(C) Afdichtingsmiddel uit de bandservicekit
in de lekke band spuiten:
• Start altijd de motor voordat u de bandser-
vicekit inschakelt.
OPMERKING:
Bij auto's met handmatige versnellingsbak
moet de handrem zijn aangetrokken en de
schakelhendel in de stand NEUTRAL staan.
• Nadat op de aan/uit-knop (4) wordt ge-
drukt, stroomt het afdichtingsmiddel (witte
vloeistof) van de fles (1) naar de afdich-
tingsslang (6) en in de band.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat afdichtingsmiddel uit het
gaatje in de band lekt.
Als het afdichtingsmiddel (witte vloeistof) niet
binnen 0 tot 10 seconden door de slang (6)
stroomt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen. Maak de af-
dichtingsslang (6) los van het ventiel.
Zorg dat het ventiel schoon is. Sluit de
afdichtingsslang (6) weer aan op het ven-
tiel. Controleer of de functieregelknop (5)in de stand voor de afdichtingsfunctie
staat en niet in de stand voor de lucht-
functie. Druk op de aan/uit-knop (4) om
de bandservicekit in te schakelen.
2. Sluit de stekker (8) aan op een andere
12 Volt-aansluiting in uw auto of, indien
mogelijk, in een andere auto. Zorg dat de
motor draait voordat u de bandservicekit
inschakelt.
3. De fles (1) met afdichtingsmiddel is mo-
gelijk eerder gebruikt en daarom leeg.
Schakel hulp in.
OPMERKING:
Als de functieregelknop (5) in de stand voor
de luchtfunctie staat en de pomp in bedrijf
is, wordt lucht alleen via de luchtpompslang
(7) gedoseerd, niet via de afdichtingsslang
(6).
Als er afdichtingsmiddel (witte vloeistof) door
de afdichtingsslang (6) stroomt:
1. Laat de pomp werken totdat er geen af-
dichtingsmiddel meer door de slang
stroomt (dit duurt meestal 30 tot 70 se-
conden). Terwijl het afdichtingsmiddel
door de afdichtingsslang (6) stroomt, kande drukmeter (3) een waarde tot 4,8 bar
(70 psi) aangeven. De waarde van de
drukmeter (3) neemt snel af van ongeveer
4,8 bar (70 psi) tot de werkelijke banden-
spanning wanneer de fles met afdich-
tingsmiddel (1) leeg is.
2. Als de fles met afdichtingsmiddel (1) leeg
is, begint de pomp onmiddellijk met het
inspuiten van lucht in de band. Laat de
pomp werken en vul de band totdat de
bandenspanning is bereikt die op de stic-
ker op de B-stijl aan de bestuurderszijde
is vermeld (aanbevolen bandenspanning).
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de band niet binnen 15 minuten wordt ge-
vuld tot een druk van ten minste 1,8 bar
(26 psi):
• De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen) om
de bandenspanning te verminderen tot de
voorgeschreven bandenspanning voordat u
verder gaat.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
214
Als de band binnen 15 minuten is gevuld tot de
aanbevolen bandenspanning of tot een span-
ning van ten minste 1,8 bar (26 psi):
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen.
2. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van de bovenkant van de fles met
afdichtingsmiddel (1) en breng de sticker
aan op het instrumentenpaneel.
3. Maak de afdichtingsslang (6) onmiddel-
lijk los van het ventiel, breng de dop weer
aan op de fitting aan het uiteinde van de
slang, en berg de bandservicekit op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
Ga snel door naar (D) "Rijden met de
auto".
LET OP!
• De metalen fitting van de stekker (8) kan
na gebruik heet zijn en moet daarom
voorzichtig worden gehanteerd.
• Als u de dop niet op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6)
aanbrengt, kan afdichtingsmiddel in
aanraking komen met uw huid, kleiding
LET OP!
en het interieur van de auto. Ook kan
dan afdichtingsmiddel in contact komen
met interne onderdelen van de banden-
servicekit, waardoor de kit onherstelbaar
beschadigd kan raken.
