Page 225 of 320

223
Na het verwisselen van een wiel
Met een "noodreservewiel"
Het rijden met meer dan één reser vewiel
is verboden.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na nadere
inspectie kan de technicus u vertellen of
de band gerepareerd kan worden of moet
worden vervangen.
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas van
polycarbonaat met een speciale vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers
te voorkomen. Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) monteert
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 5 .
F
B
evestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op.
Doe het volgende:
-
s
chakel bepaalde rijhulpsystemen
(Active Safety Brake, Adaptieve
snelheidsregelaar, enz.) uit, zoals
aangegeven op de sticker op het wiel,
-
r
ijd niet sneller dan de maximaal
toegestane snelheid van 80
km/h.
8
In geval van pech
Page 226 of 320

224
Halogeenlampen
Controleer voor een goede kwaliteit van
de verlichting of de lamp op juiste wijze in
de behuizing is geplaatst.
Verlichting vóór
Uitvoering met "Full LED"-
koplampen
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten/
richtingaanwijzers (LED).
2. Dimlicht (LED).
3. Grootlicht (LED).
4. Statische bochtverlichting (LED).
Raak de "Full LED"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Uitvoering met halogeenkoplampen
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten (LED).
2. Grootlicht (H7).
3. Dimlicht (H7).
4. Richtingaanwijzers (PWY24W).
Openen van de motorkap/toegang tot de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor – Kans op
brandwonden!
Houd rekening met voor werpen of kleding die vlam
kunnen vatten of in de propeller van de motor ventilator
kunnen komen – Gevaar voor beknelling!
Na het ver wisselen van een lamp
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de
beschermkap om er voor te zorgen dat de
lampunit goed wordt afgedicht.
Richtingaanwijzers (uitvoering
met halogeenkoplampen)
Sneller knipperen van het richtingaanwijzer-
lampje (links of rechts) in het instrumenten-
paneel betekent dat één of meerdere
lampen aan die zijde defect zijn.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
D
raai de gloeilamp een kwartslag, trek hem
uit de lamphouder en plaats een nieuwe.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
De amberkleurige lampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
In geval van pech
Page 227 of 320
225
Grootlicht (uitvoering met
halogeenkoplampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
F
T
rek de lamp naar achteren om hem te
verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Dimlicht (uitvoering met
halogeenkoplampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
F
D
uw de veer naar voren en dan naar rechts
om de lamp te verwijderen.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Zijknipperlichten (LED's) Spots in de buitenspiegels (LED's)
Achterlichten
Uitvoering met LED-achterlichten
1.
Richtingaanwijzers (LED).
2. Remlichten (LED).
3. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED).
4. Achteruitrijlichten (P21W).
5. Mistlampen (P21W).
LED: lichtgevende diode.
8
In geval van pech
Page 228 of 320
226
Uitvoering met adaptieve Full
LED 3D-achterlichten
1.Richtingaanwijzers (LED).
2. Remlichten (LED).
3. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED).
4. Achteruitrijlichten (P21W).
5. Mistlampen (P21W).
Achteruitrijlichten/
mistachterlichten.
LED: lichtgevende diode. Deze lampen zijn te ver vangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze,
F
d
raai de gloeilamp een kwartslag, trek hem
uit de lamphouder en plaats een nieuwe.
Voer voor de montage dezelfde handelingen
in
omgekeerde volgorde uit.
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp
kort na het afzetten van het contact
vervangt – Kans op brandwonden!
Achteruitrijlichten
Mistachterlichten
Derde remlicht (LED's)
In geval van pech
Page 229 of 320

227
Kentekenplaatverlichting (LED's)
Een zekering vervangen
Boordgereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de zekeringkast.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing op te sporen en
te (laten) verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te
zetten,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de actuele zekeringtabellen en
schema's. Bij het werken aan een zekering moet u:
F
d
e speciale tang gebruiken om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en moet
u controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
e
en defecte zekering altijd vervangen door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(dezelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan
het elektrische systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
H
aal de tang uit de houder.
F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los. F
O
pen het dashboardkastje.
F
D
ruk op de middelste handgreep van het
deksel van de zekeringkast.
F
B
eweeg het deksel volledig omlaag.
F
H
aal de tang uit de houder. De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de zekeringtabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
8
In geval van pech
Page 230 of 320

228
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw
auto is reeds rekening gehouden met de montage
van zowel de standaarduitrusting als eventuele
opties. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Om toegang tot de zekeringen te krijgen, dient
u dezelfde procedure te volgen als beschreven
in de gereedschapsset voor het ver vangen van
zekeringen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer meer informatie over de toegang tot de
gereedschapsset.
Goed
Defect
Ta n g
In geval van pech
Page 231 of 320
229
Overzicht zekeringen
Kast 1Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F1 10 A"Elektrochromatische" spiegels.
F3 5 AAdaptieve 3D-achterlichten.
F4 15 AClaxon.
F5 20 ARuitensproeierpomp achter (SW).
F6 20 ARuitensproeierpomp vóór.
F7 10 AUSB-aansluitingen achter.
F8 20 ARuitenwisser achter (SW).
F10 30 ACentrale vergrendeling.
F11 30 AVergrendeling/ontgrendeling achterklep.
F14 5 ANoodoproep en pechhulpoproep, elektronische eenheid alarmsysteem.
F24 5 AHifi-versterker.
F27 5 ASirene alarmsysteem.
F29 20 ATouchscreen audiosysteem.
F31 15 A12V-aansluiting achter.
F32 15 AAansteker/12V-aansluiting vóór.
8
In geval van pech
Page 232 of 320
230
Kast 2Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F2 10 AVerwarmde buitenspiegels.
F3 40 AImpulsruitbediening vóór.
F4 15 ABedieningspaneel bestuurdersportier, geheugenfunctie elektrisch verstelbare stoelen.
F5 40 AImpulsruitbediening achter.
F6 15 A12V-aansluiting bagageruimte.
F7 30 AStoelverwarming.
F10 20 AServicecentrale trekhaak.
F12 25 AHifi-versterker.
In geval van pech