LET OP!
• Voordat u naar een versnelling schakelt,
moet u het rempedaal stevig intrappen.
Functies van Keyless Ignition (contact zonder
sleutel) — de knop ENGINE START/STOP gebrui-
ken
1. De schakelhendel moet in de stand PARK
of NEUTRAL staan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u
één keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt.
3. Het systeem neemt het dan over en pro-
beert de auto te starten. Als de auto niet
start, wordt de startmotor automatisch na
10 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken
voordat de motor aanslaat, drukt u nog-
maals op de knop.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.Functies van de Keyless Ignition — rempedaal/
koppelingspedaal niet ingetrapt (in de stand
PARK of NEUTRAL)
De werking van Keyless Ignition is vergelijk-
baar met die van een contactschakelaar.
Deze heeft drie standen: OFF, ON/RUN en
START. Om de contactmodus te kiezen zon-
der het voertuig te starten en om de acces-
soires te kunnen gebruiken, volgt u de onder-
staande stappen, te beginnen met de
contactschakelaar in de stand OFF:
1. Druk op de knop ENGINE START/STOP
om de contactschakelaar in de stand ON/
RUN te zetten.
2. Druk nogmaals op de knop ENGINE
START/STOP om de contactschakelaar in
de stand OFF te zetten.
Handgeschakelde versnellingsbak
De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL staan voordat u de motor kunt starten.
Trap het rempedaal in voordat u naar een
rijstand schakelt.Functies van Keyless Ignition (contact zonder
sleutel) — de knop ENGINE START/STOP gebrui-
ken
1. De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL staan.
2. Houd het koppelingspedaal ingetrapt ter-
wijl u één keer op de knop ENGINE
START/STOP drukt.
3. Het systeem neemt het dan over en pro-
beert de auto te starten. Als de auto niet
start, wordt de startmotor automatisch na
10 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken
voordat de motor aanslaat, drukt u nog-
maals op de knop.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
STARTEN EN RIJDEN
156
Functies van de Keyless Ignition — rempedaal/
koppelingspedaal niet ingetrapt (in de stand
PARK of NEUTRAL)
De werking van Keyless Ignition is vergelijk-
baar met die van een contactschakelaar.
Deze heeft drie standen: OFF, ON/RUN en
START. Om de contactmodus te kiezen zon-
der het voertuig te starten en om de acces-
soires te kunnen gebruiken, volgt u de onder-
staande stappen, te beginnen met de
contactschakelaar in de stand OFF:
1. Druk op de toets ENGINE START/STOP
om de contactschakelaar in de stand ON/
RUN te zetten.
2. Druk nogmaals op de knop ENGINE
START/STOP om de contactschakelaar in
de stand OFF te zetten.
De motor uitschakelen
Voertuigen met een mechanische sleutelhouder:
Ga als volgt te werk om de motor uit te
schakelen:
1. Parkeer het voertuig zodanig dat het geen
gevaar voor het overige verkeer oplevert.2. Zet de transmissie in de versnelling
(handgeschakelde modellen) of zet de
schakelhendel in PARK (P) (modellen met
automatische transmissie).
3. Terwijl de motor stationair draait, zet u de
contactschakelaar op STOP/OFF.
4. Verwijder de sleutel uit het contact als de
motor uit is.
Voertuigen die zijn uitgerust met een elektroni-
sche sleutel (contact zonder sleutel):
Als u de motor wilt uitschakelen terwijl de
voertuigsnelheid groter is dan 8 km/u
(5 mph), moet u de knop START/STOP in-
drukken en vasthouden of binnen enkele se-
conden drie keer achtereen op de knop
START/STOP drukken. De motor wordt uitge-
schakeld en de contactschakelaar wordt in de
stand RUN gezet.
Wanneer u de auto uitzet (de contactschake-
laar van RUN op STOP zet), blijft de voeding
naar de accessoires nog drie minuten actief.Wanneer u het bestuurdersportier opent ter-
wijl de contactschakelaar op RUN staat,
klinkt er een kort signaal dat de bestuurder
eraan herinnert de contactschakelaar op
STOP te zetten.
Wanneer de contactschakelaar op de stand
STOP/OFF staat, blijven de ruitschakelaars
nog drie minuten actief. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie uitgescha-
keld.