(D) Rijden met het voertuig:
Rijd onmiddellijk na het inspuiten van het
afdichtingsmiddel en het vullen van de band
ongeveer 8 km (5 mijl) of tien minuten om
ervoor te zorgen dat het afdichtingsmiddel uit
de bandservicekit goed in de band wordt
verdeeld. Rijd niet sneller dan 90 km/u
(55 mph).
WAARSCHUWING!
Met de bandenreparatieset kunt u een
lekke band niet permanent repareren. Laat
de band controleren, repareren of vervan-
gen na gebruik van de bandenreparatieset.
Rijd niet sneller dan 90 km/u (55 mph)
totdat de band is gerepareerd of vervan-
gen. Als geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwing, kan dit ernstig of do-
WAARSCHUWING!
delijk letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omgeving.
(E) Na het rijden:
Parkeer op een veilige plaats. Lees eerst
"Wanneer u stopt om de bandenservicekit te
gebruiken" voordat u verder gaat.
1. Druk de functieregelknop (5) in en draai
hem naar de stand voor de luchtfunctie.
2. Maak de stekker los en steek de stekker in
de 12 Volt-aansluiting van de auto.
3. Maak de luchtpompslang (7) (zwart) los
en schroef de fitting aan het uiteinde van
de slang (7) op het ventiel.
4. Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de bandenspanning lager is dan 1,3 bar
(19 psi):
De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
215
Als de bandenspanning 1,3 bar (19 psi) of meer
bedraagt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de ban-
denservicekit in te schakelen en vul de
band totdat de bandenspanning is bereikt
die op de band en op de band- en bela-
dingsinformatiesticker in de portierope-
ning aan de bestuurderszijde is vermeld.
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven bandenspanning
voordat u verder gaat.
2. Koppel de bandenservicekit los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.
3. Berg de bandenserviceset op de daarvoor
bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegenheid
repareren of vervangen door een erkende
dealer of een bandenservicebedrijf.5. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van het instrumentenpaneel nadat
de band is gerepareerd.
6. Laat de fles met afdichtingsmiddel (1) en
de afdichtingsslang (6) zo snel mogelijk
vervangen door een erkende dealer. Raad-
pleeg paragraaf "(F) Fles met afdichtings-
middel en slang vervangen".
OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat de erkende
dealer of het bandenservicebedrijf dan weten
dat de band is afgedicht met de bandenser-
vicekit.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en slang
vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6) (doorzich-
tig) los.
2. Zoek de ronde knop voor het losmaken van
de fles in het verzonken gedeelte onder de
fles.
3. Druk op de knop voor het losmaken van de
fles met afdichtingsmiddel. De fles met
afdichtingsmiddel (1) springt omhoog.
Verwijder de fles en voer deze volgens de
voorschriften af.4. Verwijder eventuele resten van het afdich-
tingsmiddel van de houder van de
bandenservicekit.
5. Breng de nieuwe fles met afdichtingsmid-
del (1) zo aan in de houder dat de afdich-
tingsslang (6) wordt uitgelijnd met de
slangsleuf in de voorzijde van de behui-
zing. Druk de fles in de behuizing. U hoort
een klik die aangeeft dat de fles goed op
zijn plaats zit.
6. Controleer of de dop op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6) is
aangebracht en berg de slang op (aan de
onderzijde van de luchtpomp).
7. Berg de bandenservicekit weer op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
216
Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
startkabels moet worden gestart, dient u de
accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten inspecteren.
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
BRANDSTOF TANKEN IN
NOODGEVALLEN
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep
Wanneer u de brandstofvulklep niet kunt ope-
nen, kunt u gebruikmaken van de noodont-
grendeling van de tankklep.
1. Open de achterklep.2. Verwijder met de punt van uw sleutel het
klepje van de ontgrendelkabel in het rech-
ter bekledingspaneel.
3. Pak de ontgrendelkabel vast en trek hem
omhoog om de brandstofvulklep te
ontgrendelen.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting van de motor verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer — zet de keuzehendel in
NEUTRAL wanneer u stilstaat, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Wanneer de temperatuurmeter in de
H-zone staat, zet dan de auto veilig stil aan
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
LET OP!
