingen
verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem
wordt vastgesteld: afstandsmetingen kunnen
hierdoor incorrect zijn.
- A ls de bagageruimte zwaar beladen is, kan
het aan de achterzijde door veren van de
auto de afstandsmetingen verstoren.
De sensoren en camera('s) van de auto kunnen
negatief worden beïnvloed door:
-
v
erzamelde sneeuw of gevallen bladeren op
het wegdek,
-
sl
echte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval),
-
g
eluidsverstoringen door lawaai van
voertuigen en machines (vrachtwagens,
pneumatische boren, enz.).
Gebruik de functie niet onder de volgende
omgevingsomstandigheden:
-
l
angs een zachte berm (greppel, enz.),
kade of een rand van een afgrond,
-
b
ij een glad wegdek (ijzel enz.).
Gebruik de functie niet bij de aanwezigheid
van een van de volgende storingen:
-
e
en te lage bandenspanning,
-
a
ls een van de bumpers is beschadigd,
-
a
ls een van de camera's defect is,
6
Rijden
Page 190 of 320

188
Gebruik de functie niet bij de aanwezigheid
van een van de volgende wijzigingen:
-
w
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
dakdragers, fietsendrager op de achterklep
e n z .),
-
i
ndien een niet goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is,
-
i
ndien sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
-
i
ndien een noodreservewiel wordt gebruikt,
-
a
ls andere wielen dan de oorspronkelijke
zijn aangebracht,
-
n
a aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming enz.),
-
a
ls de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten een PEUGEOT-dealernetwerk van
het merk,
-
b
ij gebruik van sensoren die niet voor uw
auto zijn goedgekeurd,
Onderhoudstips Storingen
Als de functie niet ingeschakeld
is, knippert het lampje tijdelijk en
klinkt er een geluidssignaal om een
storing in het systeem aan te geven.
Als de storing optreedt tijdens het gebruik van
het systeem, gaat het lampje uit. Als de storing in de parkeersensoren,
die door het branden van dit lampje
wordt aangegeven, tijdens het
gebruik van het systeem optreedt,
dan wordt de functie uitgeschakeld.
Laat in het geval van een storing het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt
dit lampje weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwing.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
-
C
ontroleer regelmatig of de sensoren en
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een
zachte en droge doek.
-
H
oud tijdens het wassen van de auto
met een hogedrukreiniger de spuitmond
op minimaal 30 cm van de sensoren en
camera's.
-
Z
org er bij slecht of winters weer voor dat
de sensoren en camera's niet bedekt raken
met modder, ijs of sneeuw.
Full Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren:
het detecteert een parkeerplek en neemt
ver volgens de controle over de auto van u over
bij het inparkeren.
In combinatie met de automatische transmissie
(EAT8) stuurt het systeem de besturing, de
rijrichting, het gas geven en het remmen aan.
Om de bestuurder te helpen het verloop van
de parkeermanoeuvre te volgen, schakelt het
systeem automatisch de weergave van de
Visiopark 1 of Visiopark 2 en de parkeerhulp in.
Rijden
Page 191 of 320

189
De veiligheidsgordel van de bestuurder
moet zijn vastgemaakt en gedurende de
gehele manoeuvre vastgemaakt blijven.De Full Park Assist is een
parkeerhulpsysteem dat echter nooit
de alertheid van de bestuurder kan
vervangen.
De manoeuvre blijft de
verantwoordelijkheid van de bestuurder.
De Full Park Assist kan niet altijd de
automatische manoeuvre correct uitvoeren
doordat de detectieprestaties van de
sensoren hun beperkingen kennen.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder de auto indien nodig te stoppen
om de veiligheid van de nabije omgeving
te waarborgen (vooral als er voetgangers
aanwezig zijn).
De bestuurder moet altijd de controle over
de auto hebben. De bestuurder moet altijd
de omgeving van de auto controleren
alvorens een manoeuvre uit te voeren.
Tijdens de gehele manoeuvre moet de
bestuurder zorgen dat de parkeerplek
vrij is. De bestuurder moet op de
bestuurdersstoel blijven zitten en nooit
proberen de regelknop van de functie te
blokkeren.
De bestuurder kan de manoeuvre te allen
tijde onderbreken door het rempedaal in te
trappen, het stuur wiel over te nemen of de
regelknop van de functie los te laten.
De bestuurder moet de regelknop voor
de functie op de selectiehendel tijdens de
gehele duur van de automatische manoeuvre
ingedrukt houden.
Het systeem voert metingen uit van
beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot de obstakels met behulp van
ultrasoonsensoren die zijn ingebouwd in de
voor- en
achterbumper van de auto.
Het Full Park Assist-systeem assisteert u bij de
volgende manoeuvres:
-
F
ileparkeren en uitparkeren na fileparkeren.
-
H
aaks inparkeren.
6
Rijden
Page 192 of 320

190
Werking
F Verminder de snelheid van de auto tot maximaal 30 km/h als u een parkeerplek
nadert.
Functie activeren
De functie kan op twee manieren worden
geactiveerd:
F
D
ruk op deze toets op de
selectiehendel.
of F
Sel
ecteer "Park Assist " in het
menu Auto/Rijden van het
touchscreen.
Als deze functie wordt ingeschakeld, wordt
de dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Tot het begin van de in- of
uitparkeermanoeuvre kunt u op elk
gewenst moment op de rode pijl in de
linkerbovenhoek van de weergegeven
pagina drukken om de functie uit te
schakelen.
Selecteren van het type
manoeuvre
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre op het
touchscreen getoond: standaard is dit, als de auto na
het aanzetten van het contact heeft gereden, de pagina
" Inparkeren ", anders de pagina " Uitparkeren".
F Selecteer het type en de zijde van de
manoeuvre om het zoeken naar een
parkeerplek in te schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op
elk gewenst moment gewijzigd worden,
ook wanneer er naar een beschikbare
parkeerplek wordt gezocht.
Dit lampje gaat branden om de
selectie te bevestigen.
Zoeken naar een parkeerplek
F Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30 km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt
onderbroken als u sneller dan 30 km/h rijdt.
De
functie wordt automatisch uitgeschakeld
vanaf een rijsnelheid van 50
km/h.
Voor "fileparkeren" moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 1
m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte
van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn
aan de breedte van uw auto plus 0,70
m.
Als u de parkeerhulpfunctie hebt
gedeactiveerd, wordt deze automatisch
weer geactiveerd bij activering van de
Full
Park Assist.
Rijden