Page 177 of 320

175
Dit rijhulpsysteem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een ver vanging
zijn voor het gebruik van de binnenspiegel
en de buitenspiegels. De bestuurder moet
te allen tijde het verkeer in de gaten blijven
houden, de snelheid en afstand van
achteropkomend verkeer inschatten en
beslissen of veilig van rijstrook gewisseld
kan worden.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en
uitgeschakeld via het menu Rijden/
Auto van het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact
is afgezet opgeslagen in het geheugen. Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Werking
Sensoren in de voor- en achterbumper
bewaken de dode hoeken.
Indien een voertuig – een (motor)fiets, een auto
of een vrachtwagen – zich in de dode hoek van
de auto bevindt, zal er een oranje lampje gaan
branden in de desbetreffende buitenspiegel.
Daarbij moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan:
-
d
e voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen 12 en
140
km/h (uitvoeringen zonder Park Assist
of Full Park Assist),
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen 30 en
140
km/h (uitvoeringen met Park Assist of
Full Park Assist),
-
u h
aalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil met het andere voertuig
kleiner is dan 10
km/h,
-
u w
ordt ingehaald door een voertuig waarbij
het snelheidsverschil met het andere
voertuig kleiner is dan 25
km/h,
-
he
t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal en het ingehaalde voertuig blijft
zich ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger of caravan
enz.
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven
in de volgende situaties:
-
n
abij stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden enz.),
6
Rijden
Page 178 of 320

176
Storing
- bij tegemoetkomend verkeer,
- b ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten,
-
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus enz.) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
a
ls de functie Park Assist of Full Park Assist
is geactiveerd.
In het geval van een storing gaat dit lampje
branden op het instrumentenpaneel, in
combinatie met een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm
leiden (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
vo e r tui g).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd
op dat de sensoren niet met modder,
sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger
trekt
met een door PEUGEOT
gehomologeerde trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 cm van de sensoren.
Parkeerhulp
Deze functie waarschuwt met behulp van
sensoren in de bumper voor obstakels in
de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers,
auto's, bomen, slagbomen, enz.) die binnen het
detectiebereik vallen.
Rijden
Page 179 of 320

177
Deze functie is een parkeerhulpsysteem
voor de bestuurder die desondanks altijd
zijn aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
De bestuurder moet alert blijven en indien
nodig de controle over de auto overnemen.
Hij/zij moet zich altijd bewust zijn van
de omgeving voorafgaand aan het
manoeuvreren.
Gedurende de hele manoeuvre moet de
bestuurder erop letten dat de ruimte vrij blijft.
Parkeersensoren achter
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Het geluidssignaal afstellenIn uitvoeringen uitgerust met
PEUGEOT Connect Radio, wordt
door het indrukken van deze
knop het venster Volumeafstelling
geluidssignaal geopend. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op
de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10 km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor
of achter) geeft de plaats van het obstakel
ten opzichte van de auto aan de zijde van de
rijrichting van de auto (vooruit of achteruit) aan.
Parkeerhulp zijkant
Grafische weergave
De functie signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezone van de
sensoren en de rijrichting van de auto die bepaald
wordt door de draairichting van het stuur wiel.
Aanvulling op het geluidssignaal zonder
rekening te houden met de rijrichting van het
voertuig, door segmenten op het scherm weer
te geven die de afstand aangeven tussen het
obstakel en het voertuig (wit: obstakels veraf,
oranje: obstakels in de buurt en rood: obstakels
heel dichtbij).
6
Rijden
Page 180 of 320

178
Door gebruik te maken van vier extra sensoren
aan de zijkant van de voor- en achterbumper,
registreert het systeem de positie van de vaste
obstakels tijdens het manoeuvreren en geeft
een signaal wanneer de obstakels de zijkant
van de auto naderen.Alleen vaste obstakels worden correct
aangegeven. Bewegende objecten,
gedetecteerd aan het begin van de
manoeuvre, kunnen per ongeluk worden
aangegeven. Bewegende objecten die
aan de zijkanten van het auto verschijnen
en niet vooraf geregistreerd zijn, worden
echter niet aangegeven.
Uitschakelen/inschakelen
Deze functie kan gedeactiveerd en
geactiveerd worden via het menu
Rijden /Auto van het touchscreen.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact. Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer
een aanhanger of fietsdrager wordt
aangekoppeld aan een trekhaak, die
overeenkomstig de voorschriften van de
fabrikant is gemonteerd.
In dat geval wordt de omtrek van een
aanhanger weergeven aan de achterzijde
van het beeld van de auto.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist en Full Park Assist bezig is
de beschikbare ruimte van een parkeerplaats
te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over het Park Assist en het
Full Park Assist .Beperkingen van de werking
- Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de sensoren van de auto
verstoren.
Aanbevelingen over
onderhoud
Zorg er voor dat de sensoren bij slecht
of winters weer niet bedekt zijn met
modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 cm van de sensoren.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
B
ij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D
e sensoren kunnen worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval, enz.).
Rijden
Page 181 of 320