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald op "H" blijft staan
en u een geluidssignaal hoort, zet de motor
dan onmiddellijk af en neem contact op
voor service.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
219
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD......228
Gepland onderhoud — benzinemotor . .228
Gepland onderhoud — dieselmotor . . .232
MOTORCOMPARTIMENT......236
2.4-liter motor................236
3.2-liter motor................237
2.0-liter dieselmotor............238
2.2-liter dieselmotor............239
Oliepeil controleren............240
Koelsysteem.................240
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.....241
Remsysteem.................241
Handgeschakelde versnellingsbak — indienaanwezig...................242
Automatische versnellingsbak......242
Onderhoudsvrije accu...........243
DEALERSERVICE...........243
Ruitenwisserbladen............244
HET VOERTUIG OMHOOG TE
BRENGEN.................248
BANDEN..................248
Banden — Algemene informatie.....248
Type banden.................253
Reservewielen — indien aanwezig. . . .254
Verzorging van velgen en wieldoppen . .256Sneeuwkettingen
(tractiehulpmiddelen)...........257
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................258
HET VOERTUIG STALLEN.....259
CAROSSERIE..............260
Behoud van de carosserie.........260
INTERIEUR................261
Stoelen en bekleding............261
Kunststof- en gelakte onderdelen. . . .262
Lederen onderdelen.............262
Ruitoppervlakken..............262
SERVICE EN ONDERHOUD
227
GEPLAND ONDERHOUD
Gepland onderhoud — benzinemotor
De geplande onderhoudsbeurten in deze
handleiding moeten op de aangeduide tijd-
stippen of kilometerstanden worden uitge-
voerd om uw garantie te behouden en opti-
male betrouwbaarheid en prestaties van het
voertuig te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige
omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk
meer onderhoud vereist. Laat ook telkens
inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt no-
dig heeft.
De melding "Oil Change Required" (olie ver-
versen) wordt weergegeven op het display in
de instrumentengroep en er klinkt een ge-
luidssignaal om aan te geven dat de olie
ververst moet worden.Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7000 mijl) na de laat-
ste olieverversing weergegeven. Laat het on-
derhoud zo snel mogelijk, binnen 800 km
(500 mijl), uitvoeren.
OPMERKING:
• Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste olie-
verversing. Ververs de olie van uw voertuig
wanneer de laatste verversingsbeurt langer
dan 12 maanden geleden is, ook wanneer
het bericht voor olieverversing NIET wordt
weergegeven.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• Onder geen beding mogen de intervalter-
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km (7500 mijl) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd. Als deze geplande olie-
beurt wordt uitgevoerd door iemand anders
dan uw erkende dealer, kan het bericht wor-
den gereset door de stappen te volgen zoalsbeschreven in de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw in-
strumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie.
Eenmaal per maand of voor een lange rit
• Oliepeil controleren.
• Niveau van de ruitensproeiervloeistof con-
troleren.
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Rou-
leer banden bij de eerste tekenen van on-
gelijkmatige slijtage, zelfs voordat de indi-
cator voor olie verversen gaat branden.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir en de hoofdremcilinder
en vul indien nodig vloeistof bij.
• De werking van alle lampen binnen en
buiten controleren.
Bij elke olieverversing
• Olie verversen en filter vervangen.
• Banden rouleren.Rouleer de banden bij de
eerste tekenen van ongelijkmatige slijtage,
zelfs voordat de indicator voor olie verversen
gaat branden.
