Page 65 of 320

63
Achterbank
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
F
k
antel eerst de rugleuning naar voren,
F
b
eweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F
d
ruk ver volgens de pal A in om de hoofdsteun
te ontgrendelen en beweeg hem helemaal
omhoog,
F
b
erg de hoofdsteun op.
Als een stoel niet wordt gebruikt, moet de
hoofdsteun in de laagste stand worden gezet
voor beter zicht naar achteren:
F
d
ruk de pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
Als er een passagier achterin zit, moet de
hoofdsteun in een hogere stand worden gezet
voor meer comfort en veiligheid:
F
t
rek de hoofdsteun omhoog tot de gewenste
positie is bereikt. Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats
en de hoofdsteunen van de buitenste
zitplaatsen zijn niet uitwisselbaar.Neerklappen van de rugleuningen
Het neerklappen en rechtop zetten van
de rugleuningen mag uitsluitend worden
uitgevoerd bij stilstaande auto.
Voorbereidende handelingen:
F
z
et de hoofdsteunen in de laagste stand
of ver wijder deze indien nodig bij het
vervoeren van zware ladingen,
F
s
chuif indien nodig de voorstoelen naar
voren,
F
z
et de armsteun achter omhoog,
F
z
org er voor dat de rugleuningen
ongehinderd kunnen worden neergeklapt
(verwijder kleding, bagage enz.),
F
c
ontroleer of de veiligheidsgordels goed
tegen de rugleuning zijn geplaatst. Wanneer de rugleuning is ontgrendeld,
is de rode indicator zichtbaar in de
handgreep.
Vanuit het passagierscompartiment
Terugplaatsen van een hoofdsteun:
F s
teek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
F
d
uw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag,
F
d
ruk de pal A in en duw de hoofdsteun
omlaag.
F Druk de handgreep 1 voor het ontgrendelen van de rugleuning in.
F
B
eweeg de rugleuning 3 naar voren tot hij
plat ligt.
3
Ergonomie en comfort
Page 66 of 320

64
Vanuit de bagageruimte (SW)
Terugplaatsen van de
rugleuningen
Controleer eerst of de buitenste
veiligheidsgordels goed verticaal langs de
vergrendelingsogen van de rugleuningen
zijn geplaatst.
F
T
rek hendel 2 naar u toe om de rugleuning
te ontgrendelen.
De rugleuning 3 wordt volledig op de zitting
neergeklapt.
Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt bij een noodstop of een
aanrijding de veiligheid van de passagiers
ernstig in het geding.
De inhoud van de bagageruimte kan naar
voren slingeren – Kans op ernstig letsel!
i-Cockpit® Amplify-functie
Met deze functie kunt u verschillende
ambiances voor het rijden kiezen.
De ambiances worden gekenmerkt
door specifieke instellingen van de
uitrustingselementen.
Deze ambiances kunt u via het het touchscreen
aan uw persoonlijke smaak aanpassen.
Inhoud van een ambianceF Zet de rugleuning 3 rechtop en druk hem stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
F
C
ontroleer of de rode indicator van de
handgreep 1 niet meer zichtbaar is.
F
T
rek even aan de rugleuning om te
controleren of hij goed is vergrendeld.
F
C
ontroleer of de buitenste veiligheidsgordels
niet klem zijn komen te zitten bij het
terugplaatsen van de rugleuning. Een ambiance wordt bepaald door de instellingen
van de volgende uitrustingselementen:
-
s
feerverlichting van het interieur,
(aan/uit en instelling van de
lichtsterkte, selectie van de kleur).
-
geluidssfeer,
(selectie van een vooraf bepaalde
instelling van de equalizer van het
audiosysteem).
-
meerkeuzemassagefunctie,
(voor elke bestuurders- en
passagiersstoel: aan/uit, selectie van
het soort massage en de intensiteit
van de massage).
-
rijstanden,
(ECO, Comfort, Normal of Sport).
Ergonomie en comfort
Page 67 of 320

