3-115
Kenmerken van uw auto
3
Parking Distance Warning-
systeem (achteruit)
(indien van toepassing)
[A] : Sensor
Het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit) waarschuwt de
bestuurder tijdens het achteruitrijden
met een geluidssignaal zodra deafstand tussen de auto en een
voorwerp achter de auto minder dan
120 cm wordt.
Dit systeem is een aanvullend
systeem, dat alleen werkt in het
gebied dat door de parkeersensoren
wordt gedekt.
Werking van de parkeerhulp
Werking
• Het systeem wordt ingeschakeldals de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld en het contact in
stand ON staat. Maar als de
rijsnelheid hoger is dan 5 km/h,
registreert het systeem obstakelsmogelijk niet.
• Als de rijsnelheid hoger is dan 10 km/h, geeft het systeem u geen
waarschuwing meer als een
obstakel wordt gesignaleerd.
• Als er zich meerdere voorwerpen achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.•Kijk voordat u achteruitrijdt
ALTIJD om u heen om te
controleren of de omgeving
vrij is van objecten en
obstakels, om een aanrijding
te voorkomen.
•Wees extra voorzichtig als u
dicht langs voorwerpen of
personen, in het bijzonder
kinderen, rijdt.
•Houd er rekening mee dat
sommige voorwerpen
mogelijk niet op het scherm
worden weergegeven of door
de sensoren worden geregist-
reerd als gevolg van deafstand tot het obstakel of het
formaat of het materiaal van
het obstakel. Al deze zaken
kunnen de effectiviteit van desensor beperken.
WAARSCHUWING
OOS047042
3-116
Kenmerken van uw auto
Soorten waarschuwingssignalenHet Parking Distance Warning-systeem (achteruit)uitschakelen (indien van toepassing)
Druk op de toets om het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit) uit te schakelen. Hetcontrolelampje in de toets gaat
branden.
WaarschuwingssignalenControlelampje
Als een voorwerp zich 120 - 60 cm van de achterbumper bevindt:
Zoemer klinkt met tussenpozen
Als een voorwerp zich 60 - 30 cm van de achterbumper bevindt:
Zoemer klinkt vaker
Als een voorwerp zich binnen 30 cm van de achterbumper bevindt:
Zoemer klinkt onafgebroken.
• Het controlelampje wijkt mogelijk af van de afbeelding, afhankelijk van objecten en de status van sensoren. Als het controlelampje
knippert, adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
• Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer met tussenpozen klinkt wanneer u de selectiehendel in stand R (achteruit)
zet, zit er mogelijk een storing in het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit). In dat geval adviseren we u om uw auto zo snel
mogelijk te laten controleren door een officiële HYUNDAI-dealer.
AANWIJZINGOOS047045L
3-117
Kenmerken van uw auto
3
Gevallen waarin het ParkingDistance Warning-systeem(achteruit) niet werkt
Het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit) werkt in de
volgende gevallen mogelijk niet
goed:
• Er zit ijs op de sensor.
• Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de
sensor.
De werking van het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit) wordt in de volgende
omstandigheden mogelijk
verstoord:
• Bij het rijden op oneffen wegen enop hellingen.
• Als bepaalde harde geluiden, zoals claxons, zware motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens en
dergelijke de werking van de
sensoren beïnvloeden.
• Bij zware regenval of opspattend water.
• Als afstandsbedieningen of mobie- le telefoons in de buurt van de
sensoren aanwezig zijn. • Als de sensor is bedekt met
sneeuw.
• Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting of accessoires of als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik neemt in de
volgende gevallen mogelijk af:
• Bij extreem hoge of lage buiten-temperaturen.
• Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm in diameter.
De volgende voorwerpen worden
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren:
• Smalle voorwerpen als touwen,kettingen enz.
• Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor
absorberen, zoals kleding,
sponsachtige materialen en
sneeuw.
Voorzorgsmaatregelen Parking
Distance Warning-systeem(achteruit)
• Het waarschuwingssignaal van het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit) klinkt mogelijk
niet consistent als het voorwerp
achter de auto beweegt of een
grillige vorm heeft.