Laat de motor na intensief rijden enige tijd
stationair draaien, zodat de temperatuur in
het motorcompartiment kan dalen voordat u
de motor uitschakelt.
Normaal starten — dieselmotor
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw veiligheidsgordel vastmaken.
De startmotor mag niet langer dan 30 secon-
den worden bediend om de motor te starten.
Wacht enkele minuten tussen startpogingen
om de startmotor tegen oververhitting te
beschermen.
157
WAARSCHUWING!
• Breng het voertuig altijd eerst volledig
tot stilstand voordat u het verlaat, zet de
automatische versnellingsbak altijd in
de stand PARK en trek de parkeerrem
aan.
• Zorg er altijd voor dat de Keyless Ignition
Node in de stand "OFF" staat. Verwijder
daarna de sleutelhouder uit het voertuig
en vergrendel het voertuig.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Kinderen zonder toe-
zicht achterlaten in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk. Kinderen
of derden lopen dan het risico op ernstig
of zelfs dodelijk letsel. Waarschuw kin-
deren dat ze niet aan de handrem, het
rempedaal of de schakelhendel mogen
komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
WAARSCHUWING!
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
OPMERKING:
Wanneer de motor wordt gestart bij een zeer
lage omgevingstemperatuur kan dit witte
rook tot gevolg hebben. Het roken houdt op
naarmate de motor warmer wordt.
LET OP!
De startmotor mag 30 seconden worden
bediend om de motor te starten. Als de
motor niet start binnen deze tijd, dient u
ten minste twee minuten te wachten om
de startmotor te laten afkoelen voordat u
opnieuw start.
Normale startprocedure — Keyless Enter-N-Go
Let op de lampjes op het instrumentenpaneel
tijdens het starten van de motor.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
1. Trek altijd de handrem aan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u
één keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt.
OPMERKING:
Een vertraging voor het starten van maxi-
maal vijf seconden is mogelijk onder zeer
koude omstandigheden. Het controle-
lampje "Wachten met starten" gaat bran-
den tijdens het voorgloeien. Als het con-
trolelampje "Wachten met starten"
uitgaat, slaat de motor automatisch aan.
STARTEN EN RIJDEN
158
•SNOW: deze modus biedt u grotere stabili-
teit onder omstandigheden met slecht
weer. Voor gebruik op de weg en in het
terrein als er weinig grip is, zoals wegen
bedekt met sneeuw. In de stand SNOW
(afhankelijk van bepaalde gebruiks-
omstandigheden) kan de transmissie de
tweede versnelling gebruiken (in plaats van
de eerste) bij het wegrijden om het slippen
van de wielen te minimaliseren.
•SAND: voor terreinrijden of rijden op opper-
vlakken met weinig grip, zoals droog zand.
De transmissie is ingesteld op maximale
grip.
•MUD: voor terreinrijden of rijden op opper-
vlakken met weinig grip, zoals wegen be-
dekt met modder of nat gras.
•ROCK(alleen Trailhawk): deze modus is
alleen beschikbaar in de gearing 4WD LOW.
Het voertuig wordt ingesteld op maximale
grip en de hoogste stuurcapaciteit voor ter-
reinen. Deze modus geeft u de beste pres-
taties bij terreinrijden. Gebruik voor het
rijden op obstakels zoals grote rotsen, diepe
sporen, enz.OPMERKING:
• De stand ROCK is alleen beschikbaar op
voertuigen die zijn uitgerust met het Off-
Road-pakket.
• Schakel de afdalingsregeling in voor het
afrijden van steile hellingen. Raadpleeg
voor meer informatie “Elektronische remre-
geling” in dit hoofdstuk.
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal of het koppelingspedaal los laten
of het gaspedaal in te trappen, zal de motor
automatisch opnieuw worden gestart.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u de motorkap opent of
de motor is uitgeschakeld en het contact
op OFF staat. Volg de aanwijzingen op de
plaat onder de motorkap. Het verdient
WAARSCHUWING!
aanbeveling om de sleutelhouder te verwij-
deren als andere personen in het voertuig
achterblijven. Verlaat het voertuig alleen
als de sleutelhouder is verwijderd en het
contact op OFF staat. Controleer bij het
tanken of de motor is uitgeschakeld (con-
tact staat op OFF).