65
Toegang tot de startpagina
van de functie i-Cockpit®
Amplify
Rechtstreeks via deze toets
Via het menu Applicaties
F
Sel
ecteer " i-Cockpit
® Amplify ".
Activeren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F
S electeer een ambiance: " Relax" of
" Boost ".
Afhankelijk van de gekozen instellingen
voor de ambiance worden de verschillende
uitrustingselementen direct geactiveerd.
Deactiveren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F D ruk op " Ambiance uitschakelen ".
of
F
S
electeer de andere ambiance.
De ambiance wordt automatisch gedeactiveerd
bij het afzetten van het contact.
Personaliseren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F S electeer de ambiance om deze te activeren. U kunt op elk gewenst moment tijdelijk een
ambiance wijzigen door de instellingen
van een of meer uitrustingselementen
die bepalend zijn voor de ambiance te
wijzigen, buiten de functie i- Cockpit
®
Amplify om.
U kunt bijvoorbeeld de massage
uitschakelen of de intensiteit ervan
aanpassen door te drukken op de
massageknop van uw stoel of de
sfeerverlichting in het interieur activeren/
deactiveren via het menu Rijden/Auto .
In dat geval worden de nieuwe instellingen
niet opgeslagen in de op dat moment
geactiveerde ambiance.
F
D
ruk op "
Instellingen " om de pagina voor
het instellen van de ambiance te openen.
F
S
electeer een uitrustingselement waarvan u
de instellingen wilt wijzigen.
F
D
ruk, om terug te keren naar de pagina
voor het instellen van de ambiance, na het
wijzigen van de instellingen op een deel
van het scherm buiten het venster voor het
instellen van het uitrustingselement.
F
D
ruk als u alle gewenste wijzigingen hebt
doorgevoerd op " Parameters opslaan ".
De wijzigingen in de parameters worden direct
doorgevoerd.
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Knoppen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
de verwarming en ventilatie worden bediend
via het menu " Airconditioning " van het
touchscreen of via het bedieningspaneel van
de middenconsole.
3
Ergonomie en comfort
Page 68 of 320

66
Luchtverdeling
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Afsluitbare en verstelbare buitenste
ventilatieroosters. 4.
Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen voetenruimte
voorpassagiers.
6. Uitstroomopeningen voetenruimte
achterpassagiers.
7. Verstelbare ventilatieroosters.
Praktische informatie
Gebruik van de ventilatie en
airconditioning
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
moeten blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
F Voor de buitenste ventilatieroosters: zet de knop in de middelste stand en beweeg hem
zijwaarts richting het portier.
F
V
oor de middelste ventilatieroosters: zet de
knop in de middelste stand en beweeg hem
zijwaarts naar u toe.
Sluiten van de ventilatieroosters
Ergonomie en comfort
Page 69 of 320

67
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij aan een schonere lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
ECO-rijstand
De selectie van deze stand optimaliseert het
brandstofverbruik, maar beperkt het gebruik
van de verwarming en de airconditioning
zonder deze echter uit te schakelen.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina
met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
Het airconditioningssysteem werkt bij draaiende
motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties
werken ook bij ingeschakeld contact.1.
Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Airconditioning aan/uit.
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit.
6. Maximale stand van de airconditioning.
7. Toegang tot de secundaire pagina.
8. Centrale regeling/gescheiden regeling.
9. Selectie van de instellingen voor het
automatische comfortprogramma (Soft/
Normal/Fast).
10. "AQS"-functie (Air Quality System)
(afhankelijk van de uitvoering).
11. Voorverwarming interieur (afhankelijk van
de uitvoering).
12 . Automatisch programma "Zicht".
13. Recirculatie van de interieurlucht.
14 . Uitschakelen van het systeem.
3
Ergonomie en comfort
Page 70 of 320