• De correcte werking van het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit) kan verstoord
raken als de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd of als de bumper of een
sensor beschadigd is. Achterafgemonteerde accessoires kunnen
het bereik van de sensoren ook
beïnvloeden.
Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit), vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
WAARSCHUWING
3-118
Kenmerken van uw auto
• Voorwerpen die kleiner zijn dan 30cm worden mogelijk niet of niet
goed geregistreerd.Wees alert.
• Als de sensor bedekt is met sneeuw, vuil of water werkt deze
mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaaktmet een zachte doek.
• Druk, kras of stoot niet met harde voorwerpen tegen de sensor.
Anders kan het oppervlak van de
sensor beschadigd raken. De
sensor kan beschadigd raken.
• Spuit niet met een hogedrukreiniger direct op de
sensoren of de omgeving ervan.
Schokken door waterstralen uit de
hogedrukreiniger kunnen ervoor
zorgen dat het apparaat niet goed
werkt.Parking Distance Warning-
systeem (achteruit/vooruit)
(indien van toepassing)
[A] : Sensor achter, [B] : Sensor voorr Het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit/vooruit)
waarschuwt de bestuurder tijdens
het rijden met een signaal zodra deafstand tussen de auto en een
obstakel voor de auto minder dan100 cm of achter de auto minder dan
120 cm wordt.
Dit systeem is een aanvullend
systeem, dat alleen werkt in het
gebied dat door de parkeersensoren
wordt gedekt.
OOS047043
OOS047042
■
Front sensor
■Rear sensor
3-119
Kenmerken van uw auto
3
Werking van het ParkingDistance Warning-systeem(achteruit/vooruit)
Werking
• Het systeem wordt ingeschakeld door de toets voor het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit) in te drukken
terwijl de motor draait. • Wanneer u de selectiehendel in
stand R (achteruit) zet, gaatautomatisch het controlelampje op
de toets van het Parking Distance
Warning-systeem (achteruit/vooruit)
branden en wordt het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit) geactiveerd. Als
echter de rijsnelheid hoger is dan 10km/h, geeft het systeem u geen
waarschuwing meer als een
obstakel wordt gesignaleerd. Als de
rijsnelheid hoger is dan 20 km/h,
wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Druk op de toets van
het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit/vooruit) om het
systeem in te schakelen.
• Als er zich meerdere objecten achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.
•Kijk voordat u achteruitrijdt
ALTIJD om u heen om te
controleren of de omgeving
vrij is van objecten en
obstakels, om een aanrijding
te voorkomen.
•Wees extra voorzichtig als u
dicht langs voorwerpen of
personen, in het bijzonder
kinderen, rijdt.
•Houd er rekening mee dat
sommige voorwerpen
mogelijk niet op het scherm
worden weergegeven of door
de sensoren worden geregist-
reerd als gevolg van deafstand tot het obstakel of het
formaat of het materiaal van
het obstakel. Al deze zaken
kunnen de effectiviteit van desensor beperken.
WAARSCHUWING
OOS047045
3-120
Kenmerken van uw auto
Gevallen waarin het ParkingDistance Warning-systeem(achteruit/vooruit) niet werkt
Het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit/vooruit) werkt
mogelijk niet goed in de volgende
gevallen:
• Er zit ijs op de sensor.
• Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de
sensor.
De werking van het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit) wordt in de
volgende omstandigheden mogelijk
verstoord:
• Bij het rijden op oneffen wegen,zoals ongeplaveide wegen, grind, drempels of hellingen.
• Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons,
racemotor-fietsen, luchtremmen
van vrachtwa-gens en dergelijke
de werking van de sensoren
beïnvloeden.
• Bij zware regenval of opspattend water.