SERVICE EN ONDERHOUD
228
Afstand of verstreken tijd (wat het
eerst komt)
7500
15.000
22.500
30.000
37.500
45.000
52.500
60.000
67.500
75.000
82.500
90.000
97.500
105.000
112.500
120.000
127.500
135.000
142.500
150.000
Of maanden: 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168 180 192 204 216 228 240
Of kilometer:
12.000
24.000
36.000
48.000
60.000
72.000
84.000
96.000
108.000
120.000
132.000
144.000
156.000
168.000
180.000
192.000
204.000
216.000
228.000
240.000
Visuele controle uitvoeren van:
carrosserie, bodemplaatbescher-
ming, pijpen en leidingen (uit-
laat - brandstof - remmen), rub-
berdelen (hoezen, bussen,
manchetten enz.).XXX X X X X X X X
Homokinetische koppelingen
controleren.XX X X X X X X X X
Remvloeistof om de 24 maanden
verversen bij gebruik van DOT
4-remvloeistof.*XXX X X X X X X X
Werking van de parkeerrem con-
troleren.XX X X X X X X X X
Luchtfilter van motor vervangen. X X X X X
Airconditioning-/
interieurluchtfilter vervangen.XX X X X X X X X X
Bougies vervangen (2.4-liter en
3.2-liter motoren).**XX
Koelsysteem doorspoelen en
koelvloeistof verversen na
10 jaar of 240.000 km
(150.000 mijl), afhankelijk van
wat eerst komt.XX
SERVICE EN ONDERHOUD
230
• Taxi, politie of besteldiensten (gebruik als
bedrijfswagen).
• Rijden in het terrein of de woestijn.
Gepland onderhoud — dieselmotor
Uw auto is uitgerust met een automatische
indicator voor olieverversing. De indicator
voor olieverversing herinnert u eraan dat uw
auto een onderhoudsbeurt nodig heeft.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden
van de motor wordt het bericht voor olie
verversen weergegeven. Dit betekent dat uw
auto een onderhoudsbeurt nodig heeft. Om-
standigheden zoals frequente korte ritten,
gebruik van de trekhaak, zeer hoge of lage
omgevingstemperaturen zijn van invloed op
de weergave van het bericht "Oil Change
Required" (olieverversing vereist). Bij zware
bedrijfsomstandigheden kan het bericht voor
olie verversen eerder gaan branden dan vol-
gens de specificaties. Laat het onderhoud zo
snel mogelijk, binnen 805 km (500 mijl),
uitvoeren.Om u de beste rijervaring te bieden heeft de
fabrikant een specifiek onderhoudsschema
opgesteld aan de hand waarvan u kunt zorgen
dat uw auto goed en veilig blijft rijden.
De fabrikant raadt aan deze onderhoudsbeur-
ten te laten uitvoeren bij de dealer waar u de
auto heeft aangeschaft. De monteurs bij de
dealer kennen uw auto het beste en hebben
toegang tot informatie van fabrieksgetrainde
specialisten, originele onderdelen van Mopar
en speciaal ontworpen elektronisch en me-
chanisch gereedschap waarmee kostbare re-
paraties in de toekomst kunnen worden voor-
komen.
De onderhoudsbeurten moeten worden uitge-
voerd zoals aangegeven in dit hoofdstuk.
OPMERKING:
•Het feitelijke interval voor het verversen van
de olie en vervangen van het motoroliefilter is
afhankelijk van de gebruiksomstandigheden
van het voertuig. Het wordt aangegeven door
het waarschuwingslampje of bericht (indien
aanwezig) op het instrumentenpaneel. Het
mag niet groter zijn dan 20.000 km
(12.500 mijl) of 12 maanden.•Koelsysteem doorspoelen en koelvloeistof
verversen na 120 maanden of 240.000 km
(150.000 mijl), afhankelijk van wat eerst
komt.
•Ongeacht het aantal gereden kilometers moe-
ten de distributieriem en hulpaandrijfriemen
bij gebruik onder bijzonder zware omstandig-
heden (koud klimaat, stadsverkeer, langdurig
stationair draaien) om de 4 jaar worden ver-
vangen, en in alle overige gevallen ten minste
om de 6 jaar. Deze onderhoudsintervallen
mogen onder geen beding worden
overschreden.
Eenmaal per maand of voor een lange rit
• Oliepeil controleren.
• Niveau van de ruitensproeiervloeistof con-
troleren.
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Rou-
leer banden bij de eerste tekenen van on-
gelijkmatige slijtage, zelfs voordat de indi-
cator voor olie verversen gaat branden.
SERVICE EN ONDERHOUD
232