179
Storing
Als er een storing optreedt bij het
inschakelen van de achteruitversnelling,
gaat op het instrumentenpaneel dit
lampje branden, in combinatie met
de weergave van een melding en een
geluidssignaal (kort piepsignaal).
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Visiopark 1 – Visiopark 2
In het venster links kan de omgeving op
verschillende manieren worden weergegeven:
-
standaardweergave,
-
180°-weergave,
-
i
ngezoomd beeld
Bij een draaiende motor kunnen met deze
systemen weergaven van de directe omgeving
van de auto worden weergegeven op het
touchscreen met behulp van één camera voor
Visiopark 1 en twee camera's voor Visiopark 2. Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld:
links wordt de omgeving weergegeven zoals
die door de camera('s) wordt geregistreerd
en rechts wordt een samengesteld beeld van
bovenaf van de directe omgeving van de auto
weergegeven.
De informatie van de parkeerhulpsensoren
wordt ook weergegeven op het beeld van
bovenaf van de auto.
Standaard is de stand AUTO geactiveerd.
In deze stand kiest het systeem de beste
weergave (standaard of ingezoomd) afhankelijk
van de informatie die door de parkeerhulp
wordt doorgegeven.
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk
gewenst moment de weergave wijzigen.
F
D
ruk op de toets in de hoek linksonder van
het touchscreen.
F
Sel
ecteer een type weergave:
•
"Standaardweergave ",
•
"180°-weergave ",
•
"Ingezoomde weergave ",
•
"AUTO view ".
De weergave wordt onmiddellijk aangepast aan
het geselecteerde type.
De status van de functie wordt niet opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
Werkingsprincipe
Bij Visiopark 2 wordt het beeld samengesteld
door beide camera's, zowel bij het vooruitrijden
als bij het achteruitrijden.
Als de functie wordt geactiveerd, wordt het
bovenaanzicht mogelijk niet weergegeven.
Als
de functie wordt geactiveerd ter wijl de auto
al gereden heeft, wordt het bovenaanzicht
mogelijk wel volledig weergegeven. Dit systeem registreert tijdens het
manoeuvreren bij lage snelheid met één of
twee camera's de omgeving van de auto.
Een beeld van bovenaf van uw auto in
zijn directe omgeving wordt in real time
samengesteld tijdens het manoeuvreren.
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid de
obstakels in de buurt van de auto te zien.
Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto
langere tijd stilstaat.
6
Rijden
Page 182 of 320

180
Dit systeem dient ter ondersteuning van
de bestuurder die zelf echter altijd attent
moet blijven.
De door de camera('s) geproduceerde
beelden kunnen door het reliëf worden
ver vormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende omgevingslicht
kunnen er schaduwzones ontstaan; het beeld
is dan donkerder en minder contrastrijk.
Aanbevelingen over
onderhoud
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
sensoren en camera's niet bedekt raken met
modder, ijs of sneeuw.
Controleer geregeld of de lenzen van de
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een
zachte en droge doek.
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30
centimeter van de camera's en sensoren.
Visiopark 1
Beeld van de camera achter
De bij de kentekenplaatverlichting
gemonteerde camera achter is actief als de
achteruitversnelling is ingeschakeld en de
snelheid niet hoger is dan 10 km/h.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 10
km/h,
-
a
utomatisch, als de achterklep wordt
geopend,
-
a
ls uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog
7
seconden weergegeven),
-
a
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen 1 geven de breedte van
de auto weer met uitgeklapte spiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm
vanaf de achterbumper weer; de twee blauwe
lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1
en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Rijden
Page 183 of 320

181
Ingezoomde weergave
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien
extra informatie over de omgeving van de
auto.
Stand AUTO
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich bevindt ter
hoogte van de rode lijn (minder dan 30 cm
van de auto), wordt dankzij de sensoren in de
achterbumper automatisch overgeschakeld van
de weergave van de omgeving achter de auto
(standaard) naar de weergave van het beeld
van bovenaf (ingezoomd) van de auto.
180°-weergave
Visiopark 2
De auto is voorzien van een in de grille geplaatste
camera vóór en een camera achter die in de buurt
van de kentekenplaatverlichting is geplaatst.
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A
, centraal B
en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het menu voor het veranderen van de
weergave.
6
Rijden
Page 184 of 320

182
Beeld van de camera achter
Als een aanhanger is aangekoppeld of
een fietsendrager is gemonteerd op de
trekhaak, wordt het gebied achter de auto
op het beeld van bovenaf van de auto zwart
weergegeven. De beelden van de omgeving
worden dan uitsluitend samengesteld met
behulp van de camera vóór.
Het systeem wordt automatisch geactiveerd
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 10 km/h,
-
a
ls uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld aan de achterzijde
wordt dan na 7 seconden ver vangen door
het beeld aan de voorzijde),
-
a
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
De verschillende weergaves van de camera achter
komen overeen met de weergaves die beschreven
zijn in het gedeelte over de Visiopark
1.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de Visiopark 1 .
Beeld van de camera's voor en
achter
Bij draaiende motor en een
rijsnelheid van maximaal 20
km/h
kunt u deze functie activeren via
het menu Rijden/Auto van het
touchscreen:
Dankzij deze twee camera's kan het systeem
de nabije omgeving van de auto weergeven
op het touchscreen, waarbij u kunt kiezen uit
een weergave van de omgeving achter de auto
(camera achter), als de achteruitversnelling
is ingeschakeld, en een weergave van de
omgeving vóór de auto (camera vóór), als de
versnellingsbak in de neutraalstand staat of
een vooruitversnelling is ingeschakeld.
F
Sel
ecteer " Panoramacamera ".De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de rijsnelheid hoger wordt
dan ongeveer 30 km/h (het beeld verdwijnt
tijdelijk vanaf een snelheid van 20 km/h),
-
a
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave
Het gebied vóór de auto wordt weergegeven op
het scherm.
De blauwe lijnen 1 geven de breedte van
de auto weer met uitgeklapte spiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De stand AUTO wordt standaard gebruikt, met
een weergave van de omgeving vóór de auto
als de versnellingsbak in de neutraalstand staat
of een vooruitversnelling is ingeschakeld, en
een weergave van de omgeving achter de auto
als de achteruitversnelling is ingeschakeld.
Rijden