• Het controlelampje wijkt mogelijk af van de afbeelding, afhankelijk
van objecten en de status van sensoren. Als het controlelampje
knippert, adviseren we u het systeem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
• Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer met tussenpozen klinkt wanneer u de selectiehendel in stand R (achteruit)
zet, zit er mogelijk een storing in het Parking Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit). In dat geval adviseren we u om uw auto zo snel
mogelijk te laten controleren door een officiële HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING
Afstand tot
voorwerpWaarschuwing slampjeWaarschuwingssi gnaalWanneer de autovooruitrijdtWanneer de autoachteruitrijdt
61 ~ 100(24 ~39)Voor-Zoemer klinkt met tussenpozen
61 ~ 120(24 ~47)Achter-Zoemer klinkt met tussenpozen
31 ~ 60
(12 ~24)VoorZoemer klinkt met
kortere tussenpozen
Achter-Zoemer klinkt met
kortere tussenpozen
30
(12)VoorZoemer klinkt
onafgebroken
Achter-Zoemer klinkt
onafgebroken
Soorten waarschuwingssignalencm (in)
3-121
Kenmerken van uw auto
3
• Door afstandsbedieningen ofmobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
• Als de sensor is bedekt met sneeuw.
• Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting of
accessoires of als de bumper-
hoogte of de inbouwpositie van de
sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik kan in de
volgende gevallen afnemen:
• Bij extreem hoge of lagebuitentemperaturen.
• Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
De volgende objecten worden
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren:
• Smalle objecten als touwen,kettingen of paaltjes.
• Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige
materialen en sneeuw.
Voorzorgsmaatregelen Parking
Distance Warning-systeem(achteruit/vooruit)
• Het waarschuwingssignaal van het Parking Distance Warning-
systeem (achteruit/vooruit) klinktmogelijk niet consistent als het
voorwerp achter de auto beweegt
of een grillige vorm heeft.
• De correcte werking van het Parking Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit) kan verstoord
raken als de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd of als de bumper of een
sensor beschadigd is. Achterafgemonteerde accessoires kunnen
het bereik van de sensoren ook
beïnvloeden. • Voorwerpen die kleiner zijn dan
30 cm worden mogelijk niet of niet
goed geregistreerd. Wees alert.
• Als de sensor bedekt is met sneeuw, vuil of water werkt deze
mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaaktmet een zachte doek.
• Druk of sla niet op de sensor en voorkom dat er krassen op de
sensor komen. De sensor kan
beschadigd raken.
• Spuit niet met een hogedrukreiniger direct op de
sensoren of de omgeving ervan.
Schokken door waterstralen uit de
hogedrukreiniger kunnen ervoor
zorgen dat het apparaat niet goed
werkt.
Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit), vallen niet
onder de garantie. Rijd altijd
veilig en voorzichtig.
WAARSCHUWING
3-133
Kenmerken van uw auto
3
Automatische verwarming en
airconditioning
Het automatisch verwarmings- en
ventilatiesysteem wordt bediend
door de gewenste temperatuur in testellen.
1. Druk op toets AUTO. (3)
De te gebruiken uitstroomopenin- gen, de aanjagersnelheid, deluchtinlaat en de airconditioning
worden automatisch geregeld op
basis van de gekozen temperatuur.
2. Draai de temperatuurregelknop(1) om de gewenste temperatuur
in te stellen. Wanneer de laagst
mogelijke temperatuur wordtingesteld, zal de airconditioning
continu blijven werken. Stel, zodra
het interieur voldoende is
afgekoeld, de knop indien mogelijk
in op een hogere temperatuur. Druk op een van de volgende
toetsen om de automatische werking
uit te schakelen:
- Luchtcirculatietoets
- Toets voorruitontwaseming (Druk
de toets nogmaals in om de
voorruitontwasemingsfunctie te
deselecteren. Het teken AUTO
wordt nogmaals op het
informatiescherm weergegeven.)
- Aanjagertoets De geselecteerde functie wordthandmatig bediend terwijl deandere functies automatisch
werken.
Voor uw gemak en om de effectiviteit
van het verwarmings- en
ventilatiesysteem te verbeteren, kunt
u de toets AUTO gebruiken en de
temperatuur instellen op 23°C. Informatie
Plaats nooit iets in de buurt van de
sensor, zodat een optimale werking
van het verwarmings- en air-
conditioningssysteem gegarandeerd
blijft.
Handmatig bediende
verwarming en airconditioning
Het verwarmings- en airconditio- ningssysteem kan handmatig
worden geregeld met andere toetsen
dan de toets AUTO. In deze stand
werkt het systeem sequentieel,
afhankelijk van de gekozen toetsen.
i
OOS047308