
65
Toegang tot de startpagina
van de functie i-Cockpit®
Amplify
Rechtstreeks via deze toets
Via het menu Applicaties
F
Sel
ecteer " i-Cockpit
® Amplify ".
Activeren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F
S electeer een ambiance: " Relax" of
" Boost ".
Afhankelijk van de gekozen instellingen
voor de ambiance worden de verschillende
uitrustingselementen direct geactiveerd.
Deactiveren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F D ruk op " Ambiance uitschakelen ".
of
F
S
electeer de andere ambiance.
De ambiance wordt automatisch gedeactiveerd
bij het afzetten van het contact.
Personaliseren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F S electeer de ambiance om deze te activeren. U kunt op elk gewenst moment tijdelijk een
ambiance wijzigen door de instellingen
van een of meer uitrustingselementen
die bepalend zijn voor de ambiance te
wijzigen, buiten de functie i- Cockpit
®
Amplify om.
U kunt bijvoorbeeld de massage
uitschakelen of de intensiteit ervan
aanpassen door te drukken op de
massageknop van uw stoel of de
sfeerverlichting in het interieur activeren/
deactiveren via het menu Rijden/Auto .
In dat geval worden de nieuwe instellingen
niet opgeslagen in de op dat moment
geactiveerde ambiance.
F
D
ruk op "
Instellingen " om de pagina voor
het instellen van de ambiance te openen.
F
S
electeer een uitrustingselement waarvan u
de instellingen wilt wijzigen.
F
D
ruk, om terug te keren naar de pagina
voor het instellen van de ambiance, na het
wijzigen van de instellingen op een deel
van het scherm buiten het venster voor het
instellen van het uitrustingselement.
F
D
ruk als u alle gewenste wijzigingen hebt
doorgevoerd op " Parameters opslaan ".
De wijzigingen in de parameters worden direct
doorgevoerd.
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Knoppen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
de verwarming en ventilatie worden bediend
via het menu " Airconditioning " van het
touchscreen of via het bedieningspaneel van
de middenconsole.
3
Ergonomie en comfort

67
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij aan een schonere lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
ECO-rijstand
De selectie van deze stand optimaliseert het
brandstofverbruik, maar beperkt het gebruik
van de verwarming en de airconditioning
zonder deze echter uit te schakelen.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina
met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
Het airconditioningssysteem werkt bij draaiende
motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties
werken ook bij ingeschakeld contact.1.
Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Airconditioning aan/uit.
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit.
6. Maximale stand van de airconditioning.
7. Toegang tot de secundaire pagina.
8. Centrale regeling/gescheiden regeling.
9. Selectie van de instellingen voor het
automatische comfortprogramma (Soft/
Normal/Fast).
10. "AQS"-functie (Air Quality System)
(afhankelijk van de uitvoering).
11. Voorverwarming interieur (afhankelijk van
de uitvoering).
12 . Automatisch programma "Zicht".
13. Recirculatie van de interieurlucht.
14 . Uitschakelen van het systeem.
3
Ergonomie en comfort

208
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue (BlueHDi-
motoren), in het bijzonder met betrekking
tot
het bijvullen.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven,
deze componenten overeenkomstig de
onderhoudsschema van de fabrikant.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk
of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
dit filter twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
dit filter twee keer zo vaak
worden vervangen .
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding over het
risico van verstopping van het filter.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het
minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Praktische informatie