LET OP!
Neem bij het vervangen van de accu altijd
contact op met uw erkende dealer. Vervang
de accu door hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
Bedrijfsmodi
Modus motor stoppen
Modellen met handgeschakelde versnellings-
bak:
Als het voertuig stilstaat, stopt de motor als
de transmissie in de neutraalstand staat en
het koppelingspedaal is losgelaten.
177
Modellen met automatische transmissie:
Als het voertuig stilstaat en het rempedaal is
ingedrukt, schakelt de motor uit als de scha-
kelhendel in een andere stand staat dan
REVERSE.
In het geval van een heuvelopwaartse stop
wordt de motor niet uitgeschakeld en wordt
de functie "Hill Start Assist" ingeschakeld
(werkt alleen als de motor draait).
Het waarschuwingslampje op het instrumen-
tenpaneel licht op om aan te geven dat de
motor is uitgeschakeld.
Modus motor opnieuw starten
Modellen met handgeschakelde versnellings-
bak:
Om de motor opnieuw te starten, trapt u het
koppelingspedaal in.
Als het voertuig niet start wanneer de koppe-
ling wordt ingedrukt, zet u de schakelhendel
in de neutrale stand en herhaalt u de proce-
dure. Als het probleem aanhoudt, neemt u
contact op met de erkende dealer.Modellen met automatische transmissie:
Als u de motor opnieuw wilt starten, laat u het
rempedaal los.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in DRIVE staat, kan de motor
opnieuw worden gestart door de schakelhen-
del op REVERSE, NEUTRAL of "AutoStick" te
zetten.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in "AutoStick" staat, kan de
motor opnieuw worden gestart door de scha-
kelhendel op "+", "-" of REVERSE of NEU-
TRAL te zetten.
Wanneer de motor automatisch is gestopt en
u het rempedaal ingedrukt houdt, kunt u het
rempedaal loslaten en de motor uitgescha-
keld laten door de schakelhendel snel op
PARK te zetten. Wilt u de motor opnieuw
starten, dan zet u de schakelhendel eenvou-
digweg in een andere stand dan PARK.Handmatig activeren/deactiveren
Om het systeem handmatig te activeren/
deactiveren, drukt u op de knop op de mid-
denconsole.
• LED uit: systeem geactiveerd
• LED aan: systeem gedeactiveerd
Schakelaar STOP/START OFF
STARTEN EN RIJDEN
178
geel. Op dit moment wordt kracht op het
stuurwiel in de tegenovergestelde richting
van de grens van rijstrook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook.
Status van rijstrookdetectie wijzigen
Het rijstrookdetectiesysteem heeft instellin-
gen om de intensiteit van de voelbare waar-
schuwing (laag/gemiddeld/hoog) en de ge-
voeligheid van de waarschuwingszone (vroeg/
gemiddeld/laat) te configureren via het
scherm van het Uconnect systeem. Raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
OPMERKING:
• Het systeem geeft geen voelbare waarschu-
wing op het stuurwiel als een veiligheids-
systeem wordt geactiveerd. (ABS, TCS,
ESP, FCW, enz.).• Bij gebruik van de richtingaanwijzers en de
waarschuwingsknipperlichten worden de
waarschuwingen ook onderdrukt.
PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA
Symbolen en berichten op het display
Wanneer de schakelhendel in de achteruitrij-
stand staat, kunt u een beeld op het scherm
bekijken van de achterzijde van uw auto. Het
beeld van de ParkView-achteruitrijcamera
wordt weergegeven op het Uconnect-display, in
het middendeel van het instrumentenpaneel.
Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan.
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruitrij-
camera" in het hoofdstuk "Starten en rijden" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik wordt
gemaakt van de ParkView achteruitrijca-
WAARSCHUWING!
mera. Controleer het gebied achter de auto
altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en wees
bedacht op voetgangers, dieren, andere
voertuigen, obstakels en dode hoeken, voor-
dat u achteruitrijdt. Blijf oplettend tijdens
het achteruitrijden. Anders bestaat er een
risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
LET OP!