248
Remblokken .........................................................20 9
Remmen ................................................... 12, 17, 209
Remschijven
......................................................... 209
Reservewiel
.......................................................... 209
Reservoir ruitensproeiers
....................................207
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
...........141-142
Resetten van het traject ....................................27-2 8
Rijadviezen
.................................................... 12
4 -125
Rijden
............................................................... 56-57
Rijstanden
............................................................ 13 6
Rijstrookcontrolesystemen
........................... 10
0 -101
Roetfilter
........................................................ 20
7-208
Ruitbediening
................................................... 52-53
Ruitenwissers
......................................................... 22
S
Schakelaars stoelverwarming .........................59-60
Schakelindicator ................................................... 13 8
SCR (Selective Catalytic Reduction)
.................. 2
10
SCR-systeem
....................................................... 2
10
Selectiehendel
.............................................. 13
1-13 5
Selectiehendel automatische
transmissie
................................................. 131, 13 3
Serienummer auto ............................................... 243
Service (verklikkerlampje)
..................................... 13
S
feerverlichting
...................................................... 79
S
ignalering onoplettendheid
...............................169
Sjorogen
........................................................... 81, 8 4
Skiluik
...................................................................... 80
Sleutel
......................................................... 3 5 , 4 0 - 41
Sleutel met afstandsbediening
............................ 12
5
Sleutel niet herkend
............................................. 127
SMS
........................................................................\
30
Sneeuwkettingen
......................................... 141, 2 0 2
Snelheidsbegrenzer
..............................145 -148, 151
Snelheidslimietherkenning
..........................142, 14 4
Snelheidsregelaar ................145, 148 -155, 159, 161
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
................................145
Spaarfase
............................................................. 201
Sport-stand
........................................................... 13
6
Spraakcommando's
.................................. 5
- 8 , 10 -12
Startblokkering, elektronische
............................ 12
5
Starten dieselmotor
............................................. 197
Starten van
de auto
................. 13, 16 -17, 19, 124-126, 132-135
Stilzetten van
de auto
................ 13, 16 -17, 19, 124, 126, 132-135
Stoelen verstellen ............................................. 5
7- 5 9
Stoelverwarming
.............................................. 59
-60
Stop & Start
...................
2 1, 29, 67, 70, 138 -139, 198, 204, 208
STOP (verklikkerlampje) ........................................ 11
Streaming audio Bluetooth
..........................9, 25 -26
Stuurkolomschakelaars
................................131-13 5
Stuurwiel (verstellen)
............................................. 61
Stuurwielverstelling
................................................ 61
S
upervergrendeling
......................................... 36, 39
Synchroniseren afstandsbediening
......................42
T
Tankbeveiliging .................................................... 19 9
Technische gegevens ..................................2 3 9 - 2 41
Te laag brandstofniveau
......................................198
Telefoon
........................................... 77, 13 -15, 27-30
Te l l e r
........................................................................\
. 8
T
emperatuurregeling
............................................. 68
Tijd instellen ................................................ 34, 17, 33
TMC (verkeersinformatie)
......................................15
Toegang tot de achterbank ....................................57
Toerenteller ............................................................... 8
Touchscreen
................................. 29, 31-33, 76, 1, 1
Trailer Stability Management (TSM)
............102-103
Trekhaak
....................................... 102-103, 125, 199
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning ..........14 5 -14 6
Uitschakelen airbag passagier ............. 10
6 -107, 112
USB-aansluiting
............................... 7
5 -76, 80, 9, 25
V
Veiligheidsgordels ..........................12, 103 -104, 116
Veiligheidsgordels achter ............................103 -104
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
........................ 1 0 6 -1 0 7, 11 0 -112 , 117-12 0
Ventilatie
............................................... 65 - 66, 71, 73
Ventilatieroosters
................................................... 65
V
ergrendelen
.............................................. 36, 39 - 40
Vergrendeling portieren
......................................... 48
V
ergrendeling van binnenuit
.................................43
Vering met variabele demping
............................ 13
6
Verkeersinformatie (TMC)
.....................................15
Verklikkerlampje airbags
.......................................20
Verklikkerlampje handrem
..................................... 12
V
erklikkerlampje laag brandstofniveau
................14
Verklikkerlampje remsysteem
........................1
2 , 17
Verklikkerlampje Service
.......................................13
Verklikkerlampje STOP
......................................... 11
Verklikkerlampje voorgloeien (diesel)
...................14
Verlichting bagageruimte .......................................85
Versnellingsbak,
handgeschakeld
........ 13 1, 13 5 -13 6, 13 8 -13 9, 20 9
Versnellingshendel handgeschakelde versnellingsbak
.................................................. 13
1
Verversen
..................................................... 206-207
Vervoer van lange voorwerpen
.............................80
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
.................... 20
8
Verwarming
................................................. 6 5, 71-73
Visiopark 1
............................................................ 18 0
Visiopark 1 – Visiopark 2
.............................179, 181
Voorgloeien (dieselmotor)
..................................... 14
V
oorruitverwarming
............................................... 71
Voor stoelen
....................................................... 57- 5 9
Voorzieningen achterin
.......................................... 80
Trefwoordenregister