• Om voertuigschade te voorkomen mag
ParkView alleen worden gebruikt als par-
keerhulp. De ParkView camera kan niet
elk obstakel of voorwerp zien.
• Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam rijden bij gebruik van Park-
View, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel wordt waargenomen. Het is
raadzaam om tijdens het achteruitrijden
over uw schouder te kijken, ook wanneer
u gebruik maakt van ParkView.
195
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een noodstop
of ongeval naar voren schieten en zo de
inzittenden ernstig letsel toebrengen. Berg
de krik en het reservewiel altijd op de
daarvoor bestemde plaatsen op. Laat de
leeggelopen (lekke) band onmiddellijk re-
pareren of vervangen.
Voorbereidingen voor het opkrikken
1. Parkeer de auto op een stevige en vlakke
ondergrond, zo ver mogelijk verwijderd
van de weg. Vermijd een gladde
ondergrond.
WAARSCHUWING!
Probeer geen wiel te verwisselen aan de
zijde van de auto waar ander verkeer langs
rijdt. Ga ver genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij gebruik van
de krik of het verwisselen van een wiel.
2. Schakel de waarschuwingsknipperlichten
in.
3. Trek de handrem aan.4. Zet de keuzehendel in de stand PARK
(automatische versnellingsbak) of in de
stand REVERSE (handgeschakelde
versnellingsbak).
5. Zet het contact in de stand OFF.
6. Blokkeer de voor- en achterkant van het
wiel dat zich diagonaal tegenover het krik-
punt bevindt. Bijvoorbeeld, als het rech-
tervoorwiel wordt vervangen, blokkeert u
het linkerachterwiel.
OPMERKING:
Laat geen passagiers in de auto zitten wan-
neer deze wordt opgekrikt.
Instructies bij opkrikken
WAARSCHUWING!
Neem de volgende waarschuwingen in
acht bij het verwisselen van een band, om
persoonlijk letsel of schade aan de auto te
voorkomen:
• Parkeer de auto op een stevige en vlakke
ondergrond, zo ver mogelijk verwijderd
van de weg, voordat u de auto opkrikt.
• Schakel de waarschuwingsknipperlich-
ten in.
• Blokkeer het wiel dat zich schuin tegen-
over het te vervangen wiel bevindt.
• Trek de handrem stevig aan en zet de
transmissie in de stand PARK.
• Start de motor niet en laat deze niet
draaien zolang de auto door een krik
wordt ondersteund.
• Laat niemand in de auto zitten zolang
deze door een krik wordt ondersteund.
• Begeef u niet onder de auto wanneer
deze door een krik wordt ondersteund.
Als u werkzaamheden onder de auto
moet uitvoeren, zet deze dan op een
hefbrug.
Wiel geblokkeerd
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
226
Uw route wordt op de kaart gemarkeerd met
een blauwe lijn. Wanneer u afwijkt van de
oorspronkelijke route, wordt uw route op-
nieuw berekend. Tijdens het rijden op hoofd-
wegen wordt mogelijk een pictogram met de
maximumsnelheid weergegeven.
Een tussenstop invoegen
• Om een tussenstop in te voegen, moet de
routenavigatie actief zijn.
• Kies de schermtoets "Menu" om terug te
keren naar het navigatiehoofdmenu.
• Kies de schermtoets "Where To?" (waar-
heen) en zoek naar de extra tussenstop.
Wanneer een andere locatie is geselec-
teerd, kunt u ervoor kiezen uw vorige route
te annuleren, de locatie toe te voegen als
eerste bestemming of de locatie toe te
voegen als laatste bestemming.
• Druk op de gewenste keuze en kies de
schermtoets "GO!" (start).
Een omleiding volgen
• Om een omleiding te volgen, moet u een
route navigeren.
• Kies de schermtoets "Detour" (Omleiding).
OPMERKING:
Als de route die u nu volgt de enige redelijke
optie is, is het mogelijk dat het apparaat geen
omleiding berekent. Zie voor meer informatie
de aanvulling op de gebruikershandleiding
van Uconnect.
Kaartupdate
Ga naar www.maps.mopar.eu om uw kaart te
updaten of neem contact op met een erkende
dealer.
MULTIMEDIA
334